Amerikaanse kroniek
Jos Knipscheer
Het lijkt wat vreemd om in deze Amerikaanse kroniek twee recentelijk verschenen vertalingen te signaleren uit het werk van niet-Amerikaanse auteurs: de Argentijn Jorge Luis Borges en de Rus Vladimir Nabokov. Maar dat is het niet. Borges en Nabokov gelden als de grondleggers van de moderne Amerikaanse prozaliteratuur, zoals die zich na 1950 heeft ontwikkeld, en die over het geheel genomen als nieuw-surrealistisch gekenschetst kan worden. Beider invloed is in de Amerikaanse literatuur nog steeds duidelijk voelbaar, maar ook de invloed van de Westeuropese auteurs in de jaren twintig en dertig, door wie Nabokov en Borges op hun beurt beïnvloed zijn (Joyce, Kafka, e.a.).
Het ‘vaderschap’ van Borges geldt voornamelijk de beoefenaars van een helaas nog altijd Stiefkinderlijk genre in de literatuur, de short story. Joyce Carol Oates heeft, in een inleiding op een door haar samengestelde bloemlezing, eens een pleidooi gehouden voor de short story als autonome literaire vorm naast de roman en het gedicht. Terecht. Maar zover is het nog lang niet. Verhalenbundels ‘doen’ het niet, zeker niet bij het grote(re) publiek. Iedereen kent Jorge Luis Borges, zeker nu de belangstelling voor de Zuidamerikaanse literatuur op internationale schaal (Frankfurter Buchmesse) wordt aangewakkerd, maar zijn boeken (in hoofdzaak verhalenbundels) zijn van die van alle Zuidamerikaanse auteurs in vertaling het minst suksesvol. En als we kijken naar wat er in Nederland zoal uit de Amerikaanse literatuur vertaald wordt, dan valt onmiddellijk het ontbreken op van zulke, voor de ontwikkelingen in de Amerikaanse literatuur wel degelijk zeer belangrijke, auteurs als Leonard Michaels, Robert Coover, John Barth, William Gass en Donald Barthelme, allen Borgesiaanse neo-surrealisten.
Borges is zelf waarschijnlijk de grootste pleitbezorger voor de short story. In een van zijn prologen schrijft hij: ‘Een mistasting die veel moeite meebrengt en verarmend werkt is het schrijven van omvangrijke boeken; het uitweiden in vijfhonderd bladzijden over een idee dat mondeling volmaakt kan worden uiteengezet in enkele minuten. Een betere werkwijze is voor te geven dat die boeken al bestaan en een overzicht ervan, een kommentaar erop te geven.’
Kort geleden verscheen bij de Bezige Bij een nieuwe editie van De Aleph, en dat is aan één kant jammer, omdat het nu wel weer even zal duren voordat de uitgever een nieuwe kans krijgt om het indertijd scheefgetrokken vertaalbeleid recht te trekken. De Aleph is namelijk een keuze uit de bundels El Aleph en Ficciones, respektievelijk uit 1949 en 1956. De niet in De Aleph opgenomen verhalen staan in De Zahir, eveneens verschenen bij de Bezige Bij en verkrijgbaar in de (gele, goedkope) Bij-reeks. (En om de informatie te kompleteren: Ficciones is een samenvoeging van de bundels El jardin de senderos que se bifurcan en Artificios, respektievelijk uit 1941 en 1944; voor beide bundels schreef Borges een proloog: zij zijn als aanhangsel in De Zahir opgenomen; het citaat komt uit de eerste.)
Het blijft overigens gelukkig niet bij heruitgaven. De Bezige Bij heeft zich kennelijk voorgenomen het gehele oeuvre van Borges voor de Nederlandse lezer toegankelijk te maken. Als u dit leest is Het boek van de denkbeeldige wezens inmiddels verschenen (f 24,50), een meeslepende boekstaving van de ‘onmenselijke’ Produkten van de menselijke angst en fantasie door de eeuwen heen. Voor dit voorjaar kondigt de Bezige Bij bovendien het verschijnen van Het boek van zand aan. Alles bij elkaar een zeer verheugende ontwikkeling. Borges behoort tot de allergrootsten uit de wereldliteratuur.
Dat laatste is iets wat ongetwijfeld ook van Vladimir Nabokov gezegd kan worden, hoewel mijn laatste ervaringen met werk van zijn hand niet onverdeeld gunstig zijn. Ik vind zelfs dat hij bezig is zijn positie aan de top zelf danig te ondermijnen. Zijn jongste roman, Harlekinade, verscheen afgelopen maand bij De Boekerij (f 29,50) en is wat mij betreft een voorbeeld van een boek waarop het citaat van Borges van toepassing is.
Nabokov beschrijft zichzelf, alleen heeft hij voor zichzelf en voor de boeken die hij geschreven heeft en voor de vrouwen die hij bemind heeft en voor de plaatsen die hij bezocht heeft (enz.) andere namen bedacht, en heeft de held van het boek, de schrijver Vadim Vadimovich, het nog niet zover geschopt als Nabokov zelf, zodat hij zijn schepper op niet zelden irritante wijze bezig is op te hemelen.
Nabokov's meesterschap ontaardt in dit boek in voer voor vakidioten. De toe- en zinspelingen zijn weer niet van de lucht, en ik ben dan al snel bereid mijn reputatie als kritikus op het spel te zetten met de opmerking dat Nabokov dit boek kennelijk niet voor mij geschreven heeft. Voor wie dan wel? Voor zichzelf. En voor lezers die zich gaarne verlekkeren aan een demonstratie van literaire masturbatie.
Nabokov heeft natuurlijk een aantal geniale romans geschreven, waarin zijn zelfstrelende neigingen binnen de perken bleven en derhalve, zoals dat heet, funktioneel waren (Lolita en Bleek vuur, met name), maar ik heb altijd al veel meer bewondering kunnen opbrengen voor zijn korte verhalen. Ik zie dan ook vol verwachting uit naar de vertaling van Nabokov's jongste boek, Details of a Sunset and other stories (voor wie alvast de gebonden editie op de kop wil tikken: een uitgave van McGraw-Hill in New York, $8.95).