werk. Toen hij dan zowat veertig was (misschien was het de natuur die haar tol eiste, of misschien was de eenzaamheid hem te machtig geworden) besloot hij toch maar te gaan trouwen. Dat bleek overigens nog niet eens zo eenvoudig te zijn, niettegenstaande het feit dat er aan huwbare vrouwen in het dorp geen gebrek was. Zijn gesprekken over de opmerkelijke bastaardplant konden de verloofdes nog bolwerken, en zij gingen er zelfs mee akkoord de last van de wetenschappelijke heldendaad gezamelijk, hand in hand, door het leven te torsen, in de stille hoop dat deze gekkigheid mettertijd vanzelf wel over zou gaan. Zodra echter de zaak voor de bakker leek, was er maar zelden een die het er langer dan een kwartier kon harden. Men zegt dat één huwelijkskandidate al na een minuut tegen de vlakte ging. En wel om de volgende reden. De verschillende soorten mest voor zijn teelexperimenten had Gladysjev thuis in speciale potjes opgeslagen. Dat waren potjes turfhumus, maar ook potjes met paarde- en koeiemest en potjes kippedrek. Gladysjev hechtte zeer veel waarde aan de juiste bemesting. Hij combineerde de verschillende soorten met elkaar, hield ze op een bepaalde temperatuur door ze op de kachel, de schoorsteenmantel en de vensterbank te laten uitgisten. Niet alleen 's zomers maar ook 's winters - en dat bij gesloten vensters!
En alleen de toekomstige Aphrodite, die geen enkele illusie aangaande haar charmes koesterde, beet door de zure appel heen. Zij wilde ontzettend graag trouwen.
Toen Gladysjev begreep dat er weinig anders op zat, had hij haast besloten de huwelijksdroom voor altijd op te geven maar kwam toch tot een andere slotsom. Hij dacht namelijk dat als hij deze Jefrosinja, waar niemand wat in zag, tot vrouw zou nemen, zij hem met totale toewijding aan hem en aan de wetenschap voor zijn edelmoedigheid zou belonen.
Edoch, zoals het spreekwoord luidt, de mens wikt maar God beschikt. In het begin wilde Jefrosinja hem nog wel belonen, maar na de geboorte van Heracles verklaarde zij de oorlog aan deze potjes, onder het voorwendsel dat ze schadelijk zouden zijn voor de baby. Aanvankelijk via toespelingen en met gebruik van overredingskracht, later door het maken van scènes. Zij zette de potjes in de bijkeuken. Gladysjev zette ze weer terug. Ze probeerde de potjes kapot te slaan, maar kreeg lik op stuk van Gladysjev, ofschoon hij over het algemeen geen voorstander van geweld was. Een paar keer vertrok zij met de baby naar het huis van haar ouders aan het andere eind van het dorp, maar elke keer werd zij door haar moeder weer teruggejaagd.
Tenslotte had zij zich met haar lot verzoend, zij had nu overal lak aan en begon te verslonzen. Vroeger stond zij al niet als een schoonheid bekend, maar nu begon zij God mag weten waarop te lijken.
Zo, dat was dan zo'n beetje de hele geschiedenis.
Laat ons nu terugkeren naar de plaats waar wij ons verhaal begonnen waren.
Welnu, Tsjonkin stond bij zijn vliegtuig, Gladysjev rommelde in zijn moestuin, en Aphrodite zat op de stoep met de baby in haar armen en sloeg haar wederhelft met onverholen afkeer gade.
‘Hé, dag buur!’ riep Tsjonkin Gladysjev toe.
Deze hing boven zijn zoveelste Wens. Hij richtte zich op, lichtte met twee vingers zijn hoed een stukje op en antwoordde stijfjes: ‘Een goede morgen.’
Tsjonkin zette zijn geweer tegen het vliegtuig aan en liep naar het hek toe dat de twee tuinen van elkaar scheidde.
‘Zo buur, ik zie dat je weer druk aan de slag bent. Krijg jij daar nou nooit genoeg van?’
‘Tja, hoe moet ik het zeggen,’ antwoordde Gladysjev met ingetogen waardigheid. ‘Ik doe dit niet voor mezelf, weet je. Het gaat mij niet om het persoonlijke gewin maar om het wetenschappelijk belang. Is het waar dat jij vannacht onder de vliegtuigmachine geslapen hebt?’
‘Ach, de ouwe hap pit overal, hè, als het moet,’ zei Tsjonkin schertsend. ‘Het is warm weer, nog lang geen winter.’
‘Ja, ik kwam vanmorgen het huis uit, en wat zie ik, ik zie een stel voeten onder de vliegmachine uitsteken. Gut, denk ik, heeft Wanja vannacht soms buiten geslapen? Ik zeg nog tegen Aphrodite: “Moet je kijken, zeg ik, dat lijken Wanja's voeten wel die daar onder de vliegmachine uitsteken.” Hé, Aphrodite,’ riep hij om haar er als getuige bij te halen, ‘weet je nog dat ik vanmorgen tegen jou zei: ‘Moet je kijken, dat lijken Wanja's voeten wel die onder de vliegmachine uitsteken.’
Aphrodite bleef hem met dezelfde gezichtsuitdrukking aankijken, zij reageerde op geen enkele wijze op de tot haar gerichte woorden.
Tsjonkin keek Gladysjev aan, slaakte een zucht en zei toen tot zijn eigen verbazing: ‘Ja, ik heb ruzie met de vrouw, hè. Ik ben van haar af, snap je? Daarom heb ik vannacht buiten geslapen.’
‘Wat zeg je me nou?’ zei Gladysjev verontrust.
‘Ach ja, hè,’ ging Iwan een rechtstreeks antwoord uit de weg. ‘We kregen woorden, hè, en van het een kwam het ander, hè, zij janken en zo. Ik had daar schijt aan, hè, ik pakte mijn jas, mijn geweer en mijn plunjezak - en wat heb ik meer? - en weg was ik.’
‘Dat is het dus,’ zei Gladysjev, verbaasd zijn hoofd schuddend. ‘Weet je, ik ga vanmorgen naar buiten en ik denk gut, zijn dat jouw voeten niet die onder de vliegmachine uitsteken. Zo, dus jullie hebben ruzie?’
‘Zo kun je het wel stellen, ja,’ antwoordde Iwan nog verdrietiger.
‘Misschien heb je daar wel goed aan gedaan,’ opperde Gladysjev. Hij blikte schroomvallig naar zijn vrouw en fluisterde: ‘Zal ik jou eens wat vertellen, Wanja? Laat je niet met die wijven in. Ga er vandoor, zolang je nog jong bent. Weet je...kijk die van mij daar nou eens zitten, die ratelslang. Die tong van haar is gespleten, let maar op als je wat dichterbij staat en zij iets tegen je zegt. Je reinste slangentong. Als je eens wist, Wanja, hoeveel verdriet zij mij gedaan heeft, daar zijn geen woorden voor, dat is met geen pen te beschrijven. En dacht je dat ik de enige was? Alle mannen hebben ongelooflijk te lijden onder haar sekse. Neem nou de moderne tijd van ontwikkeling en vooruitgang, of neem de feiten uit het historische verleden.’ Hij loensde naar zijn vrouw en begon nog zachter te fluisteren, alsof hij een supergeheim nieuwtje meedeelde. ‘Toen tsaar Nikolaj de Eerste de dekabristen naar Siberie verbannen had, een verrot eind weg, toen legden hun vrouwen zich daar niet bij neer, nee, die pakten hun spullen bij elkaar en sjeesden er achter aan, ofschoon er in die tijd geeneens spoorwegen waren. Zij jak-