diens lever bereidde de prins een maaltijd die zijn moeder de vraag ontlokte naar de herkomst van deze uitgelezen lekkernij. Maar toen zij te horen kreeg dat zij de lever van haar echtgenoot had gegeten, ontstak zij in heftige toorn. Zij twistte met haar zoon en bracht hem een verwonding aan het hoofd toe. Sangkuriang op zijn beurt verliet het ouderlijk huis en keerde niet terug.
Een van de kraters van de Tangkuban Prahu
Nu had Dayang Sumbi niet slechts haar echtgenoot maar ook haar zoon verloren. En zij zon op een list om de laatste terug te winnen. Welbewust maar onvoorzichtigerwijs veranderde zij zichzelf daartoe in een knap jong meisje. Zij begaf zich naar het bos, dwaalde daar rond en ontmoette haar zoon, die op slag in liefde voor haar ontstak en een huwelijk wilde aangaan. Merkwaardig detail: Dayang Sumbi herkende haar zoon aan het lidteken op zijn hoofd. (Wij herinneren ons dat Odysseus bij zijn terugkeer alleen en onmiddellijk werd herkend door...zijn hond! Maar dit tussen haakjes.)
Nu was Dayang Sumbi in last. Om aan het huwelijk met haar zoon te ontkomen stelde zij hem als voorwaarde dan Sangkuriang vóór het aanbreken van de dag een meer moest maken en een boot bouwen in dat meer, groot genoeg om de bruilofsgasten waardig te ontvangen. Sangkuriang aan het werk. Het zou hem gelukt zijn aan de voorwaarden van zijn moeder-geliefde te voldoen, had zij, dit ziende aankomen, de goden niet gesmeekt de dageraad te vervroegen om haar van een bloedschennig huwelijk te redden. En de goden redden haar. Zij waren toen al even ondoorgrondelijk als nu.
Er bestaat trouwens nog een tweede versie van het slot van deze legende. Als het meer blinkt onder de sterren en de boot tijdig gereed dreigt te komen, gelast Dayang Sumbi de vrouwen (daar zijn ze) de rijst te gaan stampen. Dit geluid brengt de hanen in de verkeerde mening dat de ochtend is aangebroken, zij vangen hun gekraai aan. Hierdoor wordt Sangkuriang op zijn beurt misleid. Boos schopt hij de boot om, tankuban prahu. Hij is te laat, hij heeft gefaald, hij verdwijnt.
Persoonlijk geef ik de voorkeur aan de verraderlijke list (gelijkluidend trouwens aan het slot van een heel ander volksverhaal Loro Jonggrang, van Midden Java)als ik niet het gevoel had dat ingrijpen van de goden passender is in het verhaal van de Javaan die een hond als vader heeft, een varken als grootvader, verliefd wordt op zijn moeder, en als Oedipus, op tragische wijze, want onschuldig, de echtgenoot van zijn moeder, zijn verwekker, doodt. Op het laatste moment verhinderd wordt zijn moeder te huwen. Ach, onschuldig zijn de mensen, de stervelingen, en schuldig de goden, de onsterfelijken. Het wordt ons weer ingescherpt. Schuldig is het noodlot.
Verjaagd, bedrogen door de goden, door zijn moeder, neemt hij zijn onschuld, zijn zuiverheid, in zijn verbanning mee. Hij wordt niet uit het paradijs verjaagd, misschien wordt hij wel, zij het op een wrede manier, het paradijs ingejaagd! Gestraft en gespaard tegelijkertijd. Het onheil afgewend, het kwaad overwonnen, moet de Indonesische Oedipus de wereld in. Een banneling die zijn onschuld als een last met zich meetorst.
Max Nord, essayist, journalist en vertaler. Is directeur van Sticusa en als zodanig destijds ook betrokken bij Indonesië. Auteur van o.m. ‘Vietnam is our world’.