| |
| |
| |
Margaretha Ferguson
Virginia Woolf: om te leren lezen
Wie begint aan het werk van Virginia Woolf begint aan meer dan aan het lezen van een boek; niet alleen word je geconfronteerd met haar vorm en inhoud zeer rijk gedifferentieerd materiaal, je raakt door het boek heen ten sterkste betrokken bij de persoonlijkheid van de auteur, en voor je het weet heb je een hele wereld betreden die, naarmate je er meer van weet, je steeds meer gaat boeien.
Het is de wereld van een aristocratischintellectuele elite, gesitueerd in Londen en omgeving, die haar sterkste bloei beleefde tussen de jaren twintig en dertig van onze eeuw. De (wisselende) groep mensen die ermee te maken hadden, het (niet eenduidig te bepalen) geestelijke klimaat wat er heerste, werd door buitenstaanders aangeduid met de naam ‘Bloomsbury’. Bloomsbury vond zijn oorsprong in een periode dat Thoby Stephen, student in Cambridge, zijn vrienden meebracht naar de woning van zijn zusters Virginia en Vanessa na de dood van hun vader een min of meer zelfstandige huishouding voerden, gechaperoneerd door hun veel oudere stiefbroer George Duckworth die zoals Virginia droogjes opmerkte, ‘voor die arme meisjes Stephen niet alleen vader en moeder, broeder en zuster was; ook was hij hun minnaar.’ (Vertaling van dit en alle volgende citaten M.F.).
In ‘Moments of being’, tevoren ongepubliceerde autobiografische geschriften, beschrijft Virginia hoe zij en haar zuster laat in de avond in zekere spanning zitten te wachten, in een kamer die al vergeven is van rook en waar koffie en whisky zijn neergezet, tot de bel gaat. De zusters zijn reeds geheel en al opgenomen in het uitgaansleven van de Londense society waarvoor zij vermoeiend veel aandacht moeten besteden aan hun toilet. Tegen die achtergrond krijgt het zinnetje ‘We droegen geen wit satijn of echte parels; we waren helemaal niet gekleed’ zijn juiste reliëf. De heren studenten komen binnen, vouwen zich kalmpjes op op een hoek van de blijkbaar talrijke sofa's, en doen er lange tijd het zwijgen toe. Hoewel er diverse onderwerpen van gesprek worden aangesneden zijn de antwoorden kort: ‘Nee,’ of ‘Nee, dat heb ik niet gezien,’ of ‘Nee, daar ben ik niet geweest,’ of ‘Ik weet het niet.’
‘De conversatie,’ aldus Virginia, ‘kwijnde op een manier die onmogelijk zou zijn geweest in de salon van ons vorige huis. Toch was het stilzwijgen moeilijk, niet saai. Het leek of de maatstaf van wat de moeite van het zeggen waard was zo hoog was gestegen dat het beter was het zwijgen niet op onwaardige wijze te verbreken. Daar zaten we en keken naar de grond. Toen gebruikte Vanessa, die misschien gezegd had dat ze naar een schilderijententoonstelling was geweest, onvoorzichtig het woord ‘schoonheid’. Daarop hief één van de jonge mannen langzaam het hoofd op om te zeggen, ‘Het hangt er van af wat je verstaat onder schoonheid.’ Meteen spitsten we allemaal onze oren. Het was of de stier eindelijk was losgelaten in de arena.
Die stier kon ‘schoonheid’ zijn, kon ‘het goede’ zijn, kon ‘realiteit’ zijn. Wat het ook was, het was een of ander abstract vraagstuk dat nu al onze krachten te voorschijn riep. Nooit heb ik zo gespannen geluisterd naar iedere stap en halve stap in een gedachtenwisseling. Nooit heb ik mij zoveel moeite gegeven om mijn eigen kleine pijltje te scherpen en af te schieten.’
Virginia, de schrijfster, en Vanessa, de schilderes, blijven middelpunt van de door de jaren heen groter en kleiner wordende groep vrienden die zo'n toonaangevende rol hebben gespeeld in het culturele en politieke leven van die tijd. De namen van al die mensen zal ik niet opsommen; ze zijn overbekend, en bovendien bij herhaling te vinden in talloze boeken die zijn verschenen en nog steeds verder verschijnen over Virginia Woolf en vele andere betrokkenen bij ‘Bloonsbury’. Die overvloed aan herinneringen, levensbeschrijvingen, dagboeken, brievenverzamelingen, is het die het de lezer mogelijk maakt het leven en werken van deze mensen steeds vanuit een ander gezichtspunt te bezien. Duidelijk blijkt dat zij, ook al voelden zij zich soms sterk geïsoleerd, allerminst leefden in een ivoren toren. Virginia Woolf, om me daar nu maar toe te beperken, was heel intens betrokken op de maatschappelijke en politieke werkelijkheid van haar tijd en omgeving. De manier echter waarop zij die werkelijkheid omvormde tot kunst was zo eigen, zo avantgardistisch, zo niet-ophoudend experimenteel, dat niet alleen ‘het grote publiek’ daar niet gemakkelijk toegang toe had, maar ook haar eigen vrienden die toch intellectueel en artistiek voor geen kleintje vervaard waren, soms wat bevreemd reageerden.
Toen Virginia in 1915, ze was toen 33 jaar oud, haar eerste boek publiceerde waren daaraan al jaren voorafgegaan van onstuimig veel lezen, dagboekschrijven, boeken recenseren o.a. in the Times Literary Supplement. Het boek is getiteld The Voyage Out en gaat over de reis, per boot, van een aantal (zeer) Engelse mensen naar een subtropisch eiland waar zij
vacantie doorbrengen om de Engelse winter te ontvluchten. Het werk is wat wankel van compositie als je het met conventionele ogen bekijkt. De personages op wie in het begin alle aandacht gevestigd is komen aan het eind van het verhaal helemaal niet meer opdagen. Een jonge vrouw die we in het begin leren kennen door de ogen van de mensen die wij aanzien voor hoofdpersonen, trekt geleidelijk aan alle dramatische handelingen tot zich.
Je kunt deze gang van zaken vanuit een conventioneel gezichtspunt opvatten als onvolkomenheden in de compositie van de roman, je kunt ook zoeken naar ‘diepere samenhangen’ en er dan van uitgaan dat Virginia ook toen al bewust bezig was de wetten van de tradionele roman te doorbreken; dat zij zich al bezig was los te maken van het ‘vertellen van lotgevallen’ en het ‘uitbeelden van karakters’, teneinde zich intenser bezig te kunnen houden met het weergeven van zintuiglijke gewaarwordingen en met psychische ontwikkelingen.
Ik kies toch voor het conventionele standpunt dat deze roman onvolkomenheden vertoont, omdat de structuur van de roman conventioneel is en verwachtingen opwekt die niet worden vervuld. Mijn
| |
| |
kritiek baseert zich dus niet op abstracte theorieën hoe ‘de’ roman hoort te zijn, maar op het feit dat ieder werk zijn eigen wetten stelt. Lezing van The Voyage Out biedt echter toch meteen al zeer vele genietingen die mij typerend lijken voor Virginia Woolf's unieke talent. Het intellectuele echtpaar Ambrose dat zich zo aanstonds aan boord zal begeven van het schip, heeft moeite met het weggaan, vooral mevrouw Ambrose kan haar tranen niet inhouden. Al op de eerste bladzijde lezen we: ‘...een grote man schreed over de rand van de stoep met een dame aan zijn arm. Boze blikken troffen hun rug. De kleine geagiteerde gedaanten - want in vergelijking met dit paar leken de meeste mensen klein - uitgedost met vulpennen, en belast met aktentassen, hadden afspraken na te komen en kregen een weeksalaris, zodat er enige reden bestond voor de onvriendelijke blik besteed aan de lengte van meneer Ambrose en de mantel van mevrouw Ambrose.’
Voortdurend haar gezichtspunt verleggend vanuit het ene subject naar het andere, zodat de personages beurtelings van binnenuit en van buitenaf worden gezien, laat Virginia Woolf mevrouw Ambrose op haar beurt gewaarworden: ‘Zij wist hoe de mensen die langs haar gingen te duiden; daar had je de rijken die op dit uur heen en weer snelden naar elkaars huizen; daar had je de bigotte klerken, in rechte lijn afrijdend op hun kantoor; daar had je de armen die ongelukkig waren en terecht boosaardig (cursivering van mij M.F.).
De oplettende lezer treft in The Voyage Out bijna alles aan wat Virginia Woolf gemaakt heeft tot Virginia Woolf: haarscherp verwoorden van bijna onbewuste gewaarwordingen, zichtbaar maken van visuele indrukken, heen- en weerdansen van het uitgangspunt waardoor de lezer een veel breder perspectief verkrijgt dan wanneer hij alles moest meebeleven vanuit één subject; socialisme, feminisme, ironie. Een psychologie goddank gespeend van iedere, bij vrouwelijke auteurs zo snel optredende ‘dierbaarheid’. Wanneer mevrouw Ambrose aan boord is en de vierentwintigjarige Rachel ontmoet, een nog wat onaantrekkelijke, ‘onontwaakte’ jonge vrouw en een volle nicht van haar, komen er in mevrouw Ambrose bepaald niet de moederlijke gevoelens boven die bij een conventionele psychologie zouden horen. ‘Waar vrouwen van haar eigen leeftijd haar gewoonlijk al verveelden, veronderstelde ze dat meisjes nog erger zouden zijn.’ En ze vraagt zich af wat haar man ook weer heeft gezegd - zou de reis drie weken duren, of vier? Ook de kloof tussen de intellectuele Helen Ambrose en het later aan boord komende society-vrouwtje Clarissa Dalloway - op wie alle mannen meteen reageren - wordt subtiel maar heel geestig aangegeven.
In de tweede roman Night and Day heeft Virginia Woolf naar de vorm de experimentele aanzetten uit The Voyage Out laten vallen. Er is chronologische samenhang in het verhaal, de thema's ontwikkelen zich geleidelijk en overzichtelijk binnen een groot aantal, onderling in lengte elkaar niet veel ontlopende hoofdstukken. De karakters van de personages zijn zo consequent volgehouden dat hun reacties tamelijk voorspelbaar zijn. Maar het is alleen de lezer die achteraf weet waartoe Virginia Woolf in haar latere werken in staat zal zijn, die dit soort opmerkingen plaatst. Gemeten met de maten die men stelt aan een ‘goede’ schrijver, is dit een heel ‘goed’ boek, evenwichtig gecomponeerd, belangwekkend en invoelbaar naar inhoud.
Virginia Woolf, 1927/foto M. Beck
Maar het is toch ook alweer meer dan cat. Virginia Woolf houdt zich bezig met de Engelse samenleving die zich tot in uiterste details verdeelt in rangen en standen. Zij beschrijft die samenleving met de intieme kennis van bijzonderheden van iemand die zich daarin dagelijks beweegt, maar tegelijk met de ironische afstand van de kritische waarnemer. Dat blijkt al meteen uit de eerste alinea: ‘Het was een zondagavond in oktober, en net als vele andere jongedames van haar stand was Katherine Hilbery bezig met theeschenken. Misschien was een vijfde deel van haar geest zodanig bezig, en de overige delen sprongen over de kleine barrière van de dag...’... en wat verder: ‘Eén enkele blik was voldoende om aan te tonen dat mevrouw Hilbery zo rijk was aan de gaven die theepartijtjes van gedistingeerde oudere mensen succesvol maken...’ Voorts: ‘In aanmerking genomen dat het kleine gezelschap nog geen twintig minuten rond de theetafel had gezeten was de geanimeerde uitdrukking op hun gezicht... een groot compliment voor de gastvrouw. Plotseling kwam het bij Katherine op dat als iemand op dit moment de deur opendeed hij zou denken dat zij zich amuseerden’. Het conflict tussen schijn en wezen, tussen conventionele gedragingen en werkelijke gevoelens, wordt hier al meteen aangegeven. Dit conflict wordt in de roman tussen verschillende personages wel wat erg uitvoerig uitgewerkt, maar het is toch een boeiende geschiedenis waarin Virginia Woolf enigszins in tegenstelling tot The Voyage Out, haar techniek volkomen beheerst. Dit boek is meer het boek van een verteller dan een literair schrijver in die zin dat taal en compositie ondergeschikt zijn gemaakt aan de inhoud, het wat trekt meer dan het hoe.
Night and Day, met zijn beeldende en amusante beschrijvingen van mensen, visites, landschappen, ‘leest’ lekker. Dat is wel het laatste wat je kunt zeggen van het volgende boek dat verscheen in 1922: Jacob's Room. Hier heeft Virginia Woolf een enorme sprong gemaakt naar een schrijftechniek die hoge eisen stelt zowel aan de auteur als aan de lezer. Het is een cursus in understatement; de auteur heeft de uit fragmenten samengestelde levensbeschrijving van Jacob zodanig moeten neer- | |
| |
zetten dat deze voor de lezer toch voldoende aanknopingspunten bieden om de doelbewust geschapen hiaten tussen die fragmenten zó op te vullen dat een samenhangend geheel ontstaat. In tegenstelling tot de verteller die zijn publiek het verhaal en wat hij te zeggen heeft zo duidelijk en smakelijk mogelijk voorschotelt, vraagt Virginia Woolf hier van de lezer dat hij mede-schept, dat hij dus mede creatief is. Alleen daarom al zou Jacob's Boom aan taal-leraren en taal-leerlingan moeten worden aanbevolen, want het leert je echt lezen, en dat is een kunst die m.i. parallel loopt aan echt schrijven.
Jacob's Room zou je een stug boek kunnen noemen; het geeft zich niet gemakkelijk. Een voorbeeld aan het begin: Betty Flanders, de moeder van Jacob, is sedert twee jaren weduwe. Die mededeling komt pas aan het eind van een fragment, dat begint met de zin die meteen al triestheid oproept: ‘Dus,’ schreef Betty Flanders terwijl ze haar hakken wat dieper het zand indrukte, ‘zat er natuurlijk niets anders op dan te vertrekken.’ Jacob is dan nog een klein jongetje dat op het strand speelt. Hij wordt geconfronteerd, maar zonder dat hij zich dat nog bewust is, met de twee hoofdthema's van het boek: dood en liefde. Als hij over de rotsen klimt ontwaart hij: ‘een enorme man en vrouw (het was de dag dat het werk vroeg ophield) lagen bewegingloos uitgestrekt, met hun hoofd op een zakdoek, zij aan zij...’ en staren hem met rode gezichten aan. Jacob rent weg, en vindt de schedel van een dier. De belevenissen, zowel van Jacob als van de vele andere personages, worden nooit werkelijk afgerond. De auteur beschrijft iets, en gaat over op iets anders. Een heel enkele maal breekt de emotie rauw door, maar niet eens rechtstreeks. Wanneer Jacob student is, schrijft Betty haar zoon brieven: ‘Arme Betty Flanders schreef de naam van haar zoon zoals moeders dat doen, met bleke, overvloedige inkt, suggererend hoe moeders daarginds in Scarborough bij het vuur zitten te krabbelen met hun voeten op het hekje, als de thee is weggeruimd, en nooit, nooit kunnen zeggen, wat het ook zijn mag - dit misschien - laat je niet in met slechte vrouwen, wees een brave jongen; was je overhemden en kom terug, kom terug, kom terug naar mij.
Maar ze zei niets van dien aard.’
Jacob sneuvelt in de oorlog, maar ook dat wordt niet rechtstreeks meegedeeld. Aan het begin van het laatste fragment lezen we: ‘Hij heeft alles net zo gelaten als het was,’ verbaasde Bonamy zich. ‘Niets opgeruimd. Al zijn brieven rondgestrooid zodat iedereen ze kan lezen. Wat verwachtte hij dan? Dacht hij dat hij terug zou komen?’ En het boek eindigt ermee dat Betty Flanders zich beklaagt over de wanorde en vraagt: ‘Wat moet ik hiermee, meneer Bonamy?’ Ze hield een paar schoenen omhoog van Jacob.
Omdat de fragmenten zo geladen zijn met velerlei associaties, en omdat - althans voor mij - lang niet alles bij eerste lezing duidelijk wordt, is Jacob's Room een boek waarin je telkens weer opnieuw gaat zitten lezen. Het taalgebruik is veel doeltreffender, soberder en scherper, dan in Night and Day, het milieu zoals het milieu in al Virginia's boeken dat van de welopgevoede bourgeoisie, soms iets armer, soms iets rijker, soms rakend aan patriciërskringen; ‘eenvoudige’ mensen komen ook wel aan bod, maar het zijn nooit hoofdpersonen, en meestal hebben ze dan ook een dienende functie.
Virginia & Leonard Woolf
Ik acht het echter een grote misvatting om, zoals in vroeger tijd en ook nu nog wel gebeurt, Virginia Woolf te vereenzelvigen met het sociale milieu waarin haar werk gesitueerd is en haar deswege beperkingen toe te schrijven. Haar intelligentie, haar sensitiviteit, haar felheid inzake vrouwenkwesties, en nog vele eigenschappen meer die haar buiten haar werk ook in haar leven nog tot onorthodoxe gedragingen en emoties brachten, vrijwaren haar absoluut voor conventionaliteit horend bij welke maatschappelijke laag ook.
Na deze tussentijdse verdediging op naar de volgende roman: dat was Mrs. Dalloway, en voor wat mij betreft een glanzend hoogtepunt. De beeldschone Clarissa Dalloway die we in The Voyage Out al even voorbijgaand hebben ontmoet, is nu in volle bloei als Londense gastvrouw. Haar man heeft zijn politieke positie herwonnen en het spreekt vanzelf dat op de party die ze die avond in het midden van juni zal geven, ook een minister zich zal komen vertonen. Clarissa Dalloway is het middelpunt van een groot aantal personages, relaties, emoties, overdenkingen. Virginia Woolf weeft een web van elkaar kruisende samenhangen, soms flonkerend en flitsend, soms melancholiek en ronduit tragisch. In dit boek is het haar helemaal gelukt zich los te maken van zware, aarde-gebonden fragmenten die dikwijls zo onmisbaar zijn om te vertellen wat er gaande is. In haar zinnen zijn gebeuren, gevoel, gewaarworden, herinnering, aarzeling, meer dan eens binnen enkele woorden samengevat. Bijvoorbeeld, de relatie tussen Clarissa en haar man. ‘Als zij tobde over deze parties wilde hij niet dat zij
| |
| |
ze gaf. Wenste zij dat ze Peter getrouwd had? maar hij moest gaan.
Hij moest weg, zei hij, opstaand. Maar hij bleef een ogenblik staan alsof hij op het punt stond iets te zeggen; en zij vroeg zich af wat? Waarom? Die rozen (die had haar man meegebracht, maar hij had er zich niet toe kunnen brengen te zeggen dat hij haar liefhad; niet met zoveel woorden). ‘Een of ander comité?’ vroeg ze, toen hij de deur opende. ‘Armeniërs,’ zei hij; of misschien was het ‘Albaniërs.’ - Clarissa is met haar gedachten nog bij haar vroegere aanbidder Peter Walsh die haar die ochtend heeft bezocht. Richard was zich daarvan bewust, hij overziet in een flits het leven van Clarissa en hemzelf, hij loopt een juwelier binnen en bekijkt wat antieke juwelen, eerst ‘die broche opnemend en dan die ring.’ Hij vraagt naar de prijs, maar ‘twijfelt aan zijn eigen smaak.’ En komt na veel aarzelingen thuis met rozen.
De subtielste aandoeningen weet Virginia Woolf te vangen in haar taal. Bovendien geeft zij een prachtig beeld van het zomerse Londen en van de delicate respectsverhoudingen tussen diverse figuren. Zo blijkt tussen de regels door duidelijk hoezeer Peter Walsh gedeclasseerd heeft door Londen te verlaten voor een loopbaan in India.
In tegenstelling tot sommige hedendaagse opvattingen ben ik van mening dat grote kunst niet aan tijd gebonden is; wel dient de ontvanger te beschikken over een zekere inhoud aan onderscheidingsvermogen en associaties om de trillingen op te vangen die de zender, de schepper, uitzendt. Dit geldt waarschijnlijk voor alle kunsten.
In de tijd van Virginia Woolf waren advocaten en dokters hooggeachte deftige heren, en de heersende mening (die ook nu nog lang niet overwonnen is) was toch wel dat je: een gek niet au sérieux kunt nemen. Wat nu naar mijn mening een voorbeeld is van het niet tijd-gebondene in het schrijven van Virginia Woolf, is haar uitbeelding in Mrs. Dalloway van de zielszieke Septimus Warren met zijn beklagenswaardige Italiaanse vrouw, die zoals bekend vlagen had van ernstige geestesziekte, iets wat ook uiteindelijk heeft geleid tot haar zelfmoord in 1941, beschrijft de angst en wanhoop, en waandenkbeelden van Septimus Warren met de sympathie, de empathie kun je beter zeggen, van iemand die deze ‘wanen’ niet verwerpt als alleen maar iets ziekelijks; zij laat zien hoe innerlijk logisch deze aandoeningen eigenlijk zijn. Bovendien, en daarin zal zij bij hedendaagse lezers waarschijnlijk wat meer begrip ontmoeten dan in haar tijd, geeft zij een messcherpe schildering van de zelfingenomen en in wezen oliedomme dokters die Septimus niet kunnen weerhouden, hem zelfs versneld aandrijven tot zijn zelfmoord.
En twee jaar later al, in 1927, verscheen To the Lighthouse. Zo mogelijk nog meer geladen, nog meer verinnerlijking dan Mrs. Dalloway. Er lopen in dit boek, zoals in andere werken van haar die horen tot het terrein van de ‘fictie’, vele lijnen naar haar biografische werkelijkheid. Vooral de personages Mr. en Mrs. Ramsay schijnen herkenbare portretteringen te zijn van Virginia's ouders. Het lijken mij echter meer aanleidingen tot het trachten uitdrukking te geven aan de waarde van de kunst, hier gepersonifieerd in de schilderes Lily Briscoe. Virginia heeft haar moeder verloren toen ze dertien jaar oud was en heeft zwaar geleden onder de overheersende persoonlijkheid van haar vader. Je zou kunnen zeggen dat To the Lighthouse een soort allegorie vormt van de overwinning op het lijden door het verwerven van het juiste bewustzijn door middel van kunst. Aan het eind van het boek voltooit zij het schilderij waaraan ze zolang is bezig geweest, ‘zijn poging tot iets. Het zou opgehangen worden in zolderkamertjes, dacht ze; het zou vernietigd worden. Maar wat kwam dat er op aan?... Met een plotselinge intensiteit, alsof ze het een seconde lang helder zag, trok ze een lijn daar, in het centrum. Het was gedaan; het was voltooid. Ja, dacht ze, haar penseel neerleggend in uiterste vermoeidheid, ik heb het gehad, mijn visioen.’
Visioenen, visionair, kun je dat ook zeggen van het werk waarmee ze het meest de aandacht heeft getrokken, waarin het experiment en het loslaten van normale vernaal-elementen zijn hoogtepunt heeft bereikt: The Waves? Op mij werkt dit boek in als een muziekstuk, waarin stemmen hun alleenspraak houden maar zo sterk verweven met bewegingen van de zee dat er een nieuwe samenhang ontstaat tussen mens en natuur; het zou een wat opzettelijk, wat bedacht gegeven kunnen lijken als dat visioen van het leven-als-een-golfbeweging niet zo schitterend was verwoord. Een fragment om een idee te geven van de manier waarop The Waves geschreven is:
‘Hier sta ik,’ zei Jinny, ‘in het metro-station waar alles wat begeerlijk is samenkomt - Piccadilly South Side, Piccadilly North Side, Regent Street en de Haymarket. Ik sta een moment lang onder het plaveisel in het hart van Londen. Ontelbare wielen snellen en voeten stampen vlak boven mijn hoofd. De grote boulevards der civilisatie komen hier en slaan deze richting in en die. Ik ben in het hart van het leven. Maar kijk - daar is mijn lichaam in die spiegel. Hoe solitair, hoe ineengekrompen, hoe oudgeworden! Ik ben niet langer jong. Ik ben niet langer deel van de optocht. Miljoenen dalen die treden af in een verschrikkelijke afdaling. Grote wielen razen onverbiddelijk, hen neerwaarts dwingend. Miljoenen zijn gestorven. Percival is gestorven. Percifal is gestorven. Ik beweeg nog. Ik leef nog. Maar wie zal en komen als ik een sein geef?’ Aan dit hoofdstuk gaat een natuur-evocatie vooraf beginnend met de zin: ‘De zon stond niet langer in het midden van de hemel.’
Ook The Waves is een boek dat je éénmaal moet lezen om de grote lijn te vatten, en dat je daarna telkens weer kunt opslaan om steeds intenser te genieten van de literaire schoonheid.
In haar A Writer's Diary, fragmenten uit haar dagboek door Leonard Woolf in 1953 uitgegeven, schrijft Virginia Woolf herhaaldelijk dat The Waves een van de zwaarste opgaven was die zij zich heeft gesteld, die haar de meeste concentratie en inspanning hebben gekost. Leonard Woolf heeft in A Writer's Diary voornamelijk die gedeelten uit haar (zeer veel omvangrijker) dagboeken gepubliceerd welke betrekking hadden op haar schrijven. Begrijpelijk dat hij destijds veel niet openbaar heeft kunnen maken, maar laten we maar hopen dat het niet al te lang zal duren voor dit dagboek zo volledig mogelijk zal worden uitgegeven. Want hoe belangwekkend Virginia's uitlatingen ook zijn met betrekking tot het proces van het scheppen, haar spanning over de reacties wanneer een boek eenmaal uit was, haar steeds opnieuw worstelen met inzet van haar
| |
| |
totale persoon, we krijgen zo onvermijdelijk een sterk gereduceerd beeld van de persoon Virginia. Toch is het natuurlijk veel, veel beter dan niets. Er is nu onder de titel Schrijversdagboek, deel 1 en 2, in de reeks Privé-domein van de Arbeiderspers een Nederlandse vertaling verschenen van de hand van Joop Helmond.
uitzicht van haar werkkamer in Monk's huis
Over de persoon van Virginia, over het milieu waarin ze leefde, over het geestelijk klimaat van deze vrijgevochten avant-garde zijn in Engeland zoals ik al zei langzamerhand zoveel boeken verschenen dat het ondoenlijk is ze allemaal op te noemen, helaas bezit ik ze trouwens ook lang niet allemaal! Ik geef enkele titels op, wie daaraan begint en verder wil komt vanzelf de andere op het spoor, aangezien in de meeste boeken wel het een en ander is te vinden aan bronvermelding. Ook mi jn rijtje van titels die Virginia Woolf op haar naam heeft staan (aanzienlijk meer dan hier besproken) is niet volledig.
In Nederlandse vertaling is bij mijn weten voorhanden het reeds genoemde Schrijversdagboek en Orlando (Bezige Bij, vert. Gerardine Franken). Omdat dit laatste mij na herhaalde pogingen onmogelijk zo heeft kunnen boeien dat ik het echt heb gelezen haal ik fatsoenhalve iets aan uit de flaptekst: ‘Orlando is een volkomen luchtig experiment, waarin iedere bladzijde de tweeslachtigheid (letterlijk te nemen M.F.) op uitbundige wijze wordt verheerlijkt. Nigel Nicolson heeft dit werk eens ‘de langste en charmantste liefdesbrief in de literatuur’ gemoemd: Virginia Woolf heeft haar ambivalente erotische persoonlijkheid het indrukwekkendst verbeeld in Orlando.
Oorspronkelijk werd het werk van Virginia Woolf door haar en Leonard zelf uitgegeven bij hun eigen onderneming. The Hogarth Press. Momenteel is een groot aantal boeken in Nederland waarschijnlijk het makkelijkst te krijgen in de Penguin-uitgave, waarin in ieder geval opgenomen: A Haunted House and Other Stories, The Years, The Waves, Mrs. Dalloway, Orlando, To the Lighthouse, Jacob's Room, The Voyage Out, A Room of One's Own, Between the Acts.
Moments of being verscheen in 1976 bij The University Press, Sussex.
Van de boeken over haar en haar milieu noem ik allereerst de nu ook in paperback (Triad, Paladin) verschenen uitmuntende biografie van Quentin Bell, zoon van haar zuster Vanessa, alsmede het daaraan voorafgegane Bloomsbury (Weidenfeld and Nicolson, 5 Winsley Street London W1).
Een heel leesbare introductie tot de persoon vinden we in Recollections of Virginia Woolf, (o.a. van Duncan Grant, Rebecca West, T.S. Eliot, Christopher Isherwood), uitgegeven door Joan Russell Noble, Penguin Books.
In Virginia Woolf and her world geeft John Lehmann een uitvoerig en kritisch overzicht van leven en werken, verrijkt met soms prachtige foto's (Thames and Hudson, London). Tenslotte noem ik de twee eerste van zes geplande delen Brieven, gebundeld onder de titels The Flight of the Mind (1888-1912), en The Question of Things Happening (1912-1922)+
De meeste van deze titels worden bovendien uit de V.S. geïmporteerd door v. Ditmar, Amsterdam.
|
|