met zijn aanmerkingen op zijn nieuwe toneelstuk. Men doet namelijk goed, om met betrekking tot Storey te weten, dat hij vroeger professional rugby voetbalspeler was, ook beeldende kunstenaar - een ‘all-round man’ dus. Een sterke vent.
Het interview met Storey is vooral amusant, omdat het tanende geduld dat hij met zijn academisch-gerichte interviewer toont, hem vrij gauw leidt tot het hanteren van heel zware taal. Over de Britse televisie-mensen zegt hij, bij voorbeeld: ‘Television is run by a lot of time-servers...a gang of middleclass Philistines who wouldn't know what a genuine creative work was, if they saw it...they're just fucking bureaucrats.’ En helaas voor Nederland, waar vooral het toneel het van subsidiëring door de overheid moet hebben, zei hij à propos over het ‘fringe theatre’: ‘It's all rubbish, that stuff. Statelicensed art licenses mediocrities....it's just as much bureaucratic philistinism as the media, as far as I am concerned...’ (Tussen twee haakjes: Storey liet ook vallen, dat hij maar vijf dagen over het merendeel van zijn grote toneelsuccessen doet. ‘They seem to write themselves’, luidde zijn commentaar.)
Maar nu zijn jongste roman, Saville. De roman is in de eerste plaats heel merkwaardig, omdat hij alles voorstelt, wat men juist niet van Storey zou hebben verwacht. Een lange roman van 506 blz., die in de trage, rustige trant van een 19e eeuwse naturalistische roman begint. Het had bijna Thomas Hardy kunnen zijn, dat begin. Daarna volgen, heel rustig, scene na scene, de eerste 25 levensjaren van zijn held: Colin Saville.
Dit is reeds de derde roman van Storey waarin de held Colin heet. Wat heeft dit te betekenen? Zeker dat de auteur steedsweer bezig is, dezelfde stof in verschillende vormen te behandelen.
Colin Saville, zoals Storey zelf trouwens, is zoon van een mijnwerker in het Noorden van Engeland, in Yorkshire. Hij heeft twee broers. Als hij door zijn superieure intelligentie en opvoeding (gymnasium) de samenleving in zijn geboorteplaats ‘door’ heeft, als het hem duidelijk is geworden, dat er onder de mijnarbeiders en hun volk een slavenmentaliteit heerst, en als hij in zijn pogingen om zijn inzichten tot zijn broers en collega's te doen doordringen heeft gefaald, vertrekt Colin naar het Zuiden naar Londen, naar de buitenwereld: de vrijheid. Men zal hetzelfde thema, in grote lijnen dan, in andere romans van Storey aantreffen en ook in zijn eigen levensverhaal. Wat hier belangrijk is, is de worsteling van een mens die zich geestelijk niet volledig vrij kan rukken van zijn verleden.
Het rustige realisme, de naturalistische verteltrant van Storey's nieuwe roman zijn vooral gedurfd, omdat men vandaag gauw geneigd zou kunnen zijn het boek hierom op zij te schuiven, op zoek naar werk van grotere oorspronkelijkheid. Er zit echter iets verborgens in het schrijven van David Storey: een stille, donkere kracht, waardoor men toch doorleest en waardoor men tevens weet dat het om veel meer dan een rustig historisch relaas gaat. Storey zei trouwens in het bovengenoemde interwiew dat Saville een politieke roman is.
Zijn boek is als een smeulend vuur. Het rood van de vlammen ziet men niet. Men ziet alleen maar donker, verbrand hout en dikke grijze rook. Juist hierin ligt de grote aantrekkingskracht, niet alleen van Saville maar van al het werk van Storey. Voor mijzelf is hij nog steeds de interessantste van die angry young men van de jaren vijftig, uit het Noorden. Zijn nieuwe boek is ook interessant voor diegenen, die het leven van de mensen uit het Noorden van Engeland, uit ‘industrial Yorkshire’, beter willen leren kennen. Storey had al direkt succes in 1960, na het verschijnen van zijn eerste roman This Sporting Life (verfilmd). Toen hij, na negen jaar zwijgen op romangebied, weer romans begon te schrijven heeft Uitgeverij Contact de eerste twee titels in het Nederlands uitgebracht, t.w. Pasmore (De laatste trein) en A Temporary Life (Een tijdelijk bestaan). Ook grappig was het om te lezen, dat de auteur Pasmore ironisch had bedoeld, terwijl de meesten van ons dit korte, grauwe boek als ernstig bedoeld hadden opgevat. Zijn held Pasmore noemt hij een ‘idioot’.
Als contrast: de jongste roman van Piers Paul Read, een heel ander figuur onder de jongere Britse romanschrijvers, geen zoon van een mijnarbeider maar van een bekende vader en estheet, Sir Herbert Read, dichter en later deskundige op het gebied van de moderne kunst.
Piers Paul Read's werk is hier in Nederland bij Meulenhoff uitgebracht. Hij schrijft niet over arbeiders of de zonen hiervan, maar meestal intellectuelen en aristocraten. Nog interessanter, vooral voor een jongere Britse auteur, is Read's geprononceerde belangstelling voor Europese toestanden. Zijn ogen zijn dikwijls op ontwikkelingen buiten Engeland gericht. Op het ogenblik lees ik bijvoorbeeld zijn tweede roman, uit 1968, The Junkers, de geschiedenis van een Duitse familie waardoor de lezer een beeld te zien krijgt van de laatste oorlog en de opkomst van Hitler, met alle consequenties vandien, gezien van de andere,