Engelse kroniek
James Brockway
Eerst een rectificatie. In het februarinummer van BZZLLETIN heeft de redaktie met prijzenswaardige goede kijk een verhaal van Norman Levine opgenomen. Onder de titel staat mijn naam als vertaler, in vette letters gedrukt. Een prominente plaats aan de naam van een vertaler toekennen, kan ik alleen maar toejuichen, vooral nu enkele vertalers hun misnoegen bekend hebben gemaakt met het dit jaar alweer niet uitreiken van de Nijhoffprijs. Ik heb inderdaad aan de vertaling van dat verhaal van Norman Levine gewerkt, maar het leeuwendeel van deze slavenarbeid werd door Jo van den Boogert verricht, wier naam viel in de noot aan het eind staat vermeld, en die samen met mij een stuk of twaalf van Levine's verhalen heeft vertaald.
Ik zou deze maand iets over The New Review schrijven. Met het maart '77 nummer zal de derde jaargang van dit nieuwe Britse literaire maandblad al voltooid. Bij elkaar 36 nummers, waarvan 34 nu, in drie stapels gerangschikt, naast me op de vloer staan.
De jongste stapel reikt wat minder hoog dan de eerste en tweede. Het gaat namelijk met ons in Groot-Britannië hollend achteruit, zoals té vele Nederlandse kennissen me de laatste tijd, met nogal slecht gecamoufleerde voldoening, doen herinneren. Dus het luxueus uitgevoerde tijdschrift van 96 grote, dikke bladzijden van 1974 telt thans slechts 64 bladzijden per aflevering. Tot m'n grote spijt moet ik echter mededelen, dat de uitvoering nog even luxueus is gebleven, de bladzijden even groot, het papier even dik, en de inhoud even uitmuntend. Zij Britten zijn immers onverbeterlijk. Dus The New Review is een produkt van niet-meer-zo-Groot-Britannië, laten we maar zeggen, in de overtuiging, dat ‘small’ even ‘beautiful’ als ‘blaak’ kan zijn.
Even dat eerste nummer van The New Review doorbladeren. Rijk geïllustreerd, met vele foto's van bekende auteurs. Augus Wilson-twintig jaar daarenvoren een nieuwe naam, hoewel toen al geen jonge jongen meer - ziet er hier in 1974 uit als de Big Daddy van de Britse auteurs... en lijkt tevens sprekend op de actrice, wijlen Margaret Rutherford, ‘of blessed memory’. Edna O'Brien, vol verleidelijke allure, wat past, want haar verhaal in dit eerste nummer heet ‘A Scandaleus Woman’. Nigel Balchin, die zijn naam al tijdens de oorlog gevestigd had. Maar jongere auteurs, Melvyn Bragg, Martin Amis (zoon van Kingsley), treffen wij ook in dit eerste nummer alsook bekende namen uit de Engelse literaire journalistiek -A. Alvares, Russell Davis, Clive James en bekende academici zoals b.v. George Steiner. Dus geen verrassende nieuwe namen, maar wel vele ‘in-crowd’ namen.
Op de kaft een ‘shot’ van Greek Street, in het hart van Soho, de rose buurt van Londen, waar The New Review zijn kantoor heeft. En op deze foto een duister figuur Ian Hamilton, de dichter en redakteur soms? dat met ‘sandwich-boards’, reclame-borden dus, loopt, waarop wij de namen van al de medewerkers lezen kunnen. Resumerend: modern-modieus-literair; kritisch; vooruitstrevend maar ook met een terugkijk af en toe, niet met wrok, ook niet met wroeging, maar nogal rustig en objectief.
En dit alles door een flinke subsidie van de Arts Council gesteund, zodat het geheel een indruk van grote welvarendheid zowel economisch als cultureeel maakt.
Maar er was ook iets anders. Met wiens boek begint de eerste aflevering? Wiens naam staat bovenaan de lijst van medewerkers? Nu de naam van de Amerikaanse dichter Robert Lowell. En wie levert een van de langste prozastukken over Feminisme en Lesbianisme in Amerika in dit nummer? Nu, Caroline Blackwood, de vrouw van Lowell. En wie is die man met al de grijze krullen à la Adriaan van der Veen, die met de jonge Melvyn Bragg, die mooie romanschrijver uit het Noorden, die binnen geen tijd een televisie ‘personality’ in Londen werd, zit te praten? Nu, dat is Norman Mailer, de braafste Amerikaan, van ze allemaal. Geen bezwaar. Maar wel degelijk een trend.
Op de kaft van nr. 2 stond alleen maar één bijdrage vermeld: ‘What Happened in Hamlet’ door de zeer begaafde Alison Lurie, alwéér een Amerikaanse. Haar bijdrage is echter slechts een rapport over Jonathan Miller's productie van ‘Hamlet’. Een veel belangrijker literaire bijdrage leek me enkele bladzijden uit de toen nieuwe roman van de Ierse auteur, John MacGahern (The Leavetaking). Ook een ‘Profile’ van Roland Barthes. Dit nummer bevatte tevens een vrij onvriendelijke aanval op een boek (gesprekken met een aantal prominente schrijfsters, plus één schrijver, w.o. Brigid Brophy, Maureen Duffy, Olivia Manning) dat in nr. 1 al prominent geadverteerd stond. Een polemische toon-niet onwelkom-viel te horen, waarin echter de afgunst ook te bespeuren viel. Deze polemische toon was trouwens wel te verwachten, daar de redacteur, Ian Hamilton, vóór het stichten van The New Review, redacteur van The Review, een veel bescheidener tijdschrift, geheel aan de poëzie, was geweest. En The Review stond bekend om zijn sterk polemisch karakter en satirische humor.
Dezelfde toon is dan ook in The New Review te horen. Na de dood van Auden kon men, bij voorbeeld, gefingeerde verhalen door een ‘Edward Pygge’ aantreffen over Auden's boy-friends, w.o. de fictieve ‘Karl-Heinz Arschloch’; ook zinnen