Prentenboeken over dieren
Dolf Verroen
Het zojuist bij Elsevier (in een Frank Fehmer produktie) verschenen prentenboek Een kleur van zichzelf is een juweel van vormgeving en kleur. De tekst (eveneens van Leo Lionni, prima vertaald door Jonneke Krans) is bovendien precies zoals de tekst van een prentenboek behoort te zijn, kort, plastisch, vol fantasie. Het verhaal gaat over een kameleon die verdrietig is omdat hij geen eigen kleur heeft en in de lente een metgezel vindt met wie hij zich, tot zijn groot geluk, samen aan iedere omgeving kan aanpassen. Een eenvoudig, leuk verteld verhaal, dat volgens mij talloze malen kan worden voorgelezen zonder dat het kinderen zal gaan vervelen.
Toch heb ik enige bedenkingen. In de eerste plaats tegen de dubbele bodem van het verhaal, dat het fijn of goed zou zijn om je aan iedere omgeving of situatie aan te passen en om, in tegenstelling tot de titel, juist geen kleur van jezelf te hebben. Dan lijkt het mij, in de tweede plaats, ook niet juist om een bepaalde eigenschap van een dier zo (buiten proporties) te vertekenen, al zal het gemiddelde kind waarschijnlijk best begrijpen dat ook een kameleon op de staart van een tijger geen strepen krijgt en in de buurt van een paddestoel geen witte stippen. Ondanks deze bezwaren is Een kleur van zichzelf een prentenboek dat ik voor kleine kinderen onmiddellijk zou kopen omdat het, juist in zijn strakheid en beperktheid enorm op de fantasie werkt.
Dat kun je beslist niet zeggen van de door Carolyn Bear geschreven en door David Frankland geïllustreerde prentenboeken, die het juist van een veelheid aan gegevens schijnen te moeten hebben. Zowel platen als tekst zijn veel ingewikkelder en daardoor ook bestemd voor wat oudere kinderen. Maar hoe oud? - wie zal het zeggen - dat hangt gewoon van het kind af.
Dodo en zijn vrienden gaat over de allerlaatste dodo, een dier, dat verdrietig is omdat hij het laatste exemplaar van zijn ras is, hetgeen, zoals een ieder zal begrijpen, nogal wat eenzaamheid teweeg brengt. Onze dodo - gelukkig niet zo slaperig als zijn naam doet vermoeden - gaat dan op zoek naar de éénnalaatste dodo, die hij met behulp van andere dieren en een ballon ook vindt.
Geen tijd voor een dinosaurus is de geschiedenis van de Tyrannosaurus Rex en een Diplodocus, die op een nacht in de Dinosaurussenzaal van een Natuur Historisch Museum wakker worden en via wat geknoei met een tijdmachine een reis door de steeds verschuivende tijd gaan maken. Een verhaal, dat door zijn ingewikkeldheid zijn doel een beetje voorbij streeft. Veel te veel gebeurtenissen voor betrekkelijk weinig inhoud. Het werd vertaald door mevrouw of meneer Niemand, in tegenstelling tot het verhaal over Dodo dat werd vertaald door Toine Akveld. Aardig in dit verhaal zijn de typografische grapjes.
Beide boeken werden uitgegeven door het Spectrum, die ook het door Kurt Baumann vertelde en door Prescillia van Zoest vertaalde De rode vogel Felix heeft uitgegeven. Het gaat niet over een echt dier, maar over een jongetje dat de vogel Felix wordt en ook alweer op onkinderlijke, gecompliceerde wijze in aanraking komt met het huwelijk, koningen en oorlogen. Gelukkig blijkt alles maar een droom te zijn. De door Maria Sarraz gemaakte tekeningen zijn van hetzelfde niveau als de tekst, niet slecht, maar toch te middelmatig om een dergelijk boek te rechtvaardigen. Beide schrijvers en illustratoren zouden de eenvoud en doelgerichtheid van Lionni tot voorbeeld moeten nemen. (De uitgever trouwens ook).
LEO LIONNI: ‘Een kleur van zichzelf’
vertaling: Jonneke Krans
Elsevier 12,50 |
|
CAROLYN BEAR: ‘Dodo en zijn vrienden’
vertaling: Toine Akveld
illustraties: David Frankland
Spectrum 11,50 |
|
CAROLYN BEAR: ‘Geen tijd voor een dinosaurus’
vertaling???
illustraties: David Frankland
Spectrum 11,50 |
|
KURT BAUMANN: ‘De rode vogel Felix’
vertaling: Prescillia van Zoest
illustraties: Maria Sarraz
Spectrum 13,50 |
DETAIL UIT: GEEN TIJD VOOR EEN DINOSAURUS