van Schendel's Ernst en Ontspanning het evangelie der levensvreugde
Simon Vestdijk
Niemand zal kunnen ontkennen, dat de romans van Arthur van Schendel door een diepen ernst worden gekenmerkt. De rustige, weloverwogen stijl moge dan allerminst van speelsche sierlijkheid gespeend zijn, de indruk, door dezen stijl achtergelaten, duidt toch op een mentaliteit, die het leven niet licht neemt; en wat in dezen stijl als realiteit is vervat: figuren, situaties, geschiedenissen, ondersteunt dien indruk.
Waaruit bestaat deze ernst bij Van Schendel's hoofdpersonen? Enkele uitzonderingen daargelaten, en ons voornamelijk beroepend op zijn romans uit de tweede periode (te beginnen met HET FREGATSCHIP JOHANNA MARIA), mogen wij zeggen, dat het de ernst is van lieden, die bij het najagen van hun doel steeds te hoog grijpen en door mislukking bedreigd worden krachtens de natuurlijke grenzen, aan het menschelijk pogen gesteld. Dit falen is zelden oneervol, en het voltrekt zich met de fataliteit van een natuurwet. Elders heb ik de romans van Arthur van Schendel eens de romans der verantwoordelijkheid genoemd; maar deze karakteristiek behoeft eenige aanvulling, in dier voege, dat het hier niet zoozeer gaat om de normale verantwoordelijkheid van een huisvader voor zijn gezin of voor zijn beroepswerkzaamheden als wel om een verantwoordelijkheid van hooger orde, die door een bovenmenschelijke (ethische of religieuze) Idee gedicteerd schijnt. Toch moet men zich ook weer niet voorstellen, dat de Van Schendeliaansche mensch een Don Quichote is, wiens uitzichtloos streven den buitenstaander het recht geeft de schouders op te halen. De kleinburgerlijke critiek van Sancho Panza heeft zelden vat op deze helden, eenerzijds omdat zij zelf burgers zijn en zonder eenigen ophef hun gang gaan, anderzijds omdat het doel, dat zij zich hebben gesteld, steeds binnen hun bereik schijnt te liggen en allerminst op één lijn mag worden geplaatst met het avontuurlijke bestrijden van windmolens. De windmolens, waarmee Van Schendel's geesteskinderen zich bezighouden, worden door hen opgevat en behandeld als gewone molens; eerst in den loop van het verhaal blijkt, dat de constructie van den molen van dien aard is, dat zij niet als die van een gewone molen kan worden gehanteerd: er ontbreekt niets aan, of er
is iets te veel; de molenaar beult zich af om het gebrek te vinden of den technischen kneep te leeren; doch tevergeefs, - en het resultaat is ten slotte hetzelfde als wanneer hij, à la Don Quichote, een stuk of wat lansen op deze weerbarstige mechanismen had trachten te breken. De mislukking is steeds een mislukking op het nippertje, en daarom van te voren niet te voorspellen.