Jos Knipscheer
Amerikaanse kroniek
Sinds ik weet dat Sinterklaas niet bestaat en (later) dat het hele feest niet meer is dan een truuk van de middenstand om ons, konsumenten, nog wat extra-geld uit de zakken te kloppen, kortom sinds Watergate, ben ik ook hinderlijk achterdochtig (vind ik zelf) geworden ten aanzien van zulke instellingen als bestsellerlijsten en literaire prijzen. Hoe worden die, namelijk, vastgesteld respektievelijk toegekend, in hoeverre is er sprake van vriendjespolitiek, van elkaar de bal toespelen, hoeveel smeergeld kleeft er aan die ballen, enzovoort, enzovoort? Literaire prijzen betekenen reklame en gratis reklame bestaat bij mijn weten niet.
Maar goed, zo werkt het kapitalisme, en als dergelijke middelen gehanteerd worden om er zoiets moois, waardevols en verrijkends als literatuur mee aan de man te brengen, zeg ik: waarom niet? en reserveer ik mijn achterdochtige bedenkingen voor de inleidende alinea.
Amerika kent twee grote landelijke literaire prijzen die jaarlijks worden toegekend: de National Book Award en de Pulitzerprijs. Voor de bekroonden en hun uitgevers hebben deze prijzen duidelijk kommercieel nut. De oorspronkelijke (hard cover)-uitgever kan hogere bedragen eisen voor de pocketrechten (hoewel daar in de regel, als het niet nodig is, niet op wordt gewacht) en de pocketuitgever laat nooit na de behaalde prijs op het omslag te vermelden. Voor de NBA heeft alleen de kandidaatstelling al die verkoopbevorderende waarde.
Voor de hand ligt ook dat deze literaire onderscheidingen minstens voor een deel het beeld bepalen dat er buiten de Verenigde Staten van de eigentijdse Amerikaanse literatuur bestaat, onder meer door vertalingen. Dat beeld blijft natuurlijk vertekend (daarvoor is het aanbod eenvoudig veel te groot), maar zou anders waarschijnlijk nog beperkter zijn, namelijk tot die namen die al bewezen hebben voor een bepaalde verkoop borg te staan.
En voor ons, eenvoudige belangstellende lezers, biedt de lauwering in zekere zin datzelfde houvast.
Voor zover te overzien geschiedt de toekenning van de belangrijkste literaire prijzen in Amerika op louter kwalitatieve gronden en worden meestal auteurs bekroond die weinig of geen kommercieel sukses genieten of nog, zeker internationaal gezien, aan het begin van hun karrière staan.
In 197A, bijvoorbeeld, won Thomas Pynchon de National Book Award en bijna ook de Pulitzerprijs. (Bij mijn weten heeft alleen Bernard Malamud ooit in één jaar beide onderscheidingen uitgereikt gekregen). Pynchon is een van de beste en waarschijnlijk de moeilijkste auteur in het Amerika van na de oorlog, en hij laat zich nauwelijks iets gelegen liggen aan de opbouw van een karrière. Niet alleen zit er geen enkele regelmaat in de verschijningsdata van de drie romans die hij tot nu toe geschreven heeft (die bovendien kwa omvang sterk van elkaar verschillen, variërend van 140 tot 900 pagina's), daar komt nog bij dat hij volkomen geïsoleerd leeft en werkt, onbereikbaar is voor interviewers en nog nooit zelfs een foto van zichzelf heeft laten cirkuleren. Een officiële erkenning van zijn werk is eenvoudig noodzakelijk wil het op grotere schaal gelezen worden dan uitsluitend door kollega's, kritici en kenners. Mede op grond van de prijs die Pynchon voor Gravity's Rainbow kreeg durft uitgeverij Agathon het nu aan hem, te beginnen met zijn tweede en dunste roman, The Crying of Lot 49, in het Nederlands te introduceren.
Veel overeenkomsten met Pynchon vertoont William Gaddis, die dit jaar (dat is al bekend) de National Book Award krijgt. Ook hij treedt weinig in het openbaar en zijn grote faam, bij de k, k & k's, dankt hij aan slechts twee romans: het 1021 pocketpagina's dikke The Recognitions (1955) en nu, twintig jaar later, J R, dat met z'n 726 pagina's waarschijnlijk evenmin ooit voor vertaling in het Nederlands in aammerking komt.
Pynchon en Gaddis zijn de meest uitgesproken vertegenwoordigers van wat in Amerika het paranoia-surrealisme genoemd wordt. Hun boeken zijn nachtmerries vol geheime komplotten en tegen de vrije wil van het individu gerichte systemen en organisaties. Beiden zijn in technische zin grootmeesters. Zoals in de beschreven ‘werkelijkheid’ achter elke situatie of gebeurtenis diepere betekenissen schuilgaan, zo biedt ook hun woord- en beeldgebruik altijd verderreikende perspektieven dan men op het eerste gezicht geneigd is te veronderstellen. Niet het soort literatuur dus dat vanzelf zijn weg naar het lezerspubliek wel vindt.
Van J R verscheen gelijk met de gebonden editie bij Knopf een paperbackuitgave, die in Nederland verkrijgbaar is voor f 21,25. De pocketeditie van The Recognitions dateert pas uit 1974. Het is een Bard-pocket van Avon Books die f 11,10 kost. De boeken van Pynchon zijn in Amerikaanse én Engelse (Picador) pocketedities leverbaar.
Dat de Pulitzerprijs dit jaar naar Saul Bellow gaat, voor Humboldt's Gift, is een kwestie van rechtvaardigheid. Viermaal eerder stond hij op de nominatie als belangrijkste kanshebber, in 1954, 1960, 1965 en 1971, maar alle keren ging de prijs zijn neus voorbij, één keer ten faveure van een zekere Allen Drury, die helemaal niet op de kandidatenlijst voorkwam, en twee keer in een jaar dat de prijs eenvoudig niet werd toegekend. (Dus toch gekonkel?) Bellow won overigens wel drie keer de National Book Award.
Bellow is ook geen makkelijke schrijver en de verkoop van zijn boeken blijft meestal ver achter bij de waardering in de kritiek. Bij Meulenhoff Nederland verschenen verschillende van zijn romans in vertaling, maar het sukses ervan was zo gering, dat men besloot van Humboldt's Gift af te zien. De vertaling verschijnt nu bij Agathon en het zal erom spannen of die er eerder is dan de Amerikaanse pocket.
In 1975 gingen de prijzen naar Robert Stone en