Andre Matthijsse
Duitse kroniek
Die Katastrophendynamik blijft boeien. Bij wie bestaat die nu eigenlijk? Bij de Duitsers of bij ons? Aan een deutsche Katastrophendynamik (de term komt van Thomas Mann) heb ik mijn eerste Duitse kroniek gewijd. Om me wat af te zetten tegen het vertekende beeld dat wij van het huidige cultuurpolitieke klimaat van de Bondsrepubliek voor ogen krijgen.
De stelling was: indien er inderdaad iets als een deutsche Katastrophendynamik bestaat kan deze alleen bestaan bij de gratie van een europäische Katastrophendynamik; over die laatste wordt alleen nooit gesproken.
Twee voorbeelden die aangeven waarom ik er op terug kom. In de BRD verscheen het vorig jaar bij de Trikont Verlag het boek Wie alles anfing. Een autobiografisch relaas van Michael Baumann, Bommi genoemd; een jonge arbeider die in de jaren zestig in de stadsquerilla van Berlijn verzeild raakte. Het bekende verhaal van molestaties, overvallen, bomaanslagen. Slecht gemotiveerd in ieder geval, vandaar dat Bommi in zijn boek laat weten het rechte pad te hebben teruggevonden. Bovendien roept hij zijn makkers op om hun gewelddadige strijd te staken.
Niets aan de hand dus. Vervelend alleen was dat Michael Baumann door de justitie werd gezocht, en dat een boek waarin je kunt lezen hoe je een eenvoudige bom maakt door de justitie in feite is verboden. Het boek werd in beslag genomen. En iedereen riep, terecht, censuur. Een snel internationaal collectief stelde zich achter een heruitgave. Die verscheen. Geen problemen. Ook de Duitse justitie kent grenzen.
En wat gebeurde nu in het zo over Duitsland verontruste Nederland? Wie alles anfing werd voor vertaling goed gevonden. Zodat De Haagse Post een tijdje geleden een voor-publicatie kon afdrukken. Het is waar: zoiets ligt lekker in Nederland. In de inleiding vergat De Haagse Post alleen te vermelden dat het boek alweer sinds enige tijd in eert Duitse editie is te krijgen. Voor ons is alleen de censuur interessant. Waarover moeten wij ons eigenlijk zorgen maken?
Het andere voorbeeld betreft de politieke kunstenaar Klaus Staeck. Het is het Schiedamse Gemeentemuseum gelukt een expositie van diens collages en grafisch werk te organiseren. De kunstenaar kwam ter gelegenheid van de opening zelfs even naar Nederland. Over die tentoonstelling zal ik het hier nu maar niet hebben; al heeft nog niemand één woord gerept over de schandalige manier waarop dit museum politieke kunst (=geen kunst?) denkt te kunnen ophangen - het gaat nu eenmaal om de publiciteit.
Vrij Nederland ging dan ook niet zozeer in op het tentoongestelde, maar drukte wel een interview met Staeck af. Heel gerechtvaardigd, bovendien bijzonder lees- en leerzaam. Om Staeck zelf aan het woord te laten:
‘De Bondsrepubliek is geen politiestaat. Er is nog recht te krijgen, je kunt nog steeds zeggen wat je wilt. Alleen moet je het ook doen(...) Natuurlijk zijn die Berufsverbote onzinnig, maar (dat soort) kritiek uit het buitenland is absurd en kan averechts werken (...) Ik ben bang (...) dat kritiek uit het buitenland(...) in de Bondsrepubliek tot een innerlijke verharding leidt waardoor het nog moeilijker wordt van de Berufsverbote af te komen.’
Staeck is niet de eerste de beste. Zijn werk werd door CDU-, CSU- afgevaardigden letterlijk verscheurd en vertrapt, hij wordt met het ene proces na het andere geconfronteerd (gelukkig is hij jurist)., hij is kortom iemand die het moeilijk heeft in het huidige cultuurpolitieke klimaat van de Bondsrepubliek. Toch noemt hij zich redelijk optimistisch. Dat is een geluid dat we ons in Nederland ter harte mogen nemen. Om die Katastrophendynamik niet onnodig te laten werken.
(Het was eigenlijk Max Frisch aan wie ik deze kroniek had willen wijden. Hij ontving de Vredesprijs van de Duitse boekhandel, hield ter gelegenheid daarvan een rede in Frankfurt over die Duitse situatie. Bovendien werd zijn laatst verschenen roman/dagboek Montauk kortelings in het Nederlands vertaald. Maar wat zo ik nu nog: ook Frisch is een buitenlander.