sterk verhaal voor de kleinkinderen. Het deed me meer aan een afgang denken. Was dit een afgang? Theodore porde vinnig in mijn rug. ‘Zeg dan wat!’ siste hij. ‘Houd het gesprek op gang! Zeg waarom je hier bent.’ Ja... Waarom was ik hier?
Ik liet haar achter - ‘enchanté’ - en ging zitten. In de tas aan mijn voeten wachtte een doos bonbons, met gouden strik: voor de weduwe. Daarom was ik hier. Theodore mompelde nog wat over kansen grijpen, maar verliet toen zenuwachtig de zaal, hij moest de laatste zaken in orde brengen voor aanvang van de film. Het was een film uit 1930. Haar man had de muziek geschreven, muziek die vanavond voor het eerst live door orkest zou worden uitgevoerd. Ik was aanwezig op een wereldpremière, georganiseerd door Theodore, bijgewoond door de Dame zelf, echtgenote van Dmitri Dmitrijevitsj Sjostakovitsj, 1906-1975. Daarom was ik in Parijs. Om teruggekatapulteerd te worden in de tijd. Niet om haar te ontmoeten. Om hem te ontmoeten.
Ze zat inmiddels alleen op de vrijgehouden rij. Er waren geen gesprekken meer. Ze zat volmaakt alleen, keek naar het lege filmscherm. Voor mijn ogen veranderde ze in de jonge vrouw van Sjostakovitsj. Nu ze geen dame, geen eregast meer was, nu ze daar zat, wachtend, was ze stilaan veranderd in een levende liefdesbrief, zijn handschrift. Ik trachtte haar in mij op te nemen zoals ze door hem bekeken moet zijn. Zij was door hem aangeraakt. Zij heeft hem zelf in haar armen gehad, ze hebben samen gegeten en samen geslapen. Ze heeft zijn hoofd in haar handen gehad. Ze zat daar alleen, in gedachten, en zij wist alles. Ik moest de brief openvouwen.
De doos met bonbons haalde ik tevoorschijn uit mijn tas: plan B trad in werking. Ik stond op, negeerde de volle zaal, liep behoedzaam op haar af. Zo besluipt men prooien. Ik was de weduwe genaderd - ze zag me niet en het pakketje lag nu in mijn handen als een wapen (waarom hield niemand mij tegen?). Ik stond vlak naast haar, opende mijn mond. ‘Madame Shostakovich?’ Ze keek opzij. Ja, daar ben ik weer. Ik sprak in het Engels, maar ze leek me niet te begrijpen. Theodore had gezegd dat ze Engels sprak, verdomme. Dan maar in het Frans: ik ben een bewonderaar van uw man en ik heb deze bonbons uit België meegenomen, voor u (voor uw man, maar dat zei ik niet).
‘Oooh...’ stamelde ze, moeizaam glimlachend. Nu was ze duidelijk in verlegenheid gebracht - heeft ze diabetes? U houdt toch van bonbons, vroeg ik. ‘Yes, but...’ Nou dan. Ik gaf ze haar. En ging weer zitten, schaap-