Het land van terugkomst Willem Brandt
Het Land van Terugkomst: dat is de titel van een ‘dichterlijk reisjournaal’, deze maand bij Hollandia, Baarn, verschijnend, dat zijn aanleiding vond in een reis door Sumatra, Java en Bali die ik het vorig jaar heb gemaakt. Wie die titel leest zal waarschijnlijk aanstonds denken aan de naam van E. du Perrons bekende ‘Indische’ roman uit 1935: Het Land van Herkomst. Ik heb even geaarzeld of ik mijn boekje misschien beter Het Land van Thuiskomst zou noemen, want na een afwezigheid van twintig jaar, toen ik Indonesië weerzag, beving mij onmiddellijk het gelukkige gevoel thuis gekomen te zijn. Maar ik ben er niet geboren, zoals du Perron die in Gedong Menu tussen Batavia en Buitenzorg (nu Jakarta en Bogor) het levenslicht aanschouwd heeft, ik ben er helaas geen kind geweest en pas omtrent mijn 20ste jaar als een echte ‘totok’ in het oude Indië aangekomen, eerst vol heimwee naar Holland, en vol onzekerheden. Je telt de dagen met potloodstrepen aan de wanden af. Zes jaar, en dan maar voorgoed terug naar de blanke top der duinen. Het zijn tenslotte 27 jaar geworden, de beste jaren van iemands leven en voor mij ook de gelukkigste.
Dat mag vreemd klinken, want veel van die jaren waren vol verschrikking, doodsangst, verlies en ellende: de tijd van de Japanse bezetting, afwisselend in een gevangeniscel of achter prikkeldraad doorgebracht, de daarna volgende chaotische jaren van revolutie en politiële akties, moord en doodslag overal, en toen de moeilijke beginperiode van Indonesia als zelfstandige republiek, ook vol verwarring van radicale ommekeer.
Is het misschien daardoor, door al die pijn en angst, dat mijn liefde voor dat land en dat volk dieper is geworden dan anders wellicht het geval geweest zou zijn? Het tezamen lijden, het tezamen elke dag opnieuw moeten strijden voor je bordje rijst en het vege lijf, - er wordt een verwantschap door geschapen die heel wat meer betekent dan een prettige herinnering aan Indië, zo'n prachtig land, met al die aardige mensen, waar je zo goed verdienen kon, en altijd zon, meneer!
Toen ik na twintig jaar, toch maar een blanke en nieuwsgierige vreemdeling, weer terug was viel het de eerste de beste Indonesiër die ik sprak op, dat ik de Indonesische taal nogal goed beheerste en hij veronderstelde dus terecht dat ik al eens eerder in zijn land geweest moest zijn. Ik zei hem dat ik nog uit de ‘tempo koloniaal’ stamde, waarop hij breed glimlachte, mij bijna omarmde en antwoordde:‘U hoort dus tot onze familie.’ Ik was thuis en wij hadden elkaar herkend, niet alleen aan de taal, maar door een geheimzinnig gevoel van gemeenschappelijkheid dat door tezamen beleefde conflicten, bitterheden en strijd, kan ontstaan. Alles is anders geworden, maar ik was werkelijk weer thuis.
Reizend door Sumatra, vergezeld van een jonge Indonesische gids, een werkstudent, vroeg ik hem bij 't passeren van Kaban-Djahé mij daar de strafgevangenis te laten zien, waar ik gedurende de Japanse bezetting een poosje in opgesloten geweest ben. In Holland word ik 's nachts soms nog schreeuwend wakker; een trauma, overgehouden van mijn ervaringen in die smerige ‘tutupan’. Wij zochten overal, informeerden bij de politie, maar het gebouw stond er niet meer, het was jaren geleden afgebroken. Eventueel geboefte werd tegenwoordig naar een andere, centrale, gevangenis in Medan gedirigeerd. Wat jammer, zei ik, ik was daar graag nu eens als vrij man in en uitgewandeld.
Mijn jonge gids zweeg, doch toen we een eindje met de auto onderweg waren, met rondom ons het indrukwekkende, prachtige landschap van Simelungun, antwoordde hij het volgende: ‘Ik ben blij dat die gevangenis er niet meer staat. Het is niet goed zulke dingen uit het verleden terug te zien. Als men omziet, naar het verleden, naar alles wat iemand overkomen is, dan moet men aan de kwade en slechte dingen voorbij gaan en alleen maar terug denken aan het vele goede, dat er ook geweest is. En daaruit put je kracht om met vertrouwen en optimisme een nieuwe toekomst tegemoet te gaan. Zo denken wij Indonesiërs er over.’
Deze woorden van een Indonesische student, een kind van de revolutie, zal ik nooit vergeten. Ze