| |
| |
| |
Twee goedige monsters
dolf verroen
Aanleiding tot dit gesprek: de middag in het HOT waarop de prentenboeken van Max Velthuys centraal zullen staan en twee, pas verschenen boeken van Dolf Verroen, Dag Sjoe, dag Piet en Allemaal de boom in
D.V.: |
Van alle boeken die ik hier van jou heb, de twee delen van Het goedige monster, je eerste boek De jongen en de vis en De schilder en de vogel, hou ik, geloof ik het meest van De jongen en de vis - en dan niet om de moraal dat hij afstand van hem doet en hem weer laat zwemmen, maar omdat het minder buitenkant is dan Het goedige monster. |
M.V.: |
Dat is ook zo. Het is een veel poëtischer gegeven - iets dat als het ware uit de hemel komt vallen. Zoiets kun je ook niet ieder ogenblik maken - hoe graag je uitgever ook zou willen. Je zou haast kunnen zeggen dat ik het niet eens zelf gemaakt heb. Het is een soort produkt dat uit je leven tevoorschijn komt. Dat kun je niet forceren. |
D.V.: |
Volgens mij heeft ons werk een duidelijk ander uitgangspunt. |
M.V.: |
Ja, want het jouwe is literair. Ik werk in de eerste plaats visueel. Het gaat bij mij om de prenten. Ik ben ook altijd weer een beetje verbaasd dat ik door kritici als schrijver beoordeeld word. Ik voel me namelijk geen schrijver. Ik ben met schrijven begonnen omdat mijn Zwitserse uitgever mij indertijd een verhaal voorlegde, waarvan ik dacht dat kan ik beter en zo ben ik het gaan proberen.
Mijn boeken ontstaan uit een idee. Als ik dat idee eenmaal heb, ga ik eerst de prenten maken. Het verhaal komt het allerlaatst. Een uiterst sumiere tekst in kreupel Duits. Want ik werk om een Zwitserse uitgever en ik beheers die taal tenslotte niet. Omdat ik in de eerste plaats van het buitenland werk, lever ik als het ware een idee en geen literatuur. |
D.V.: |
Dat probeer ik wel. |
M.V.: |
Bij jou gaat het om te beginnen om de tekst. Dat is het uitganspunt. Jij schrijft. Maar jou opstelling is totaal anders ten opzichte van kinderen dan de mijne. Jij stelt je op kinderen in. Niet alleen in Dag Sjoe, dag Piet en Allemaal de boom in, maar in al je werken jij schrijft duidelijk voor kinderen over kinderen. Jij schrijft over die kinderen zelf en over normale alledaagse dingen, die eigenlijk zo gewoon zijn dat ze je niet meer op vallen. In Dag Sjoe, dag Piet bijvoorbeeld schrijf je over ijs halen, de tandarts en over billenboek - allemaal dingen die in ieder huishouden gebeuren. Maar jij maakt er literatuur van, je licht ze uit het leven en daardoor worden ze ineens belangrijk, gaan de lezers ze zien. |
D.V.: |
Toch denk ik nooit aan kinderen als ik schrijf. |
M.V.: |
Ik ook niet, nee. Ik ben, ondanks mijn gezwoeg, toch bezig aan iets van mezelf, aan mijn eigen onderwerp. Het is natuurlijk wel voor kinderen bedoeld, maar ik maak het er eigenlijk niet voor. Eigenlijk geloof ik dat ik een kinderpubliek heb gekozen omdat het het fijnste publiek is. Als ik iets voor grote mensen zou maken, dan zou het heel anders worden. |
D.V.: |
En als je werk alleen door verzamelaars gekocht zou worden, wat met prentenboeken misschien best mogelijk is? |
M.V.: |
Dat zou ik wel vervelend vinden. O ja! Maar toch heeft jouw werk veel meer met het kinderwereldje te maken dan het mijne. Zelfs een boek als Allemaal de boom in, dat het rolpatroon probeert te doorbreken en ook kritischer ten opzichte van de ouders is. Maar wat ik doe, heeft niet zozeer met het leven van de kinderen te maken. Ik fantaseer een verhaal, het liefst met iets heroisch er in, maar toch probeer ik net als jij boven de beperktheid van mijn gegeven uit te komen, het betekenis te geven. Dat kun je bijvoorbeeld zien aan de mensen: als ik een kamer maak, dan ligt er altijd een peer of een appel op tafel en die probeer ik zo te schilderen dat ie belangrijk is, dat ie iets te maken heeft met het leven van kinderen. Of de koffiepot, die op tafel staat en een symbool wordt van gezelligheid, van thuis. |
D.V.: |
Is dat een werkelijkheid zoals Het goedige monster een werkelijkheid is? |
M.V.: |
De werkelijkheid van het goedige monster is de schijn. Hij is helemaal geen monster, maar de mensen willen hem zo zien omdat hij er het uiterlijk van heeft. Maar hét gaat toch niet alleen om die buitenkant. Er zit in dat eerste boek nog een kant die ik er belangrijk vind en dat is de deal, de overeenkomst. Er is een moeilijke situatie ontstaan want er is een monster waar niemand raad mee weet, maar het monster zelf verkeert ook min of meer in een noodsituatie; want het moet wel eten. Maar |
| |
| |
|
zodra het ergens akkers kaalvreet, wordt het vervolgd. Dan krijgt hij een eigen plek - en een eigen plek is erg belangrijk voor mensen en monsters - daar mag hij eten wat hij wil en in ruil daarvoor moet hij energie leveren. Dat klinkt misschien niet zo aardig, maar het is een realiteit in dit leven. Want we kunnen nu natuurlijk wel mooi praten en zo, maar voortdurend zijn wij aan het zaken doen onderling. Allemaal. Ik ben eigenlijk heel reeël en dat wil ik in mijn werk ook zijn.
Ik kan de realiteit natuurlijk in drie woorden vertellen, maar ik maak er liever een verhaal van. Want kinderen vinden monsters leuk, hoor! |
D.V.: |
Dus eigenlijk wil je hetzelfde als ik? |
M.V.: |
Ja, maar mijn weg is een andere, omdat ik een tekenaar ben. En ik maak mijn eigen verhalen omdat ik daarin mijn fantasie het meest kan uitleven. En als jij me nou vraagt, zou je Allemaal de boom in willen illustreren, dan zeg ik, ondanks alles wat ik er in herken, ik weet het niet, want voor mij zou het een beperking betekenen, omdat ik in jouw boek geen monster in de kamer mag tekenen! En dat is voor mij onontbeerlijk. Het feit bijvoorbeeld dat het monster gedecoreerd wordt en het stadhuis binnen moet en uiteindelijk alleen met zijn kop door het poortje kan, vind ik zo leuk en dat zou ik missen! |
D.V.: |
Wat vind je van de illustratie van Dag Sjoe, dag Piet en Allemaal de boom in? |
M.V.: |
Die van Jenny Dalenoord (Sjoe en Piet) vind ik het beste. Die vind ik er het best bij passen. Niet alleen in sfeer, ze zijn ook kinderlijker. De tekeningen van The Tjong King van Allemaal de boom in vind ik ontzettend knap, maar ik mis er ook iets van gevoel in. Dat vind ik dus het probleem van zulk soort boeken als jij maakt. Want in Nederland is het jeugdboek, het schrijfboek zal ik maar zeggen, veel belangrijker dan het soort boeken dat ik maak. En daarbij doet zich altijd hetzelfde probleem voor: iemand heeft een boek geschreven en dat moet ook nog geillustreerd worden. Dat komt er bij en wordt zelden of nooit een eenheid. Je komt namelijk altijd terecht bij een illustrator die dàt min of meer professioneel doet en hij doet dat wel goed - ik heb daar helemaal geen kritiek op - maar die eenheid ontstaat niet. De illustraties blijven toch een toevoeging. En dat wil ik niet. De schrijver heeft ook een andere gedachtengang dan de tekenaar en hij bedenkt bijna altijd iets wat voor de tekenaar niet uit te voeren is. Ik zou wel iets willen illustreren, misschien, maar ik heb nog nooit een auteur gevonden met wie ik een volledige eenheid kon opbouwen. |
D.V.: |
Denk je dat we genoeg hebben? |
M.V.: |
Het lijkt me een heleboel. |
D.V.: |
Mou je nog wat zeggen? |
M.V.: |
Ja, ik wou nog even terug komen op die boeken van jou. Jij beschrijft veel meer kleine, alledaagse gebeurtenissen, veel meer details uit het leven, die voor kin- |
| |
| |
| |
| |
|
deren belangrijk zijn en ik weet niet of ik dat zou kunnen uitbeelden, hoe verrassend ik ze op zichzelf ook vind. |
D.V.: |
Ik word altijd zo nijdig van de term ‘alledaagse gebeurtenisjes’ in kritieken. Zoals in het titelverhaal van Allemaal de boom in, de rotzooi die er allemaal op die jongen afkomt, vind ik echt niet zo'n kleine, alledaagse gebeurtenis. Of, bijvoorbeeld, in Sjoe en Piet het spelen dat je zwanger bent en een kind krijgt, voel ik als vrij verstrekkende dingen. |
M.V.: |
Maar dat komt ook door de vorm van jouw verhaal. Je kunt net zoveel en zo lang schrijven als je wilt en elke gebeurtenis als het ware in kleine stukjes hakken, terwijl ik mijn hele verhaal op 28 pagina's moet zien rond te krijgen. |
D.V.: |
Het gruwelijke van jouw werk is dat je je ideeën altijd in ‘prentenboekvorm’ moet stoppen, terwijl ik steeds weer alle kanten op kan. |
M.V.: |
Ja, maar we kunnen het gesprek besluiten, Dolf, met |
D.V.: |
Het Wilhelmus? |
M.V.: |
En ook met een soort belofte op de toekomst, dat we eens zullen proberen samen een boek te maken. |
D.V.: |
Een prentenboek! |
M.V.: |
In zwart-wit! |
BEIDIEN: |
Met veel vegen! |
Max Velthuys:
|
De jongen en de vis |
De schilder en de vogel |
Het goedige monster |
Het goedige monster en de Rovers |
uitg. Junk |
Dolf Verroen:
|
Dag Sjoe, dag Piet |
Allemaal de boom in |
uitg. Leopold |
max velthuys
dolf verroen/foto j. baudet
|
|