Toelichting op Onderschatting & Overschatting door Charles Vergeer
Het bovenstaande is het, originele, antwoord van van Schendel op een enquête van de krant ‘Het Vaderland’. Het idee hiervoor was geleverd door Hein 's-Gravezande. Het aanvragen der bijdragen en het verwerken en doen publiceren kwam voor rekening van Menno ter Braak. Het eerste antwoord, dat van Henriêtte Roland Holst verscheen in ‘Het Vaderland’ van 2 november 1934, terwijl de bijdrage van Arthur van Schendel op 5 december de serie afsloot.
Het resultaat der enquête wordt in de brief van 6 december aan ter Braak door Eddy du Perron gewaardeerd met ‘Die enquête is idioot geworden, doordat je werkelijk tè erge idioten hebt gevraagt.’
Ter Braak was niet veel positiever. Hij antwoord op 8 december ‘De enquête is goddank achter de rug. Ik heb vandaag mijn slotconclusie in de krant. Het is moeilijk om uit zoveel oudewijvenpraat een scherpe conclusie te trekken, die toch niet onwellevend is tegenover menschen, die je eerst zelf hebt geïnviteerd.’
In dat afwijzende oordeel evenwel was niet van Schendels bijdrage begrepen. Du Perron schrijft op de tiende ‘Antw. v. V. Sch. was een verkwikking na al het voorafgaande.’ Ter Braak had reeds 26 november geschreven ‘Het verhaal van v. Schendel is prachtig! Maar ik vond hem bij onze eerste kennismaking laatst ook bijzonder sympathiek en zonder eenige literaire humbug. Zijn verhaal “De Opsnijder” (dat je onder het “emigrantencomplex” zult vinden) vind ik trouwens weer een uitmuntend staaltje van zijn vertelkunst.’ - Het verhaal is nu te vinden in de bundel ‘Anders en eender’. -
Even daarvoor had van Schendel ook bemoeienis met du Perron en ter Braak gehad. De scene wordt door du Perron beschreven in zijn brief van 24 november, en is te fraai om achter te houden. ‘Arthur van Schendel heeft iets erg moois uitgehaald. Hij was Q(uerido, de Amsterdamse uitgever), voor een eventueele herdruk in die Albatros-serie, van een van zijn boeken, en zei toen, hoogernstig: “Ik moet u nog feliciteeren, mijnheer Querido, dat u du Perron in Uw fonds gekregen hebt. Dat boek van hem vind ik een van de belangrijkste die in Holland verschenen zijn sinds jaren.” Hij stak er bijna zijn vinger bij op. Querido heeft zich toen onmiddelijk uitgeput in betuigingen dat hij dat ook direct gezien had, dat hij mij altijd in zijn fonds had willen hebben etc. - Verder is Arthur bij zijn neef(!) De Lang (ter Braaks broodheer aan “Het Vaderland”) geweest en heeft daar op dezelfde toon over jou gesproken; d.w.z. dat hij De Lang gefeliciteerd heeft met zoo'n kunstredacteur als jij, aangezien de kunstrubriek van “Het Vad.” nu de beste was van alle Hollandsche kranten. Waarop De Lang ontzettend gevleid was en gezegd heeft dat Borel (ter Braaks voorganger) weliswaar “een beetje anders” was, maar dat jij toch ook heel erg door de lezers werd geapprecieerd. Maar als je Arthur niet kent, kan je je niet genoeg voorstellen hoè gewijd en plechtig hij er dan uitziet, en met hoeveel binnenpret. Ik kreeg deze verhalen van Greshoff, die nu voor 3 dagen hier is, en Bep (Du Perrons vrouw) en ik heb ervan genoten, omdat we Arthur dan totaal zien! Hij is werkelijk een van de aardigste menschen van de nederl. literatuur, en voor geen 2% “literaat”.’
De beide gestelde vragen waren:
‘1. Zijn er volgens Uw inzicht in de Nederlandse literatuur schrijvers of boeken ten aanzien waarvan gij meent te mogen constateren dat zij stelselmatig overschat worden?
2. Zijn er volgens Uw inzicht in de Nederlandse literatuur schrijvers of boeken, ten aanzien waarvan gij meent te mogen constateren dat zij stelselmatig onderschat worden?’
‘Onderschatting en overschatting’ werd nog twee maal gedrukt. Eerst in de ‘ondergrondse’ uitgave van de ‘Bezige Bij’ ‘Sparsa’ - Amsterdam, z.j. (-1944) - blz. 19-22. En in het verzamelbundeltje van de Wereldbibliotheek ‘Over Boeken’ -Amsterdam, 1954 - blz. 18-20. (Onder de titel: Over de schatting van boeken).