is Haley dan ook zelf de hoofdfiguur geworden en dat deel handelt dan vooral (heel interessant) over zijn motieven voor en de resultaten van zijn jarenlange onderzoekingen en reizen, die, volgens het volg het spoor terug-principe eindigen waar het boek begint, ergens in West-Afrika, halverwege de achttiende eeuw, op het moment dat de ouders van Kunta Kinte weten dan hun eerstgeborene een zoon is.
Haley beschrijft daarna de Afrikaanse samenleving anno 1760, de komst van de Europeanen, de overtocht, de slavenhandel, het slavenleven, de afschaffing van de slavernij, de trek naar het noorden, het twintigste-eeuwse racisme en de positie van de zwarte mensen in de Amerikaanse samenleving van vandaag met dezelfde ooggetuigeautoriteit en dezelfde ingetogen emotionaliteit en met hetzelfde literaire vakmanschap en effectgevoel. ‘Roots’ is een prachtig, meeslepend boek, zo een waarvan gezegd wordt dat je het in één adem uitleest. In zekere zin is het een meesterwerk, omdat Haley erin geslaagd is Kunta Kinte te presenteren als de stamvader van élke zwarte Amerikaan in 1977. ‘Roots’ is hun verhaal. Dat beseffen zij zelf in de eerste plaats, dat beseft ook de blanke huisvrouw die morgen in de rij staat voor de kassa van een grootwinkelbedrijf achter een negerin. Dat gevoel van: god, dat heb ik nooit achter d'r gezocht!
Er is waarschijnlijk wel degelijk kritiek denkbaar op het werk van Haley. Wetenschappelijke autoriteiten hebben die in Amerikaanse kranten, naar aanleiding van de televisie serie weliswaar, ook al geuit voor zover het historische onzorgvuldigheden betreft. Het zij zo. Vat ruim tweehonderd jaar geschiedenis (voordien ongeschreven) maar eens samen in een boek van vierhonderd bladzijden of een televisiefilm van twaalf uur. De meeste andere kritiek op de successerie is niet van toepassing op het boek, hoewel dat in sommige gevallen wél de kiem ervan bevat. En zo kom ik meteen bij de vraag wat het succes van ‘Roots’ waard is. Wat mij voorkomt als een zwakte van het boek is dat Haley niet of nauwelijks ingaat op de ideologische, kapitalische grondslag van de slavernij. Het gevolg daarvan is dat de figuren in ‘Roots’ in een atmosfeer van onafwendbaarheid, van Noodlot komen te verkeren. De meeste blanken in het boek zijn schurken omdat ze blank zijn: ze worden niet beschreven als de produkten van een cultuur. Het, zeker na de televisieserie, onvermijdelijke effect is dat Haley's figuren tot nieuwe stereotypen gemaakt zullen worden, tot romantische helden, tot filmkarakters.
Honderdduizenden blanken in Amerika kochten en lazen ‘Bury my heart at Wounded Knee’ en het opende hun ogen. Maar het effect was een soort collectief schuldgevoel over iets wat in het verleden voorgevallen was, zonder dat de noodzaak aanwezig was om de houding in het eigen leven, ten opzichte van de Indianen-nú, te herzien. Schuldgevoel is dan niet meer dan een romantische neiging, deel van een onuitroeibaar afweermechanisme, van bescherming tegen alles wat buiten eigen kring valt, van vlucht voor de realiteit.
In tegenstelling tot Brown trekt Haley wel de lijn naar het heden door. Toch vrees ik dat hij te optimistisch is als hij zegt: ‘Ik héb de zweer blootgelegd; nu moet het pus er uitkomen.’ Televisiepus stinkt niet. Dat is de keerzijde van succes. Het woord, de werkelijkheid, is beeld geworden.
Ondanks deze sombere bespiegelingen blijft ‘Roots’ een boek dat gelezen moet worden. In de herfst verschijnt de Nederlandse vertaling (door Wim Gijsen) bij Van Holkema & Warendorf in Bussum. Dan komt ook de achtdelige film op de buis, uitgebracht door de AVRO. Toch maar (kritisch) kijken.