De gepolitiseerde romantiek van Franz Jozef Degenhardt
André Matthijsse
Eigenlijk zit me die bovenstaande term niet lekker. Gepolitiseerde romantiek. Politiseren is een mode-woord (zoals ook een mode-woord dat is: een modieus woord, beter nog: een modieuze term) en ik vind Degenhardt té integer om zijn werk met modieuze termen af te doen.
Ik gebruikte die twijfelachtige term voor het eerst voor een impressie naar aanleiding van een optreden van Degenhardt het vorig voorjaar in Amicitia:
‘Franz Josef Degenhardt - indertijd Väterchen Franz genoemd - de Bänkelsanger van weleer, de gepolitiseerde zanger van nu, was gisteravond in Amicitia te horen. Een optreden dat, hoe kan het ook anders, eigenlijk veel minder interessant was dan de man erachter.’
Vooral de slotalinea's van dat artikel interesseren me nu:
‘Daar staat hij dan, met zijn boodschap in Amicitia. Voor een publiek van Haagse Duitstaligen en studenten (in de Duitse taal- en letterkunde); Franz Josef Degenhardt is Väterchen Franz gebleven.’
‘En wie zijn eigentijdse adoptatie van Brechts “Der anarchronistische Zug” hoort, begrijpt ook waarom. Terwijl Degenhardt zelf nog niet heeft geleerd dat je het snijdende politieke lied zeker niet “smakelijk” moet opdissen.’
‘De wereld, Duitsland, Nederland, Amicitia, hoe breed of smal je het ook ziet, het is gisteravond geen strootje veranderd. Met uitzondering misschien’ - zo luidde mijn slotzin in de ochtendkrant - ‘van de vraag naar grammofoonplaten van Franz Josef Degenhardt in de Haagse muziekwinkels’!
En toen ik, meer onlangs, twee boeken van Degenhardt las en daarover in diezelfde ochtendkrant, Het Vaderland, schreef, en daarvoor dat knipsel over zijn optreden tevoorschijn haalde, kon ik geen andere kop bedenken dan: Franz Josef Degenhardt: gepolitiseerde romantiek. Nu ik opnieuw over Degenhardt schrijf, over de zanger, over de romanschrijver, dient de vraag te worden gesteld of die term niet moet worden omgedraaid?: i.p.v. gepolitiseerde romantiek geromantiseerde politiek.
Franz Josef Degenhardt kan bekendheid, ook in Nederland, niet worden ontzegd. Was dat Väterchen Franz al enigermate bekend, een jurist die, zoals hij, in de roerige jaren zestig vóór de Duitse studenten-activiteiten pleitte, hàd over publiciteit helemaal niet te klagen. Zijn twee romans, die in de eerste jaren zeventig verschenen, werden dan ook onmiddellijk in het Nederlands vertaald: Lont en Brandhaarden.
Wat mij betreft: Degehardt was én is een romanticus; en ik zeg: wat mij betreft omdat ik daarmee niets denigrerends, eerder iets positiefs bedoel. Degenhardt was een jongen van goedenhuize, die de kolder in zijn kop kreef (zoals dat in diezelfde huizen wordt genoemd) en naar Parijs, naar Saint-Germain-des-Près, die terug in Duitsland rechten ging studeren.
Hoewel, hij had, zoals hij het heeft omschreven, Oscar (die van Grass' blikken trommel) horen slaan. Onder invloed van Tucholsky, Brecht, en met name Enzenberger, begon Degenhardt gedichten te schrijven, die hij, omdat het succes uitbleef, zelf ging zingen, zichzelf op de gitaar begeleidend; Georges Brassens als voorbeeld.
Een Bänkelsanger die zich politiek helemaal in de SPD terugvond. Niet lang overigens. De enorme politiserende stoot van de jaren zestig raakte ook Degenhardt. Hij ried zijn gehoor aan op de Duitse communistische partij te stemmen; moest derhalve noodgedwongen de SPD verlaten (meer een kwestie van dwang dan van nood)., werd buiten-parlementair actief, liet zijn assistentschap aan het Instituut voor Europees Recht aan de universiteit van Saarbrücken in de steek voor een advocaten-collectief dat de activistische studenten juridisch bijstond; na Oskar had Degenhardt Rudi Dutschke horen trommelen.
Bovendien had hij de Oostduits zanger Wolf Biermann gehoord, en die schreef hardere, meer directe teksten dan Degenhardt tot dan deed.
Maar ook die periode was snel voorbij. In Amicitia zong Degenhardt van zijn ‘geflipte wapenbroeders’, van ‘zondagsrevolutionairen’, en hij hoonde de kinderen van goeden huize die staakten.
Om dat Amicitia-artikel verder te volgen:
‘Toch hoort Degenhardt ook tot dat type. Alleen, hij is in zijn romantische speurtocht nog niet geflipt en in een volgend stadium terecht gekomen. Dat van de arbeiders die toch één klasse vormen, internationaal, en als die arbeiders dat nu maar leren inzien dan, ja dan volgde de overwinning.
‘Kortom Franz Josef is nog steeds dezelfde romanticus die hij was in de jaren dat hij naar Parijs reisde.
‘Wat niet wil zeggen dat hij niet sympatiek is. Want sympatiek is hij: je kunt moeilijk iets anders dan (oprechte) bewondering hebben voor iemand die, uic overtuiging, zijn gage afstond aan de Vietcong, die zijn mogelijke baantjes opzij zette voor de ‘zaak’.