China und kein ende
Margaretha Ferguson
Reeds vele jarenlang bereiken ons ‘berichten uit China’, waarin sprake is van ‘strijd om de macht’, spanningen, onzekerheden, heftige meningsverschillen, golvingen in politieke, economische, pedagogische, artistieke opvattingen. Je zou zo zeggen, er is dan toch wel heel wat aan de hand in China. Telkens ontstaan ontwikkelingen, zo overwacht, dat niemand, ook niet die honderden China-kijkers in de ‘China-lobby’ in Hogkong, die heeft kunnen voorspellen. Desondanks gaat ongeveer negentig procent van de Nederlandse en wie weet Westeuropese bevolking koppig door met beweren dat in China een kleine groep tirannen alle macht in handen heeft, dat het volk dom wordt gehouden en in een uniform gedragspatroon geperst, dat het wordt onderdrukt en bij iedere individualistische uiting naar een concentratiekamp gestuurd. Maar gelukkig gaat de overige tien procent even koppig door met het verschaffen van informatie over China, hetzij door het schrijven van eigen analyses al dan niet in boekvorm, hetzij door het in vertaling publiceren van Chinese geschriften. Voor Nederland
wordt op dit terrein een onmisbare bijdrage geleverd door de Chinese Bibliotheek van de Arbeiderspers. De redacteuren E. Zürcher en D.W. Fokkema kunnen allerminst onkritische Mau-gelovigen worden genoemd, dat blijkt bijvoorbeeld alleen al uit hun nawoord bij het m.i. nogal onbetrouwbare en zeer tendentieuze boek van Simon Leys: Chinese schimmen, eveneens verschenen in de reeks van de Chinese Bibliotheek. Des te meer overtuigend voor de (zichzelf zo makkelijk kritisch en individualistisch noemende) Nederlandse lezer moet dan bijvoorbeeld zijn ongetwijfeld met instemming van de redacteuren op de achterflap van het nieuwste deel geciteerde alinea: ‘Uit deze fragmenten van discussies, toespraken en ongepubliceerde documenten blijkt dat de voorstelling van een monolithische dictatuur van het proletariaat in China onjuist is. In plaats daarvan bestaat er binnen de partij een uitgewerkt systeem voor discussies over de te geven richtlijnen. Ook blijkt uit menige discussie een tastende onzekerheid over de grote postrevolutionaire beslissingen betreffende de opbouw van het land...’ enzovoorts.
Het boek waarover het gaat heet: Mao ongecorrigeerd, geïmproviseerde toespraken en ongepubliceerde documenten, naar de uitgave Mao intern, ingeleid en verzameld door Helmut Martin, vertaald in zeer soepel Nederlands door mevrouw C.E. van Amerongen-van Straten.
Eerst heeft juist dat soepele Nederlands me een beetje verbaasd. Bij allerlei gemoedelijke uitspraken en terminologieën vroeg ik met af: wat zou er in het oorspronkelijk Chinees hebben gestaan? Hoe kun je via een Duitse vertaling de moed hebben om zinnetjes neer te schrijven als: ‘Je bent door anderen zo in de luren gelegd... wat je zelf hebt aangericht, moet je ook zelf bezuren... (blz. 134), ‘die lui..., ‘soldaatje spelen’, ‘een handjevol...’ ‘zo eerzuchtig ben ik nou ook weer niet...’ ‘jij bent me er eentje!’ en dergelijke? Als Nederlands voldoet dit genuanceerd en levendig taalgebruik namelijk door en door, het maakt de teksten toegankelijk en invoelbaar. Maar als Mao nu ook wordt geciteerd als ergens te hebben gezegd, over mensen ‘een kopje kleiner maken’, dan vraag ik me toch wel af wat hij precies heeft gezegd, wat de Duitse vertaler daarvan weer heeft geïnterpreteerd.
Dit moet nu beslist niet worden opgevat als kritiek op de vertaling (en). Dat mijn nieuwsgierigheid in deze is gewekt komt voort uit het feit dat de Voorzitter, ongecorrigeerd, juist door dit gemoedelijke taalgebruik zo dichtbij de Nederlandse lezer wordt gebracht. Hij wordt er des te sympathieker en menselijker door. Ik neig trouwens tot de overtuiging, dat deze taai-atmosfeer van het Nederlands uiteindelijk heel juist is, omdat ook uit de inhoud van veel fragmenten opnieuw naar voren komt hoezeer Mao Tse Toeng een ondogmatisch denkend persoon is geweest. Een voorbeeld: Mao's nichtje Wang vertelt vol rechtzinnige verontwaardiging aan oom voorzitter dat er in haar klas een jongen zit die ‘het niet zo goed doet, tijdens de les luistert hij niet aandachtig, na de les studeert hij niet, hij leest alleen romans en slaapt soms (tijdens de les) in het schoolgebouw.’ Oom Mao vraagt: ‘Mag dat van jullie leraren, tijdens de les slapen en romans lezen?’ Nee, dat mag niet. Mao: ‘Het moet wel toegestaan zijn dat de studenten tijdens de les romans lezen, het moet wel toegestaan zijn dat de studenten tijdens de les slapen, de gezondheid moet gewaarborgd zijn. De leraren moeten minder praten en de studenten meer lezen. Ik denk dat die student waar jij het over hebt later iets behoorlijks wordt.’ En verderop in het gesprek moedigt Mao zijn nichtje aan de schoolregels te overtreden. ‘Schoolregels, trek je daar toch niets van aan. Je gaat gewoon niet terug en je zegt: ik overtreed eenvoudig de schoolregels.’
Mao ongecorrigeerd staat vol met dit soort gesprekken, o.a. met André Malraux brieven, toespraken, overwegingen. Mao heeft zelf reeds voorzien en ook herhaaldelijk uiting gegeven aan inzicht, dat men na zijn dood elkaar zal bestrijden terwijl ieder van de tegenstanders zich wel, en met recht, zal kunnen beroepen op de een of andere van Mao's uitspraken. Tenslotte kun je met de hand op de Bijbel ook de Apartheid zowel bevorederen als bestrijden. Het zijn altijd de epigonen die dogmatisch worden, kijk maar naar de navolgers van Jezus Christus, Freud, Marx en nu weer van Mao Tse Toeng. Daarom loont het zozeer de moeite terug te gaan tot de bron, ook al zal geen enkele lezer zich daarna veilig aan een vaststaande overtuiging pro- of anti maoïstisch China kunnen binden. Maar in deze bundel kunnen we in ieder geval heel erg veel leren, niet alleen over Chinese politiek maar ook over Chinees leven en denken, want Mau Tse Toeng heeft om de haverklap wel weer een leuke vergelijking, een oude volkswijsheid of een literair citaat bij de hand.
Wat jammer toch dat ze daar in Mao-China zo slordig zijn omgegaan met hun geweldige schrijvers en dat dat intelligente volk al jarenlang zoet moet worden gehouden, maar men zegt vooral onder invloed van Tsjiang Tsjing, nu De Weduwe, met de stichtelijke padvinderverhaaltjes. Wat de Chinezen van nu - maar misschien verandert de situatie binnenkort weer - moeten missen kan