| |
| |
| |
Dichters uit Zweden
Corly Verlooghen
Er is misschien geen enkele nu levende Zweedse literator die zo veelzijdig en produktief blijkt te zijn als Arthur Lundkvist. Meer dan 60 boeken - waarvan meer dan 15 dichtbundels en een groot aantal romans en reisverhalen, essays en kritieken en ander journalistiek werk - heeft deze nestor van de Zweedse letterkunde op zijn naam staan. Arthur Lundkvist is nu 71 jaar. Maar hij schijnt zijn pen nog niet met pensioen te willen sturen. Nieuwe boeken verschijnen regelmatig En je komt hem vaak onverwachts tegen in de kolommen van je dagblad. Lundkvist is, om het kort te zeggen: Literair alomtegenwoordig.
Men weet niet goed of men hem belangrijker moet vinden als dichter, romancier of als essayst. Op alle gebieden boeit hij even intens en met een meesterschap, dat velen afgunstig kan maken. Zoals de grote Chileen Pablo Neruda, die nog kort voor zijn dood in zijn voorwoord tot ‘Huellas en la tierra’ (Sporen in de aarde), een Spaanse bloemlezing van Lundkvists verzen, onder meer schreef: ‘Lundkvist is een van die dichters van de vanzelfsprekende waarheid, van de intieme oorspronkelijkheid...Vele dichters zullen deze gedichten met afgunst lezen: ik ben één van hen.’
| |
De arbeidersklasse
Arthur Lundkvist is biologisch geboren in 1906 te Oderljunga in de Zuidzweedse provincie Smäland. De omstandigheden die zijn literaire geboorte mogelijk maakten, moet men echter zoeken in het Zweden van omstreeks 1910. Toen deed een nieuw type dichters en schrijvers zijn intrede in de Zweedse letterkunde, de ‘Arbetarförfattarna’, de letterkundigen uit de arbeidersklasse. Hun komst had minstens drie oorzaken: 1) Het respekt dat zich in de Zweedse samenleving manifesteerde en verbreidde voor de mens die met zijn lichaamsarbeid het land tot welstand begon te brengen; 2) De algemene demokratisering van Zweden, en 3) De vermeerdering van de kansen van gewone burgers om zich geestelijk te ontwikkelen. Het nieuwe sociaal-politieke bewustzijn dus, gevoed en gedreven van onderuit. Vanuit kleine landbouwbedrijven en werkplaatsen, vanuit fabrieken en scheepswerven trokken ze op, de ‘Arbetarförfattarna’, recht de literatuur in. Vóór 1910 hadden vrijwel de meeste dichters en schrijvers de bekende traditionele weg gevolgd: Van middelbare scholen en universiteiten de letterkunde in. De proletarische letterkundigen echter kwamen van de ‘universiteit van het leven’. Zij konden, beter dan wie dan ook, het Zweedse volk met de neus drukken op de omstandigheden waarin de underdog zich staande moet trachten te houden. Zweden van die dagen is nog ver verwijderd van de geoliede welvaartsmaatschappij van thans. De arbeidersklasse had nog maar weinig organisatorische ervaring op politiek gebied. De sociaal-demokratische Partij was in 1889 opgericht.
Maar het algemeen kiesrecht werd mondjesmaat verschaft: Aan mannen niet eerder dan in 1909, aan vrouwen twaalf jaar later, in 1921.
De Boerenpartij, ‘Bondeförbundet’ deed in 1913 haar intrede (ze opereert sinds 1957 onder de naam ‘Centerpartiet’, Centrumpartij). De Kommunisten bundelden zich pas in 1921 samen. In de jaren rond 1910 kon er politiek-sociaal dus nogal wat gisten in de Zweedse maatschappij. Romans en dichtbundels van de proletarische klasse behoren tot de uitlaatkleppen van de onrustige energie. De ‘Arbetarförfattarna’ waren zich er pijnlijk van bewust dat ze een intellektuele achterstand moesten inlopen. Dat deden ze dan ook heel driftig via allerlei kursussen, volkshogescholen en door deel te nemen aan alle mogelijke vormen van edukatief verenigingsleven. Zo veranderde niet alleen het gezicht, maar ook het gezichtsveld van de Zweedse letterkunde. De proletarische injecties die het nieuwe bewustzijn en de nieuwe solidariteit toedienden, hebben Zwedens kultuurleven aanmerkelijk verrijkt. ‘Arbetarliteratur’, de letterkunde ontstaan in de lagere regionen van het volk, maar daarom niet minder van kwaliteit dan die van ‘de academici’, en vaak vitaler en opener door haar spontaniteit, is een begrip in Zweden dat met respekt wordt uitgesproken.
| |
Debuut
Wanneer Arthur Lundkvist op 22-jarige leeftijd in 1928 debuteert met de dichtbundel ‘Glöd’ (Gloed), is het proletariseringsproces van de Zweedse letterkunde in volle gang. Lundkvist is gevormd in dat klimaat. De titel van zijn eerste bundel spreekt in dit opzicht voor zichzelf: Met de gloed van een hervormer werpt hij zich op de maatschappij om de strijdlust te verkondigen van een die aan de voltooiing van zijn bevrijding werkt en die ook anderen de ogen wil openen voor ‘het wijdere leven’. Een jaar na zijn debuut, in 1929 dus, laat Lundkvist al weer van zich horen. Samen met geestverwanten, allemaal ook uit een arbeidersmiljeu afkomstig en evenals hij autodidakt, geeft hij een merkwaardige bloemlezing van gedichten uit. De boodschap van de vijf strijdlustige jongeren Arthur Lundkvist, Harry Martinson, Gustav Sandgren, Josef Kjellgren en Erik Asklund, luidt: De mens moet spontaan door het leven trekken, zonder innerlijke remmingen. Lundkvist onderscheidt zich reeds dán als de baniervoerder van ‘het nieuwe bewustzijn’. In een van de verzen van die kollektieve bundel roept hij uit: ‘Voor ons een nieuw leven, ver de wereld in, dichtbij het gras en de wind, de teelaarde en het water en onze eigen lichamen!’ Weinigen zouden toen vermoed hebben dat hij hiermee zijn dichterlijk werkprogram had geproklameerd. In latere bundels vindt men zijn sleutelbegrippen teelaarde, gras, wind en water dan ook versterkt en verbreed terug.
| |
| |
Hij noemt in 1954 zelfs een hele bundel ‘Livsom gräs’, Leven als gras, waarin een ‘gras-gedicht’ voorkomt dat thans internationaal beroemd is. Tien jaar daarna heeft hij al voldoende gepubliseerd om hem te kunnen beschouwen als een van de klassieken van de moderne Zweedse letterkunde.
| |
Reizen
Arthur Lundkvist, Zweeds dichter van betekenis. Maar hierbij is het niet gebleven. Zijn werk wordt niet begrensd door een zelfgenoegzaam provincialisme. Het is veel meer. Het is de stem van Zweden in de wereld en de stem van de wereld in Zweden. Lundkvist heeft de hele wereld afgereisd om ervaring op te doen en zijn visie te verbreden en verdiepen. In zijn gedichten neemt hij ons mee naar de rijstvelden van China, naar oerwouden en steden van Latijns-Amerika, naar kroegen in Chicago en achterbuurten in New York. Naar stranden rondom de Middellandse Zee, naar zigeuners in Spanje, naar lijkverbranders in India en op tochten over de grote rivieren der aarde, die hij zo prachtig beschrijft in de cyclus ‘Världens stora floder’. De grote rivieren der aarde, in zijn meesterlijke bundel ‘Vinrosor, moteld’, Windrozen, tegenvuur, 1955. En altijd blijft hij zijn ‘werkprogram’ txouw:Leven in en uitdrukking geven aan het grote verband van de maatschappij, van de wereld, zonder beperking. Zoek bij Lundkvist dus geen strakke, afgemeten verskunst. Zoek geen sonetten, geen rijm, geen regelmatige versregels die zich binden laten door geijkte metrische vormen. ‘Een gedicht moet onsamenhangend zijn, anders sterft het aan zijn volmaaktheid’, zegt Lundkvist in het vers ‘Ik ben zacht als een steen’ in de bundel ‘Ogenblikken en golven’, 1962. Lundkvist schrijft meestal lange verzen, die niet zelden enkele bladzijden beslaan. Vandaar dat, met het oog op plaatsgebrek, hier slechts fragmenten kunnen worden afgedrukt. Uit zijn bundel ‘Voetsporen in het water’, 1949, een fragment van het gedicht ‘Ik weet niet waar ik uit besta’:
Ik weet niet waar ik uit besta,
in mijn mond proef ik de verraderlijke smaak van de dressuur,
in mijn gedachte ie er altijd de metaaldraad van de dressuur,
wat ik ook doe het is voorzien,
de achterwaartse ketting is eigenwijs als de schaduw
en even geluidloos, even gewichtloos,
maar toch bindend, samenlassend,
nooit is men werkelijk alleen,
altijd op de vlucht in gezelschap,
en familielid dat achterom verdwijnt tussen bomen,
Fragment uit ‘De grote rivieren van de wereld’ uit de hierboven genoemde bundel ‘Windrozen, tegenvuur’, 1955:
spiegel voor rotstempels en vleermuizen,
groen plantenkleed rondom slempzwarte heupen,
de landbouw sproeiende tussen de tanden,
De Nijl die pyramiden wiegt van katoen
en elke morgen de uitwerpselen
van de trappen der paleizen speelt.
Fragment uit de bundel ‘Ogenblikken en golven’,
| |
| |
1962, van een ‘Zweeds’ gedicht, een van de weinige verzen die het land van Lundkvist tot onderwerp hebben. Het vers heet ‘Mijn land’:
Mijn land met zoveel vergeten bladzijden die niemand leest,
wat een eenzame huizen, wat een verdrietige rookpluimen!
mijn land waar de paden recht door het hart gaan,
waar het dynamiet bloeit en de berg zich opent om zijn tafel
de vreemdeling in overall kan de taal niet spreken, loopt stom voorbij,
het bronwater smaakt slechts (of blauw) als lucht,
de kinderwagen komt aandrijven op de rivier, de gezichten zijn gekeerd
naar een andere richting,
de sleutel ligt nog onder de drempelsteen, roestend,
een paar witte handschoenen zijn verdwaald in het moeras,
de berkenstammen zijn zwartgestreept alsof ze teer hebben gehuild
(mijn land dat nauwelijks eenmaal per uur ademt!)
Fragment uit de bundel ‘Bezweringen als troost’, 1969, van het gedicht ‘Tussen bliksems loop ik’:
lussen bliksems loop ik, mij zullen ze niet tegenhouden!
tussen bliksems die hun lasso werpen over veekudden en
bliksems die hun slangetongen omhoog slaan uit de strotten van de reigers,
bliksems als barsten in leien van schoolkinderen,
bliksems met haren in vlammen en verkoolde engelengezichten,
bliksems met hun Arabisch alfabet tegen de vlakte van de nacht,
terwijl er gekaart wordt op de vloer waarvan de lappenmatten
terzijde werden geschoven,
kaartspel achter de gesloten deuren van de garderobes
of in de kruin van een reuze-pijnboom die op het punt staat
door de motorzaag te worden geveld,
kaartspel achterste voren in de grote dakspiegel
en beneden in de kelder waar het water reeds tot de helft
| |
Ere-doctor
Arthur Lundkvist, vertaald in alle belangrijke talen van wereld, kreeg in 1958 de Leninprijs voor de Vrede. Tien jaren daarna, bijna te laat, was zijn eigen land overtuigd van zijn waarde en zijn betekenis voor de Zweedse letterkunde: De universiteit van Stockholm verleende hem in 1968 het ere-doctoraat in de Letteren en Wijsbegeerte. En alsof men een verzuim wilde goedmaken: In hetzelfde jaar werd Lundkvist gekozen tot lid van de Zweedse Akademie, het illustere gezelschap van Wijzen, 18 in getal en daarom kortweg ‘DE Aderton’, De Achttien genoemd, dat jaarlijks beslist wie de Nobelprijs zal krijgen. Lundkvist woont, samen met zijn vrouw Maria Wine, die hij in 1936 in Denemarken leerde kennen en die in Skandinavië ook grote bekendheid geniet als dichteres, in een eenvoudige flat in Solna, een voorstadje van Stockholm. Het echtpaar heeft konsekwent geweigerd kinderen ter wereld te brengen, en weigert televisie, motorboot, auto en zomerhuisje aan te schaffen, statussymbolen die men in Zweden beslist moet hebben om mee te tellen. Het echtpaar Lundkvist heeft daar lak aan. Toen ik Arthur Lundkvist voor het eerst bezocht in zijn sober ingerichte woning, werd ik meteen getroffen door de eenvoud van deze grote dichter. Met een ontwapende, bijna jongensachtige glimlach heette hij mij welkom in de gang, en nadat wij drie uren lang gesproken hadden over van alles en nog wat, maar vooral over de bloemlezing die ik van zijn gedichten zou samenstellen voor vertaling in het Nederlands, had ik een vriend voor het leven gekregen. Arthur Lundkvist, de stem van Zweden in de wereld, meer nog: De stem van de wereld in Zweden
|
|