Duitse restjes Andre Matthijsse
Het is spijtig, maar het is nu eenmaal zo: in de loop van de maanden blijven er boeken liggen, die, daarom, niet de aandacht krijgen die ze verdienen.
Dat was bijvoorbeeld het geval met Montauk van Max Frisch, de Zwitserse schrijver die in de Bondsrepubliek vooral aandacht trok met zijn rede tgv. de hem toegekende Friedenspreis des Deutschen Buchhandels 1976.
Het waarom mag blijken uit de volgende passage:
Dass es gelungen ist, sogar die Jugend in die Resignation zu zwingen, ist kein Triumph der Demokratie. Die hektische Suche nach dem Verfassungsfeind, wobei man sich selber für verfassungstreu hält, ohne die grossen Versprechen der Verfassung zu erfüllen, die Suche nach dem Sündenbock also, begleitet von dem pharisäerhaften Erbarmen mit den Dissidenten anderswo, kenzeichnet eine Gesellschaft, die Angst davor hat, dass ihr Bekenntnis, das Demokratische, beim Wort genommen wird: eine Profit-Konkurrentz-Gesellschaft mit demokratischem Vokabular, wobei es eine Lüge wäre zu sagen, eben die Konkurrenz garantiere ja, dass die Leistung entscheide; es bleibt, wie liberal man sich in der Rede auch gibt, eine Konkurrenz zwischen Bevorzugten und Benachteiligten. Um aus der öffentlichen Diskussion zu verbannen, was die Bevorzugten ungern hören, nämlich Kritik an der veritablen Struktur unsrer Gesellschaft und Zielvorstellungen, demokratische, genügt heute schon da und dort das Etikett: LINKS, wie es einmal genügt hat, vor langer Zeit, zu sagen: ENTARTET. Nun meine ich nicht, dass Geschichte sich haargenau wiederhole. Ich beobachte bloss: ein Klima des Ressentiments. Kein Fememord; nur eben eine Allergie gegenüber politischem Bewusstsein, das zu analysieren vermag. Keine Schutzhaft; nur eben die Verweigerung des Diskurses, hierfür genügt zunächst der RADIKALENERLASS, die Legitimation eines Ressentiments durch den administrativen Pakt mit diesem Ressentiments.
En daar kon men het in de Bondsrepubliek mee doen. Overigens zit Frisch met deze visie geheel op de lijn van Heinrich Böll. In zijn kritiek op het cultuurpolitieke klimaat van de Bondsrepubliek hamert Böll voortdurend op het democratisch belang van een volkomen vrij funcionerend politiek bewustzijn, van het effect dat het huidige klimaat op de jeugd heeft, al gehad heeft.
Vandaar dat zijn ‘satire’ Mededeling over de politieke betrouwbaarheid teleurstellend is. Het boekje speelt met het werk van de geheime dienst, en wel dat deel van die dienst dat zich bezig houdt met de ‘democratische gezindheid’ van de Duitse burger; dat kortom penetreert in verdachte kringen: studenten, kunstenaars etc. De grap is hier dat die beambten zich zo goed camoufleren, dat ze van elkaar niet weten, elkaar gaan schaduwen en rapporteren etc. Bölls satire bestaat uit die rapportage: negen geheime verslagen die de absurditeit van dit gesnuffel aan de kaak stelt.
Dat heeft natuurlijk dolkomische kanten, maar het enige wat hier in wezen wordt gepakt, is de absurditeit van een doldraaiende burocratie. Bölls satirisch model is naar believen voor elk ander onderwerp te gebruiken mits het samenhang heeft met dat burocratisch apparaat. Het gesnuffel naar de ‘democratische gezindheid’ blijft met andere woorden buiten schot. En dat is voor een satire die op dit moment in de Bondsrepubliek naar aanleiding juist daarvan wordt geschreven teleurstellend.
Terug naar Frisch. Montauk is eigenlijk een voortzetting van zijn dagboeken; met dien verstande dat dagboek en fictie dooreen lopen. De zeggingskracht van deze combinatie is te interessant om nu in enkele regels af te doen; mede gelet op andere (her-)uitgaven van en over Frisch lijkt het me beter daar later op terug te komen. Let ondertussen nog wel op de herdruk van Frisch' Ontwerpen voor een IK, de Nederlandse vertaling van Mein Name sei Gantenbein, nu uitgebracht onder de titel Gantenbein; een onbetwist meesterwerk!
De Oostduitse schrijver Reiner Kunze - als ik het wel heb, heeft hij zich inmiddels in de Bondsrepubliek gevestigd - publiceerde bij de Fischer Verlag Die wunderbaren Jahre, korte samenhangende prozastukken, in het Nederlands vertaald met Geweldige jaren. Prachtig geschreven miniaturen vaak, die een indringend beeld geven van een leven in de DDR. Ik kan me heel goed voorstellen waarom dit boek in de DDR niet mocht worden gepubliceerd - wat ik niet begrijp is de opmerking op het omslagbandje van de Nederlandse uitgave: ‘Verboden in de DDR’. Dergelijke aanprijzingen bevestigen mijn indruk dat bepaalde schrijvers niet om literaire of maatschappelijke motieven voor vertaling in aanmerking komen, maar vanwege het goedkoop commerciële motief dat wie ‘daar’ verboden is ‘hier’ bekend is (of moet worden gemaakt), omdat wat ‘daar’ verboden is ‘hier’ goed is en dus makkelijk verkoopbaar; of zoiets, maar in ieder geval is het feit dat een boek ‘daar’ verboden is geen argument om dat boek ‘hier’ aan te prijzen.
Tenslotte nog het Fabulierbuch van Hermann Hesse, nu in het Nederlands vertaald onder de titel Fabuleuze vertellingen. Een enkel verhaal uit deze bundel was al, zij het lang geleden eerder in het Nederlands vertaald (Uit de jeugd Van de heilige Franciscus van Assisi), maar in deze samenhang, hoe heterogeen ook, beter geplaatst. De bundel geeft beter dan welke andere bundel of bundeling van verhalen of fragmenten van of uit Hesse's werk een indruk van Hesse's literaire en geestelijke leefwereld. Voor wie Hesse wil leren kennen, vormen deze vertellingen een prima introductie.
HEINRICH BÖLL: Mededeling over de politieke betrouwbaarheid
vertaling: Jan Bernard
Elsevier 48 blz. 7,90 |
MAX FRISCH: Montauk
vertaling: Hans Bakx
Meulenhoff 144 blz. 18,50 |
MAX FRISCH: Gantenbein
vertaling: Hermien Manger
Meulenhoff 280 blz. 26,50 |
REINER KUNZE: Geweldige jaren
vertaling: Tom Graftdijk
Arbeiderspers 143 blz. 13,50 |
HERMANN HESSE: Fabuleuze vertellingen
vertaling: Theodoor Daquesnoy
Arbeiderspers 267 blz. 25,- |