de vertalingen van Chinese gedichten door Hans Bethge kennen. Vooral de gedichten van Li tai Po maakten diepe indruk (Mahler maakte ze beroemd, afschuwwekkend componist met zijn sentimentele, triviale melodieën, de trots op zijn fraaie profiel; de enige man die op alle groepsfoto's en face te zien is). De vertalingen maakten me duidelijk dat rijm en veel andere strengheden absoluut niet noodzakelijk waren voor het verkrijgen van poëzie. Het ging blijkbaar om iets anders.
Kort na de oorlog liet mijn vriend Rick Waleson me een gedicht zien dat hij zojuist geschreven had. Het enige wat me trof en wat ik nu nog weet is dat er o.a. sprake was van een stille vijver waarop plotseling eenden neerstreken. Het vangen in woorden van een kort moment zo dat je als lezer even de smaak proefde van het werkelijke moment. Een dergelijk princiep is te vinden in vele volmaakte gedichten, maar vanwege de volmaaktheid zou ik nooit op het idee zijn gekomen dat ik ooit zelf zo iets zou kunnen maken. Het gedicht van Rick was onbeholpen en ik dacht direct: dat kan ik ook.
Op mijn negentiende schreef ik mijn eerste gedicht, tamelijk lang en zo vol van sentimentele cliché's dat ik er nog steeds geen regel van wil citeren. Dat werd nog erger toen ik de pas ontdekte, verwarrende mogelijkheden van liefde ook in woorden wilde uitdrukken.
Van die eerste gedichten heb ik nooit iemand iets laten lezen, waarschijnlijk vermoedde ikzelf wel hoe slecht ze waren, al wist ik niet wat ik er aan doen moest.
Bladerend in een oud Duits biologisch woordenboek las ik het woord Knochenfisch, terwijl het hele huis vervuld was van de geur van kokende vis. Zonder aan enig officieel onderwerp te denken schreef ik toen:
die zacht maar onweerstaanbaar
Genezing! Ik had een moment gevangen, het rijmde zelfs ingewikkeld, er stonden fraaie woorden in, weedom, onweerstaanbaar, dit alles, maar de afwezigheid van loodzware gevoelens maakte voor het eerst spel mogelijk. Rijp voor studentenpoëzie, en als redacteur van Propria Cures heb ik een tijdlang mijn hart opgehaald.
Het voordeel van schrijven als spel is dat je niet door gevoelens verblind wordt bij de kritische beoordeling. Je bent eerder geneigd om slechte zinnen te aanvaarden (ook van anderen) als je weet welke mooie inhoud ze hebben. Bij puur spel krijgen de spelregels meer macht en als er later - wat je toch hopen moet - weer meer inhoud in de zinnen kruipt is het mogelijk dat je de opgedane kritische blik behoudt.
Ik ben er nog steeds niet achter wat bij mij het mechaniek van dichten is. Van andere dichters hoor ik soms hoe ze echt aan het werk gaan, construeren, koppelen van verspreide zinnen, schrappen. Roland Holst vond inspiratie een strovuur. Voor mij is inspiratie het enige wat er toe doet, als ik zo tenminste de physiologische toestand moet noemen waar ik van tijd tot tijd (veel te zeldzaam) in geraak en waarvan ik weet dat ik er in tot dichten kom, al weet ik bij het begin nog niet waarover. Het is een stemming die ik vroeger wel eens heb genoemd ‘een gelukkig moment van eenzaamheid’. Op reis, vooral als ik alleen ben, kom ik er dicht bij, maar soms ook tenmidden van anderen, door een plotselinge grote ontroering. Soms komen er vanzelf woorden die tot mijn verbazing, zonder bedacht te zijn, het moment vangen.
In het kader van het moderne, democratische wantrouwen op de universiteit is me wel eens gevraagd hoeveel tijd ik per jaar aan dichten besteed. Ten eerste heb ik tijdens de vierentwintig jaar dat ik op het Zoölogisch Museum werk nog nooit een gedicht geschreven. Niet omdat ik dat niet zou willen maar omdat er blijkbaar in de museumbezigheid, het hanteren van feiten, een tegengif tegen poëzie schuilt. Ten tweede kost het opschrijven van een gedicht hoogstens vijf minuten, veel veranderen kan ik niet, omdat de genoemde stemming maar zo kort duurt. Gemiddeld heb ik niet meer dan vijf gedichten per jaar geschreven. Maar ze moeten de etterbuil die zoiets vraagt wel de hersens inslaan.
Aan de andere kant is zulk wantrouwen terecht, vandaar w.s. mijn kwaadaardigheid want die paar minuten schrijfwerk per jaar zijn natuurlijk alleen mogelijk wanneer je het grootste deel van het jaar en misschien wel altijd het instrument bent dat belvenissen vergaart en distilleert en mengt en knoeit, om op onberekenbare momenten iets af te scheiden wat altans het instrument zelf als poëzie herkent.
Dat reizen eerder tot poëzie leidt dan mijn dagelijks werk komt niet doordat het reizen me zoveel nieuwe ervaringen zou brengen, tenzij indirect. De vreemdheid van de nieuwe omgeving drukt me in mijzelf terug. Ik heb op reis meer met mezelf te maken dan in mijn dagelijkse omgeving. Misschien dat het de gedwongen concentratie is op zaken die nog niet in mijn hersens tot rust kwamen, die tot kristallisatie leidt. Vandaar misschien, dat ook een zeldzame, slapeloze nacht wel eens tot een gedicht leidt.
De groefjes in de grammofoonplaat zijn veroorzaakt door muziek en kunnen die muziek weer teruggeven. Sommige gedichten hebben dat ook, dat ze de stemming die ze tot ontstaan bracht bij het lezen terugroepen.
We hadden een verjaardag gevierd en zaten in de schemer, volgevreten en -gedronken uitgezakt achter de boerderij. In principe zou je daar reeen kunnen zien als ze bij de bosrand komen grazen. Plotseling het groot geruis van een vlucht spreeuwen. Ontroering, misschien om de afloop van een mooi feest, de mooie zomerdag, misschien om het toevallig samenkomen van de woorden bosrand, reeën, regenen, spreeuwen, ruisen.