kale bossen naar mijn smaak het mooist. Van dit prentenboek is overigens de bijzonderheid dat er tussen de tekst voorwerpen zijn ingetekend, maar aangezien het woord is blijven staan, mist deze opzet volgens mij zijn doel, want je zit doorlopend dubbel te lezen. Misschien is het bedoeld voor kleine kinderen, zodat zij kunnen zien wat zij nog niet kunnen lezen. Op zichzelf zou dat aardig bedacht zijn, maar dan moet een aardappel wel op een aardappel lijken en niet op een chocoladekoekje.
Het bestaan van prentenboeken wordt voor mij uitsluitend gerechtvaardigd door de spiritualiteit waarmee het gegeven wordt behandeld en de eenheid van tekst en tekeningen. Dat is voor mij ook niet het geval bij Het kasteel van Benjamin van Philip en Mette Newth. Best aardige plaatjes (een mooie bok) en een niet erg briljante tekst met een toch wel aardig gegeven: een jongetje dat een kasteel maakt voor zijn vrienden, het steeds weer opnieuw en steeds kleiner maakt, zodat het ten slotte een knopendoos voor zijn moeder wordt. Jammer dat het niet wat visueler is uitgewerkt, met wat meer accenten ook, zodat het verhaal boeiender zou zijn. Naverteld door Niskos, uitgegeven door Lemniscaat.
Een wel briljant boek, terecht met een zilveren griffel bekroond, is het door Russell Hoban geschreven en door Quentin Blake geillustreerde verhaal Hoe Tom won van kapitein Najork en zijn gehuurde sportlingen. Een krankzinnig verhaal over een door de modder dollende jongen die gepest wordt door zijn ongetrouwde tante Dicta Tor-van Knobbel met een ijzeren hoed op haar hoofd. Als ze haar onverstoorbare neef er niet onder kan krijgen, laat ze kapitėin Najork met zijn sportlingen komen, maar ook die kan het van hem niet winnen en ten slotte verwed Tom zijn tante die met de kapitein trouwt en zet hij een advertentie (met voorwaarden) voor een nieuwe tante. Een van de meest oorspronkelijke prentenboeken die ik ooit gelezen (èn gezien) heb. Wat het lezen betreft is dat zeker ook te danken aan Hans Plomp, die er een werkelijk briljante vertaling van maakte vol woordvondsten. Een sublieme uitgave van Boelen.
Goed vertaald, maar veel gewoner en zonder naam, is het door Junk uitgegeven sprookje van de gebroeders Grimm Het blauwe licht, het bekende verhaal over de arme soldaat die met behulp van een blauw lampje een heel koninkrijk bij elkaar ramt. Het boek ontleent zijn waarde aan de platen - mooie, romantisch geheimzinnige kleuren - maar ze zijn dan ook van de beroemde Lilo Fromm.
Iemand die prachtige prenten heeft gemaakt bij sprookjes van zowel Grimm als Andersen, is de Deen Svend Otto, die nu een prentenboek van totaal ander karakter heeft gemaakt, namelijk De reis van de luchtberen, dat werd geschreven door Lennart Helsing, werd vertaald door L.M. Niskos en uitgegeven door Lemniscaat.
Twee beren stoppen een zaadje in de grond. Daar groeit een pompoen uit waarin ze gaan wonen en mee gaan varen. Tot ze er een vuurtje in gaan stoken en dan gaat de pompoen stijgen door de warme lucht en worden de twee beren luchtberen in een zeppelin. Een braaf verhaaltje met aardige tekeningen - er is niets voor en niets tegen - een uitgave die alleen mogelijk is in deze welvaartsprentenboekenoverproduktie.
Veel aardiger is het door Kurt Baumann geschreven sprookje Zal ik je leren brood bakken? (Uitgeverij Junk) over een ontevreden prins, die eindigt als bakker (met een echt recept!) en uitvoerder van andere schone handwerken en zijn vader ten slotte probeert over te halen om met dat vervelende regeren op te houden en in het dorp te gaan wonen, zodat hij eindelijk eens echt met mensen in kontakt zal komen en iets zal gaan doen dat zinvol is. Luis de Horna tekende er kostelijke platen bij, geestig, oorspronkelijk en lekker veel op te zien.
Over het afreageren van agressie gaat het beroemde, door Maurice Sendak geschreven en getekende verhaal Max en de Maximonsters, dat, door Niskos vertaald, bij Lemniscaat werd uitgegeven. Als Max door zijn moeder naar bed is gestuurd omdat hij haar heeft uitgescholden, droomt hij dat hij bij de maximonsters komt. Maar ondanks hun vreselijk gebrul en hun vreselijke klauwen, kan Max ze allemaal temmen en als hij ten slotte hun koning wordt, gaan ze een wild feest vieren. Op de platen zien de maximonsters er inderdaad heel griezelig en angstaanjagend uit, maar als Max al zijn agressie kwijt is, zeilt hij weer naar huis terug, wel een jaar lang, week in, week uit, en een hele dag door, maar als hij wakker wordt, vindt hij zijn avondeten en dat is zelfs nog warm... Een oplossing die eenvoudiger, oorspronkelijker èn geruststellender iṡ, lijkt mij gewoon niet denkbaar.
Ook het Deense Het ik ben zo BOOS dat ik bij na niet meer weet wat ik doe BOEK door Gisela Frisén, gaat over agressie. Maar hier gaat het om een uitbarsting van woorden en niet om een verhaal. Nini van de Beek, die het vertaald heeft, kon dan ook niet volstaan met de gebruikelijke vertaling, maar heeft,in samenwerking met Nederlandse kinderen, naar woorden en uitdrukkingen gezocht, die kinderen gewoonlijk gebruiken om hun agressiviteit af te reageren. Het is daardoor een boek geworden, dat de meeste kinderen wel blijkt aan te spreken. Voor een groot deel is dat zeker ook te danken aan de illustrator Per Ekholm, die met zijn scherpe en felle tekeningen wel bewijst dat hij kinderen goed geobserveerd heeft.
Een modern, onromantisch prentenboek (voor niet jonge kinderen) waarvan tekst en tekeningen volledig op elkaar aansluiten en één geheel vormen.
Wel romantisch, tenslotte, is De gestolen spiegel van de dit jaar met het gouden penseel bekroonde Lidia Postma. Het (nogal ingewikkelde) verhaal gaat over een jongen die via een elf in aanraking komt met mensen die ongelukkig zijn omdat ze hun spiegel kwijt zijn, zichzelf niet meer kunnen zien en daardoor zijn vergeten wie ze zijn. Om die spiegel terug te krijgen moet er een draak verslagen worden en dat gebeurt natuurlijk ook. Het aardigst in het verhaal vind ik de werkelijkheidsfasen waarin soms zeer verrassende dingen naar boven komen, zoals Michiel die liever een fiets heeft dan een zusje of broertje, die fiets ook krijgt, welke op de meest overtuigende wijze een heel bijzondere fiets wordt. Verrassend ook het einde waarin Michiel tot de ontdekking komt dat meisjes net zoveel waard kunnen zijn als jongens. En misschien nog meer.
Maar de platen van dit boek vind ik het mooist. Ze hebben sfeer, karakter en een grote indringendheid, terwijl ze - en dat vind ik er het bijzondere van - eigenlijk conventioneel van uitgangspunt zijn. Lidia Postma heeft deze prijs, lijkt mij, door haar oorspronkelijkheid, ten volle verdiend.