1910-1950), maar het zonder versiering schrijven was niet in de mode. Men schreef mooi proza met door een streepje verbonden adjectieven (het hoog-glanzende, gezellig-geheimzinnige pruttosuizelige poedeloeren van het teelichtje tegen de mat-klimperige achtergrond van het sobervergluipende behang contrasteerde innig met het bars-wanhopige drukken van Jannetje op het benauwde, grof-stinkende kloset etc. Of men schreef, haast nog erger, psychologisch proza, waarbij schrijver, criticus en lezer er als om strijd op uit zijn de handelingen van de personen in een boek in overeenstemming te brengen met hun karakter, en dat karakter moet dan weer kloppen met het jeugdmilieu of het jeugdtrauma van die personen of met iets anders wat op dat moment in de mode is zoals vervreemding, of het zoeken naar identiteit. Hoofdpersoon in EEN GESTOLEN LEVEN, de eerste roman van Peter ten Hoopen, is Anand Kumar, een jongen uit India met identiteits-problemen. Een recensie die zo begint is voor velen een aansporing om zo'n boek te gaan lezen. En veel boeken lijken te zijn geschreven met het oog op dergelijke recenties, zoals volgens een muziekcriticus in Girl, twenty van Kingsley Amis het lijkt of Gustav Mahler bij het componeren is uitgegaan van latere concertprogramma's. Elsschot had niets waaraan de literaire kritiek zich kon vasthouden. Er was niets met hem aan te vangen. Zijn boeken missen de broeierige Vlaamse luchten boven zwetende en met gewetensconflicten worstelende boeren van Streuvels. Je kunt er onmogelijk van zeggen dat er iets anders bedoeld wordt dan er staat. Boodschappen- en symboolzoekers slaat waarschijnlijk bij de eerste bladzijden de schrik al om het hart.
Mijn theorie is eigenlijk deze: zouden er in die jaren in Nederland middelmatige, ja slechte verhalen gepubliceerd zijn, waarin zonder omhaal de bewoners van een Parijs pension beschreven werden, dan zouden de lezers van die tijd, gewend aan dat soort verhalen, opeens in dat hun bekende genre iets heel goeds hebben gevonden en misschien wel gretig opgepikt hebben. Maar die verhalen waren in geen velden of wegen te zien, en zo maakte Villa des Roses, dat onsterfelijke meesterwerk, een kale en armetierige indruk.
Wat is er in Nederland veranderd dat nu opeens Elsschot wel op grote schaal gelezen begint te worden? Misschien dit: in de laatste, vijftien, twintig jaar heeft zich in de Nederlandse samenleving een soort democratische revolutie voltrokken. Sommige mensen geloven dat niet en staren zich blind op de inderdaad toegenomen bekrompenheid, onverdraagzaamheid en autoriteitsaanbidding op universiteiten, hogescholen, pedagogische academies en zo. Maar desondanks is er meer vrijheid dan vroeger. Men is niet zo bang meer voor autoriteiten. Een student durft te bekennen dat hij een Kuifje-lezer is. Twintig jaar geleden las hij slechts in het diepste geheim Dick Bos. Geen godvrezend intellectueel zou het toen gewaagd hebben aan een ander godvrezend intellectueel op zijn verjaardag een boek cadeau te doen dat niet eerst Gomperts of Fens gepasseerd was. Er was nauwelijks iemand die zo'n boek durfde te schrijven. Tegenwoordig heb je schrijvers die grote oplagen halen en beroemd zijn zonder dat er een criticus aan te pas komt. Niemand herinnert zich wat Kees Fens van Biesheuvel heeft gezegd en of hij iets van hem gezegd heeft.
Aardige illustratie van mijn daarnet genoemde theorie over Elsschots succes van de laatste jaren: er is nu zoveel leesbaar Nederlands proza, dat je Elsschot herkennen kunt als een zeer goed specimen van iets wat ook verder voorhanden is. In een bundeltje citaten van Elsschot (Willem Elsschot, De wijze gaat liefst onopgemerkt voorbij. Citaten en ongebundelde teksten. Den Haag - Brugge 1975) staat een stuk afgedrukt dat Elsschot ergens tussen de twee wereldoorlogen geschreven heeft voor de NRC. Het gaat over de Vlaamse kwestie en het is een schitterend stuk. Als je het gelezen hebt vraag je je af waarom Elsschot na publicatie van dat stuk niet meteen de meest gelezen columnist van Nederland geworden is. Antwoord: er was in Nederland niets dat ook maar in de verte op hem leek. Als je in die tijd de vijf beste columnisten van Nederland naar België had gestuurd met de opdracht een stuk over de Vlaamse kwestie te maken, dan zouden die vijf stukken niet alleen ver onder het stuk van Elsschot zijn gebleven, maar ze zouden zo volstrekt anders zijn geweest dat de jury dat stuk van Elsschot meteen terzijde zou hebben gelegd. Zou je nu de vijf beste columnisten sturen, dan zou Elsschot een goede kans maken op de eerste plaats.