Dwaallicht of stallantarentje
Jan Willem Holsbergen
eerste druk van het dwaallicht
Een deel van Elsschots leven, een groot deel zelfs moet zich hebben afgespeeld op plaatsen waar zijn familieleden en zijn vrienden geen flauw idee van hadden. Greshoff vertelde dat hij een keiharde zakenman was en iemand die hem een tientje schuldig was liet dagvaarden. Aan de andere kant weer sentimenteel. Sommige passages uit zijn werk kon hij niet voorlezen doordat hij in tranen uitbarstte en iemand anders, Menno ter Braak bijvoorbeeld moest het lezen van hem overnemen. Van Greshoff is ook het verhaal van de wedloop in sterven tussen Elsschots zuster en zijn zwager. Die zuster kwam hem in Antwerpen opzoeken want zij wilde in die stad sterven. Haar man komt haar in het ziekenhuis bezoeken, wordt ook ziek en zijn einde nadert. De man was met haar naar Frankrijk getrokken, als eenvoudige vrachtrijder, maar had op dat moment een groot expeditiebedrijf. Zoals iedereen in Frankrijk waren ze in gemeenschap van goederen getrouwd. Zou de vrouw het eerst overlijden, dan erfde de familie van de man alles, en als de man de eerste was, kwam het vermogen aan de familie Elsschot.
Een Elsschottiaans tafereel: je ziet de verschillende familieleden met meer dan gewone belangstelling de toestand van beide moribundi beschouwen. Om kort te zijn, de echtgenoot sloot het eerst de ogen. Met alle gevolgen van dien. Zwarte humor, die Greshoff breed kon uitmeten. In wezen kunnen mij dit soort roddels niet veel schelen, net zo min als de eventuele sexuele problemen van Vestdijk, Rainer Maria Rilke, Rimbaud of Kafka.
Ik leerde Elsschot kennen door Kaas ik las het boek in afleveringen in Forum en hoewel ik als achttienjarige al heel wat had gelezen, wist ik niet wat mij overkwam. Van de eerste zin af dacht ik, dit is geen literatuur, dit is ECHT. Zoiets vergeet je nooit. Niets van het zakenleven afwetend, vond ik het iets aandoenlijks hoe Jan en Ida halve ponden van de vele honderden in het pakhuis opgeslagen kazen sleten. Daarbij kwam dat de naam Ida ook toebehoorde aan mijn eerste grote liefde, die naar mij verteld is op haar vijfenvijftigste nog een en al bekoorlijkheid uitstraalt. Ongemerkt wordt Elsschot een bezit; je annexeert hem, zoals andere lievelingsschrijvers. Boormans en Laarmans komen wij dagelijks tegen of ten minste eenmaal in de week.
Weinig schrijvers beschikken over zo'n schrijftrant, een belangrijk facet bij Elsschot. Net als Carmiggelt bezit hij radar voor situaties, het kleine geknoei: een ziekenwagen die tevens als lijkwagen dienst doet, niet een winkel durven binnengaan zonder iets te kopen en onder andere met een gipsen Sint Jozef thuis komen, iemand vele duizenden tijdschriften in de maag splitsen, proberen een oude moeder de aardappels twee keer te laten schillen, onrechtmatig pensioen trekken, al drie jaar op het gymnasium zitten zonder dat je ouders weten dat je nooit bent overgegaan, met een bordpapieren koffertje op reis gaan en met een leren valies terugkomen, of de moeder die haar zoontje, van zijn vaders begrafenis terugkomend, vraagt zout te halen en hem inplaats van geld een doosje lucifers in de handen stopt. Voorbeelden van waarnemen, economisch woordgebruik, understatement en de kunst van het weglaten.
Het viel op toen mijn zoon een analyse maakte, voor school, van Een ontgoocheling, hoe modern dit werk is geschreven, met een logica en een vanzelfsprekendheid die je verlegen maken. De gebondenheid aan de tijd merk je alleen doordat de jongen kijkt hoe een gevallen paard overeind wordt geholpen. Ook in dit boekje komt weer de machteloosheid van de enkeling, niet op kunnen tegen het maatschappelijk gebeuren, sterk naar voren. De jongen die geen latijn vermag te leren, zijn vader, de sigarenfabrikant, die de corona 's alleen maar kwijt kan aan (soms rebellerende) familieleden en kaartvrienden en de kleine/grote tragiek: Hij besefte dat de kaartclub zijn leven was.
Dwaallichten heten ook wel stallantarentjes. Vandaar de titel, want mijn bewondering gaat tot Het Dwaallicht, hier mis ik namelijk de noodzaak, het echte, Elsschots grootste kwaliteit. Velen zullen dat absoluut niet met mij eens zijn. Het is grandioos geschreven natuurlijk; een scheet van Elsschot is belangrijker dan een broek vol Graham Greene, om maar eens iemand te noemen. Maar hier is de constructie duidelijk merkbaar en er is sprake van enig effektbejag. Misschien heeft de schrijver zijn eigen maatstaven met die van de lezer verwisseld. Na succes kan de argeloosheid verdwijnen; Zoals je een komiek tot radeloosheid kan brengen door hem in gezelschap te vragen: Hè, vertel eens iets leuks. Ga er maar eens aan staan!