kreunt van pijn, gemarteld door zee en wind. Onze kinderen hebben geen last van de zee en vinden de storm, de huilende wind en hoge golven maar prachtig avontuur. Op het dek beginnen mannen, vrouwen en kinderen te braken van zeeziekte.
Tegen de morgen bedaart het weer. Kleine eilandjes, zwart gehuld, doemen op aan bak- en stuurboord De hemel wordt langzamerhand rood in het westen, de koele morgenwind waait fris met een beetje nattigheid, en weldra geeft onze boot een paar stoten met de scheepshoorn. Het schip wordt handig langs de ‘Jetty’ gelegd. Kinderen komen zwemmende naar het schip en nodigen de passagiers uit om munten in zee te zaaien die ze achterna duiken en met de mond pakken.
Wij letten streng op de kraanman, maar deze morgen heeft hij blijkbaar geen wraak in de zin. De pick-up wordt netjes en zacht op de grond gezet. Nou, daarvoor krijgt hij wel een speciale ‘persenan’.
Vooral voor de kinderen is de tocht een groot avontuur. Ons wordt verteld door vrienden, dat de wegen erg slecht zijn, drie grote rivieren hebben nog geen bruggen, en auto's en passagiers moeten op veerprauwen. Anderen zeggen de wegen zijn al goed, wees maar niet bezorgd. En anderen zeggen weer dat wij maar niet zo ergens in het oerwoud moeten gaan kamperen. Dat zou erg gevaarlijk zijn. Wij moeten eerst vragen bij de dorpen of er in de omgeving een tijgerplaag of olifantenplaag is of niet.
Nu zijn wij in Sumatra. Al die verhalen hebben de kinderen een gevoel van grote spanning gegeven. Zij zijn bang gemaakt, maar tegelijkertijd krijgen zij ook een gevoel van groot avontuur met gevaren. Onze kinderen zijn opgegroeid in Jakarta en hebben nog geen echt oerwoud gezien.
Van Panjang naar Teluk Betung en de weg naar Kotabumi langs de oude immigranten-landen is het goed geasfalteerd, en wij zeggen - oh die vrienden in Jakarta, die wilden ons maar bang maken. Gestort op vele plaatsen om durian te kopen en te smullen. De Javaanse immigranten hier zien er meer welvarend uit dan in Midden Java.
Ik kijk maar toe, met de kleine Maya. Wij zijn met onze tweetjes de enige niet-liefhebbers van durian. Hoe goedkoop zijn ze hier, vergeleken met de prijzen in Jakarta! In Jakarta kost een goede doerian zeshonderd tot duizend rupiahs. Hier niet meer dan 25 rupiahs per stuk.
Het wordt nacht. Wij kunnen geen goede plaats vinden om een kamp op te zetten. Zo razen wij maar voort. Maar plotseling na Baturadja houdt de geasfalteerde weg op. De regen begint weer. De weg wordt slechter en slechter, modderiger en modderiger. Urenlang kruipt de pick-up, tastende van de ene kant van de weg naar de andere, trachtend grote kuilen te vermijden, en dan tientallen kilometers lang een weg net een rivierbodem. De nacht is pikdonker het regent bij stromen en de kinderen denken aan de loerende tijgers, en worden stil en bang. Maya kruipt bij haar moeder voor bescherming. Er uit maar met des Maarschalks dubbelloops geweer. Ik weet niet of tijgers wel op jacht gaan in zo'n nacht. In Baturadja wordt ons ook gezegd door de chauffeur van een minibus van Padang, dat wij erg voorzichtig moeten zijn tussen Baturadja en Tanjung Enim. Er zijn gewapende ‘rampokkers’ (rovers) en een bus is een paar dagen geleden beroofd in de nacht.
Wij krijgen toch onze ‘tiger-scare’ als wij plotseling een ‘tijger-reuk’ ruiken. Het is een speciale geur, ondefinieerbaar, beladen met gevaar en angst (aan onze zijde), en bedreiging. Iedereen is plotseling muisstil. De pick-up kan alleen maar zeer langzaam rijden. Het oerwoud is pikdonker. Tien minuten daarna is de reuk weg en wij ademenen weer vrij.
In Jakarta hebben wij zoveel verhalen gehoord over mensen die, slapend op het dak van bussen, gestopt door de een of ander mankement, in het oerwoud door tijgers worden weggesleept.
Dat we drie prauwveren moeten oversteken is toch maar waar gebleken.
Vroeg in de morgen gestopt bij een rivier. Iedereen de rivier in. Aan de overkant protesteert een grote troep apen in de bomen tegen verstoring van hun morgenrust. Een paar mannen stappen uit het bos, een grote lange mand op hun rug volbeladen met durians. Hally vraagt een van hen of zij een paar mag kopen. Nee, ibu, zegt hij, ik verkoop ze niet. Als hij teleurstelling ziet op Hally's gezicht zegt hij - maar als u wilt kunt u een paar nemen, hoor. Wij willen ze graag kopen, zeg ik, mogen wij betalen? Hij schudt zijn hoofd - ik heb ze zo maar van het bos gehaald, zegt hij eenvoudig, neemt u maar een paar.
Zo nemen wij zijn gift aan met vreugde, wat een goed menselijk gevoel zo vroeg in de morgen. Joes biedt hem een pakje sigaretten aan. Hij neemt er een en steekt hem aan. Hij heeft mooi self-respect, die man uit het bos, zo schamel en armelijk gekleed, maar zijn eenvoudige waardigheid is groot en goed.
Wat een mooie dag om zo met hem te beginnen.
De hele dag door slechte wegen vol stof, die in onze haren, neusgaten, oorgaten, en binnen onze kleren zeer subversief binnen sluipen. Wij zien er uit....! De hele nacht nog doorgereden. Wij willen in de ochtend op de nieuwe Sumatraanse ‘highway’ komen na Muarabungo.
De zuid-Koreanen hebben deze gebouwd. Wat een mooie weg zomaar te midden van het Sumatraans oerwoud. De oude pick-up doet het daar honderd kilometer per uur.
Ik denk aan de spotgoedkope prijzen van de doerians en de duku's in Zuid Sumatra. Hadden ze maar betere wegen en vlugger transport! Die mensen zullen betere prijzen kunnen krijgen in de steden van Java.
In de nacht langs het Singkarak meer. Overnachten aan de rand van het meer. S'morgens baden, de auto schoonmaken, kleren wassen. Tegen de middag verder rijden. Wij willen door rijden tot het huis van mijn moeder. De Padangse Bovenlanden, dat is altijd een lieflijk landschap! Ver beneden nu, het meer van Singkarak, bladgroen, en de twee bergen, Merapi en Singgalang, de toppen gehuld in witte wolken. Veel mensen op de weg. En kinderen, en kinderen. Padang Pandjang en Bukit Tinggi. Niet veel veranderd. Zij verkopen nog lekkere sate padang in Padang Pandjang.
Wij laten moeder en mijn zus wakker schrikken om één uur s'nachts. Wij hebben moeder wel geschreven dat wij zouden komen, maar niet dat dat na middernacht zou zijn. In de morgen schudt zij haar hoofd als zij de volbeladen pick-up ziet, en dan lacht zij van blijdschap en verlichting dat wij toch goed en veilig zijn aangekomen.
Mijn zus vertelt dat een tijger een geit aan de overkant van de weg, bij de rivier heeft weggesleept, zo maar vijf honderd meter van ons huis, een week voor onze komst. Nou, dat zorgt voor