Schrijver van de twintigste eeuw
Theun de Vries
Er is in de Nederlandstalige literatuur een veelheid aan scherpe psychologische analyses, er is begrip voor wat de mens beweegt en dikwijls voor wat hem doet lijden, er is ook (al komt ze zeldener voor) ironie, er is tederheid. Maar wij hebben maar één Elsschot - in wie tederheid en ironie, psychologische zakelijkheid en een zuiver sentiment voor menselijk leed een uitzonderlijke eenheid hebben gevonden.
Ik geloof dat de sleutel tot dit ongewoon fenomeen ligt in Elsschots sociale visie. Slechts wie de maatschappij (derhalve: de mensen) doorziet, kan zich veroorloven sarkastisch èn meedogend, kritisch èn vergevensgezind te zijn. In dit opzicht staat Elsschot op eenzame hoogte - zelf (zo wil het ons vaak voorkomen) ondanks zijn mensenliefde een eenzame. Hij heeft tussen zijn tijdgenoten gewandeld en gewerkt om te verkondigen dat wij onze naaste moeten liefhebben, maar niet zonder zijn fouten en gebreken te persifleren:géén zachte heelmeesters, maar sobere realiteitszin;
Het is merkwaardig dat men in de wereld van de Nederlandse letteren dit talent zo relatief laat heeft ontdekt -, bewijs dat er in het inwendig sociaal bestel van die letteren na 1900 wel het een en ander ontbrak. Het merkwaardigste lot hebben hierbij vermoed ik Elsschots verzen ondergaan: deze allereenvoudigste ‘anekdoten van het lot’ (voor het merendeel in Rotterdam ontstaan, 1909-'10), even nuchter als zuiver van inspiratie, werden zowat vijfentwintig jaar later gepubliceerd. Ze zijn toen - net als de ‘jeugdromans’ - pas goed begrepen. Wat wil dit zeggen? Dat wij in Willem Elsschot een van de weinige waarachtige modernen in onze literatuur bezitten - te weten een twintigste-eeuwer die, al vóór de anderen het zich bewust werden, het hard maar ook om deernis roepend karakter van de 20e eeuw heeft voorvoeld - en uitgebeeld.
17.3.1977