Pierre H. Dubois
Franse kroniek
Het is geen wonder en evenmin toeval de Franse kroniek ditmaal te beginnen met een auteur die bepaald niet tot de onbekenden behoort en die zelfs zijn carrière eigenlijk als afgesloten beschouwt. Ik bedoel Georges Simenon, de 73-jarige in Lausanne wonende schrijver van waarschijnlijk het omvangrijkste contemporaine oeuvre, die de laatste tijd weer herhaaldelijk in de aandacht staat. Ditmaal niet door interviews, want hij probeert zich zoveel mogelijk aan de publiciteit te onttrekken, sinds hij enkele jaren geleden zich als romancier terugtrok, zijn monsterachtig groot domein verliet en zich in een klein huis, practisch zelfs in één enkele kamer nestelde, waar hij zijn dagen doorbrengt met naar de vogels in de tuin en soms naar de televisie te kijken en voor de rest van tijd tot tijd wat te praten in zijn dictafoon.
Maar dat praten doet hij vaak en als, wat dan op de band staat opgenomen, door zijn secretaresse is uitgetypt, blijkt dat voldoende op te leveren om nu al in minder dan twee jaar een drietal omvangrijke delen te vormen. Eigenlijk al meer want een vierde is inmiddels voltooid. Die drie delen zijn Un homme comme un autre, Des traces de pas en Les petits hommes.
Hoe moet men die boeken noemen? Het zijn een soort notities ‘au jour le jour’, waarin men van alles kan terugvinden: herinneringen, opmerkingen over zijn gezondheid, de politiek, het leven van elke dag. Maar ook heel persoonlijke zaken over zijn kinderen, zijn relatie met zijn vrouw van wie hij sinds tien jaar gescheiden leeft, vaak heel openhartige, pijnlijke, soms zelfs wel choquerende dingen. Maar het is of hem dat niets meer kan schelen, een man als een ander, maar een vrij man, die zich door niets en niemand meer laat weerhouden te zeggen wat hij denkt, zij het vooral zonder de pretentie nog aan literatuur te doen. Hij wil niets anders meer zijn dan een ‘willekeurig iemand.’ Nu kan men dat willen, maar het neemt niet weg dat hij voor de lezers van boeken die hij laat verschijnen toch Simenon blijft, dat wil zeggen: niet helemaal een man als een ander. Maar er ligt wel een probleem. Het probleem namelijk dat, ofschoon hij zijn ‘dubbelganger’ heeft losgelaten, Simenon toch niet meer in staat blijkt ‘zichzelf’ te worden, die gewone, gepensioneerde ‘petit homme’ die hij zou willen zijn. Hij is nu eenmaal een ‘schrijfdier’. Al op de tweede bladzijde van Les petits hommes, begonnen in april 1974, toen de twee voorgaande delen (en zelfs Lettre à ma mère) nog moesten verschijnen, noteert hij: ‘A ce moment-là, je pourrai à nouveau dicter n'importe quoi, selon mon humeur, des choses sans importance, des idées parfois saugrenues qui me passent par la tête. Cela commence depuis quelques jours à me manquer’.
Het eerste deel van deze aantekeningen ‘blocnote klein formaat’, om met Du Perron te spreken, is van de drie delen nog het interessantst, omdat dit het meest de autobiografische mémoires behelst, waarin veel bijzonderheden uit zijn begintijd worden verteld die van betekenis zijn voor wie hem wil bestuderen en die nooit eerder zo exact zijn geregistreerd; al heeft hij er wel eerder het nodige van losgelaten in interviews, dat werd vaak door de journalistieke sensatielust weer vervormd.
Veel minder boeiend vond ik het tweede deel, waarin inderdaad nogal wat ‘onbelangrijke zaken’ staan en waar Simenon de indruk maakt aan ouderdomskwaaltjes te gaan lijden: hij herhaalt zich voortdurend (zonder bij het lezen van de proeven het rode potlood te hebben gebruikt), hij toont zich gevoelig voor allerlei echte of vermeende griepjes of ziekte-verschijnselen en klaagt nogal eens over de tijd, de politiek, de toekomstperspectieven, zelfs doet hij nogal knorrig over zijn kinderen die hem vooral weten te vinden als ze geld nodig hebben. Evenals trouwens zijn van hem gescheiden levende vrouw, die nieuwe dure auto's eist (terwijl hij zijn eigen wagenpark heeft weggedaan) en die hem schrijft dat ze van wat hij haar maandelijks geeft niet kan leven ‘overeenkomstig haar rang’, terwijl hij haar maandelijks meer uitkeert dan hij voor zichzelf en de drie kinderen uitgeeft, en niet begrijpt wat dat is: haar ‘rang’.
Zulke détails (dit laatste staat overigens in het derde deel Les petits hommes) doen een beetje pijnlijk aan, maar, schrijft Simenon, het spreekwoord dat je de vuile was binnenshuis moet doen, is vals, wanneer je nu eenmaal een zekere bekendheid hebt gekregen. Dan leef je voor de ogen van het publiek dat je beoordeelt.
Ik moet zeggen dat Simenon, ofschoon hij soms bijzonder openhartig is, over het algemeen toch vrij discreet is wat zijn familie en vrienden betreft. Maar juist die ongewone opengartigheid die soms ineens in dat verband naarboven komt (over zichzelf is hij het voortdurend), is wel erg betekenisvol voor wie zich een beeld van Simenons psychologie probeert te vormen.
Behalve deze tot nu toe gepubliceerde drie aantekeningen, mémoires en korte bespiegelingen, zijn er nog een paar andere uitgaven die de laatste maanden de aandacht opnieuw op Simenon hebben gevestigd en die voor zijn bewuste lezers (te onderscheiden van de lezers die alleen geïnteresseerd zijn in zijn Maigret-verhalen) de moeite waard zijn. Dat zijn de twee eerste delen in de bekende pocket-reeks 10/18 van de reportages die hij naast zijn romans gedurende vele jaren ook heeft geschreven. Het eerste deel heet A la découverte de la France, het tweede A la recherche de l'homme nu. Het ligt in de bedoeling dat ze nog door twee delen worden gevolgd, Reportages III en Le Romancier et la vie. De teksten van deze uitgaven zijn bijeengebracht door Francis Lacassin en Gilbert Sigaux (die ook de tekst verzorgde van de Oeuvres Complètes) en voorzien van een voorwoord en een bibliografie van Lacassin. Die voorwoorden, gebaseerd op informaties en gesprekken van en met de auteur, zijn zeer belangwekkend, ook al weer omdat ze veel bijzonderheden geven en veel nauwkeuriger dan doorgaans het geval is.
Maar ook de teksten zelf zijn de moeite waard en vormen een welkome aanvulling van de schrijver Simenon. In de eerste plaats natuurlijk omdat hier de grondstof te vinden is waaruit veel van zijn romans zijn opgebouwd. Maar ook, en misschien vooral, omdat men uit deze teksten Simenon kan