Rudolf Hartung
De roman als de meest open literaire kunstvorm schijnt wat zijn inhoud betreft, aan geen enkele grens onderworpen te zijn. Natuur en geschiedenis, de monoloog van een eenling, brede schildering van hele groepen en volken kan men er in gelijke mate in aantreffen en zonder twijfel hangen zijn sedert lange tijd steeds maar toenemende voorkeurplaats en betekenis ook samen met die onbegrensdheid van de stof waar hij uit voorkomt. Bij een gedicht moet iedere strofe de signatuur van de kunst dragen; ofschoon het, zoals alles wat leeft, staat in het golvenspel van toe- en afnemen, van steiging en daling, mag in een volmaakt vers geen regel uit zijn kosmos vallen en te lezen zijn als een uitspraak die in zijn volle betekenis ook in wetenschappelijk proza te vinden zou kunnen zijn. Bij de roman schijnt zulk een zich manifesterende kunstzinnige essentie niet noodzakelijk, wellicht nieteens mogelijk te zijn. Hier zijn zinnen en zelfs hele passages denkbaar die evengoed in een historische of filosofische verhandeling op hun plaats zouden zijn, zonder uit het kader van de roman te treden en het ‘verhaal’ te verlaten. Deze stand van zaken kan het uitgangspunt van verscheidene oordelen over de roman als kunstwerk worden. Men zou kunnen
bestrijden dat de roman vanwege zijn klaarblijkelijke (of schijnbare) niet af te scheiden zijn van andere literaire soorten en zijn ontbrekende of slappe vormgrenzen een kunstwerk in de strengste zin van het woord genoemd kan worden. (De romanschrijver als ‘halfbroer van de dichter’, een overtuiging van Schiller, waar, met andere woorden, ook Valérie het mee eens was.) Deze opvatting vooronderstelt een vaste opvatting van proza, waaraan de roman als kunstvorm gemeten wordt. Daar ondertussen heden ten dage de formele principes met behulp waarvan vroeger voornamelijk het begrip literatuur gevormd werd, zeer aan waarde ingeboet hebben, zou het kunnen zijn dat dit standpunt tegenwoordig nog minder aanhang heeft, terwijl de zegetocht van de roman er niet door tegengehouden is. Ten tweede zou men kunnen proberen, met verwijzing naar de kunstzinnige kwaliteit van de taal, de roman af te perken van memoires, geschiedkundige werken e.d. Hier zou je tegenin kunnen brengen dat datgene dat zo vlot taal ‘taalschoonheid’ genoemd wordt, nog lang geen garantie is voor een kunstwerk. We spreken toch ook van de taalkwaliteiten van en filosofisch essay zonder daaruit de conclusie te trekken dat dit essay nu als een volledig kunstwerk gelden mag. Ten derde zou men fenomenologisch het wezen van taalkunst kunnen verklaren, om het vervolgens van de wetenschappelijke literatuur af
te nemen en op grond van deze verklaring nagaan of en in hoever de voorhanden roman de wezenskenmerken van een echt kunstwerk draagt en wat de afzonderlijke eigenschappen van een roman zijn. De noodzaak zulk een fenomenologische verklaring van het wezen van het taalkunstwerk in het algemeen en van de roman in het bijzonder is verhelderend voor degene die zich met de hedendaagse kritiek van literair werk bezighoudt. Bij gebrek aan werkelijke maatstaven heerst hier een bonte willekeur van gebruikte begrippen en kategorieën. Kwaliteiten die als zodanig van kunststandpunt uit totaal irrelevant zijn, worden allerwege als kwaliteiten van een kunstwerk aangemerkt terwijl specifiek kunstzinnige eigenschappen, zoal niet helemaal over het hoofd gezien dan toch opzij geschoven worden.
Naar aanleiding van de hier slechts geschetste axioma's is ‘Das Glasperlenspiel’ van Hermann Hesse, dat in 1943 in Zwitserland verschenen is, door een recensent gekarakteriseerd als ‘gedachtenroman’ opgevat als parallel van gedachtenlyriek). Een dergelijke formulering die tot doel heeft, de ondanks alles bestaande grenzen tussen scheppend proza en wetenschappelijke literatuur volledig uit te wissen en de positieve zin van het kunstwerk volkomen te verwaarlozen. Het doel van het denken en de inhoud van een gedachte is de waarheid: iets dat in woorden mede te delen is, dat op deze of gene manier geformuleerd kan worden, een uitspraak over iets. Wat is echter het doel van de kunst? Kan je je een kunstwerk indenken waarvan de inhoud ‘gedachte’ is? Welliswaar bergt een taalkunstwerk overal zaken die met het denken te maken hebben en dat bedoelde ik toen ik het over zinnen en passages in een roman die in dezelfde
vorm in een essay te vinden zouden zijn. Maar dit mag geen reden zijn om te verhelen dat datgene dat met denken verband houdt in een taalkunstwerk, dus ook in een roman - en de kritikus waar ik het over had beschouwde Hesses Glasperlenspiel als een kunstwerk - een volkomen andere functie heeft als in een wetenschappelijke verhandeling. Een kunstwerk is geen uitspraak of verklaring van iets, maar een bezwering, levendige aanwezigheid van de wereld en van het bestaan. Voor zover dit te bezweren bestaan behoort tot het denken en de waarheid en voor zover de gestalte van dit wezen door middel van het denken te bezweren is, is een roman met gedachten doorweven. Het gaat hierbij echter nooit om het meedelen van gedachten als zodanig of mogelijk om de ‘mooie’ vorm van de gedachte (waarmee men de kunst reduceert tot handwerk. De ‘waarheid’ van de kunst is niet van rationele aard. Wie denkt dat het het werk van de kunst is, waarheden te formuleren over bepaalde zaken, gaat aan de zin van het kunstwerk voorbij.
Hermann Hesse heeft ‘Das Glasperlenspiel’ niet een roman genoemd. De omvangrijke ondertitel luidt: ‘Poging tot een levensbeschrijving van de magister Ludi Joseph Knecht met daarbij Knechts nagelaten geschriften, uitgegeven door Hermann Hesse’. Het verzamelwerk, dat niet door zijn vorm, maar alleen door de identiteit van een zowel als onderwerp als auteur fungerende persoonlijkheid zijn lichte samenhang krijgt, bestaat uit een inwijding in het Glasperlenspiel, de eigenlijke levensbeschrijving van Knecht die de grootste plaats inneemt, een aantal gedichten van de geleerde en student Knecht (reeds eerder uitgegeven) en drie bedachte levenslopen die Knecht op verschillende tijden geschreven heeft. Deze drie levenslopen zijn variaties van Joseph Knechts levensthematiek en elk daarvan kan ook