dienen.
Hiermee zijn we er. We are arrived at the Lighthouse. Niet alleen maar de ‘moments of being’; niet alleen maar ‘dabbling in dreams’, maar daarbij de zeer essentiële afwezigheid van watten, van de ogenblikken van ‘non-being’. In de plaats daarvan komt de destillatie van de dichter.
Omdat ik juist dit 33½ jaar geleden (in mijn exemplaar staat: ‘Bombay, Christmas 1943’) niet voldoende heb kunnen waarderen, heb ik ook To the Lighthouse toen niet voldoende kunnen waarderen. Deze roman is geen roman, zei ik toen. (Ik had trouwens groot gelijk ook - maar dan niet in de juiste zin.)
Na de eerste scènes, waarin Mrs Ramsay met haar jonge zoon zit, met James, die morgen zo graag naar de vuurtoren wil, terwijl haar moeilijke, intellectuele man met de jonge, snobistische Charles Tansley, hun gast en protégé, buiten op het terras heen en weer loopt, en nadat zij met Tansley naar het stadje gaat, heb ik slechts hier en daar in deze beroemdste van de Woolf romans gelezen. De literaire essays in beide delen van The Common Reader vond ik prettiger, maar ook gemakkelijker, leesvoer. En daarna, de latere bundels essayistisch werk, die na haar dood in 1941 door haar man Leonard Woolf zijn samengesteld.
Nagenoeg hetzelfde gold voor de roman Mrs Dalloway (1925). Ach, dat beeld zoals zij daar liep in het zonlicht in het St. James's Park te Londen, terwijl al die gedachten Mrs Dalloway door het hoofd draaien en schitteren - het is wel prachtig, als dichtwerk. Het is, psychologisch gevoelig en intelligent gezien. Het tintelt van leven. Maar ik vroeg om meer. Ik vroeg om hetgeen Virginia Woolf niet geven kon en geven wilde: de watten van het leven.
Dat is niet volkomen billijk tegenover mezelf. Weliswaar is een ‘verhaal’ in deze romans zoek, de watten van ‘ordinariness’, het cement dat vaak koortsachtig gevoelige gedachten en beelden aan elkaar moet binden. Weliswaar wil Virginia Woolf met wat Iris Murdoch eens de ‘ondoorzichtigheid van mensen’ noemde (de opacity of persons) geen genoegen nemen, en dit niet aanvaarden. Nee, zij richt integendeel haar microscoop steeds op iedereen en vooral op al hun gedachten, al hun emoties.
Maar zelfs als ik dit alles prachtig had gevonden, was er nog iets dat ik miste - iets van meer essentiële betekenis ook: haar figuren blijven voor een zeer groot deel wat zijzelf ‘disembodied voices’ noemt. Wij hebben hier niet met Mrs Ramsay, niet met Mrs Dalloway te maken. Wij hebben met de gedachten, emotie's, vervoeringen, herinneringen, angsten, vreugden van deze figuren te maken.
Ook van dit verschijnsel is in het essay ‘A Sketch of the Past’ de bron te vinden. Want als Virginia Woolf bezig is, verschillende voorbeelden te geven van ‘moments of being’, waarin de kiemen van haar schrijven lagen, zegt zij: ‘I am hardly aware of myself (mijn cursivering, J.B.) but only of the sensation’.
Later voegt zij hieraan toe: ‘I am only the container of the feeling of ecstasy’. Als zij daarna bezig is een roman te schrijven, wordt zij de overbrengster, de mededeelster daarvan. Haar Mrs Ramsays en Mrs Dalloways zijn nu de ‘containers’ geworden. Maar dan meer ‘containers’, meer een bundeling van emoties, vervoeringen, enz., dan afgeronde, tastbare personen.
Dat wil zeggen, de functie die Virginia Woolf op zich neemt als romanschrijfster, is die van de dichter. Wat ik, als lezer van romans, daarom mis - of liever miste - was niet alleen de ‘cotton-wool’, de sleur van het leven, maar ook grijpbare mensen.
Zij geeft hier heel veel voor in de plaats. Een voorbeeld van de vergoedingen die zij te bieden heeft, komt tegen het eind van het eerste deel van To the Lighthouse, als Mrs Ramsay, aan tafel met gezin en gasten gezeten, hun woorden als forellen ziet, die heen en weer dartelen in.... ja, wij zijn hier weer terug aan het uitgangspunt.... in water vol zonlicht. Licht en geluid. Deze passage is zo kenmerkend voor het wezen van haar romankunst, dat ik de betrokken regels graag zou willen citeren:
It could not last she knew, but at the moment her eyes were so clear that they seemed to go round the table unveiling each of these people, and their thoughts and their feelings, without effort, like a light stealing under water so that its ripples and the reeds in it and the minnows balancing themselves, and the sudden silent trout are all lit up hanging, trembling. So she saw them; she heard them; but whatever they said had also this quality, as if what they said was like the movement of a trout when, at the same time, one can see the ripple and the gravel, something to the right, something to the left; and the whole is held together;
Daar heeft men de essentie van dit proza en van deze dichterlijke wijze van de gedachtenwereld in beeld brengen. Hier wordt alles bij elkaar gehouden (‘the whole is held together’) niet door een verhaal, niet door het cement van het dagelijkse gebeuren, niet door de ‘cotton-wool’ van het realisme, maar door de visie van een schepper...en door haar stijl. Visie en stijl, een stijlvolle visie en een visuele stijl. Ziedaar het cement waarmee de wereld van Virginia Woolf bij elkaar wordt gehouden.
Verbazend is het niet, lijkt me, dat zij steeds weer ziek werd nadat zij zo'n ‘roman’ voltooid had; of dat zij zich af en toe tijdens dit soort scheppen een rustpauze gunde, om iets gemakkelijkers, zoals Orlando of Flush, te schrijven. Want meestal wordt zo'n inspanning door een dichter slechts over een pagina of over hoogstens een paar pagina's volgehouden. Zij echter moest dezelfde concentratie over de volle lengte van een roman, over drie honderd pagina's volhouden. Daarna kwam de ineenstorting, mijns inziens, haast onvermijdelijk: zij had zoveel van zichzelf gevergd.
Voor het geval dat voorafgaande een indruk zou achterlaten, van niets dan intensiteit, moet ik direct hieraan toevoegen, dat de humor in dit oeuvre bijna nergens zoek is. Deze humor is van een haast 18e eeuwse verfijning en geestigheid: afstand houden, glimlachen (zelfs als men vreselijke ervaringen heeft opgedaan - in haar geval het verlies van de ene steun na de andere in haar leven, de moeder, stiefzuster Stella Duckworth, haar vader, haar broer Thoby); oog hebben voor de absurditeit van ons menselijk doen; een spotternij, die niet altijd vriendelijk was, waar het de persoonlijke trekken van haar kennissen betrof; en zelfs een gevoel voor klucht, vooral het kluchtige van het zelfbedrog.
De lezer van Moments of Being moetin dit ver-