| |
| |
| |
Bob van der Burg
Shirley
Shirley en ik kennen elkaar van school. Ze ging eerst met mijn broer, die twee klassen hoger zat. Tot hij verongelukte met zijn motor, een Kawasaki 900. Kwalijk zakie, zeiden wij. Zo'n boom gaat niet opzij, zei mijn vader toen het gebeurd was. Hij was eenentwintig. Daarna werd Shirley mijn vriendin.
Als Shirley over straat ging, keken de mannen om. Shirley was de droom van elke man, maar ze was niet met dromen van anderen bezig. Ze koos voor mij en ze hield van mij en later van de kinderen. Zo gaan die dingen, al heb ik me wel eens afgevraagd hoe het zou zijn gegaan als mijn broer in leven was gebleven.
Als je lang samen bent denk je dat je weet wat er in de ander omgaat. Bij Shirley was het moeilijk te zeggen wat in haar omging. Ze hield er niet van de dingen dood te praten. Ze had een hoge stem, een beetje kraaiend, alsof ze steeds moest lachen, maar ze hield als ze praatte haar hand voor haar mond, alsof niemand het mocht zien. Soms stopte ze haar duim in haar mond, de wijsvinger om haar neus geklemd. Wanneer ik er wat van zei haalde ze hem snel uit haar mond en veegde ze hem af aan haar blouse.
Haar vader en moeder zijn gescheiden toen Shirley negen was. Dat is een grote gebeurtenis voor een kind. Shirley had het niet zo op grote gebeurtenissen. Ze hield van rust om zich heen. Haar moeder is later hertrouwd, haar vader heeft zelfmoord gepleegd en haar enige zuster is verhuisd naar Zwitserland, dat is wat er verder is gebeurd. Veel vrienden had ze verder niet.
‘Je hebt niet veel vrienden nodig,’ zei ze altijd.
‘Soms is het wel prettig,’ zei ik dan.
Toen Shirley zwanger was zijn we naar buiten verhuisd, omdat we daar groen voor de deur hadden en een tuin aan de achterkant voor een prijs
| |
| |
waarvoor we in Amsterdam tweehoog konden wonen. Na de geboorte van Willem, die door ons Knor werd genoemd, omdat ie toen hij net geboren was aan een biggetje deed denken, was Shirley binnen een paar weken de oude, maar nadat Piek was geboren voelde Shirley zich verdrietig en erg alleen. De dokter noemde het postnatale depressie en gaf haar injecties. Tegen mij zei hij dat ik het me niet moest aantrekken, omdat het iets van haarzelf was, dat niets met mij te maken had. Haar depressie heeft ongeveer een jaar geduurd. Toen ging ze weer wandelen. Iedereen zei: wat zie je er goed uit. Ik ook. Ik vond dat Shirley er beter uitzag dan ooit.
Op een avond stond Shirley bij de spiegel in onze slaapkamer. We hadden besloten vroeg naar bed te gaan omdat we het de vorige avond laat hadden gemaakt met de buren. Ik lag al in bed. Shirley stond bij de spiegel naast de deur en borstelde haar haren. Ze keek langs haar spiegelbeeld naar een punt ergens in de kamer. Ze droeg een doorschijnende nachtjapon.
‘Ik wil grotere borsten,’ zei ze.
Ik kon van waar ik lag haar borsten niet zien.
‘Ik wil deze theezakjes niet meer,’ zei ze.
Ik wist niet direct wat ik terug moest zeggen.
‘Alfred,’ zei ze, ‘Freddie, ik voel me zo ongelukkig.’
Het brak mijn hart haar dat te horen zeggen. Ze kwam naar bed. Nu zag ik haar borsten. Ze waren kleiner dan voordat de kinderen geboren waren, dat was waar. Alsof Knor en Piek er de lucht uit hadden laten lopen. Ik hield van Shirley, de omvang van haar borsten was voor mij niet belangrijk. Dat probeerde ik haar te zeggen.
‘Ik hou van je Shir,’ zei ik.
‘En ik van jou Fredo, maar het is niks meer. Moet je nou kijken.’
Ik wist heel goed hoe haar borsten er uit zagen, daarvoor hoefde ik niet te kijken. Voor we insliepen legde ik mijn hand tegen haar zij. Ik durfde niet goed mijn hand op haar borst te leggen, omdat ik bang was dat ik het daarmee erger zou maken. De dagen die volgden was Shirley niet in goeden doen.
‘Ik ben tweeëndertig,’ zei ze, ‘moet je kijken.’
‘Je bent mooi,’ zei ik. ‘Net zo mooi, nee mooier dan vroeger. Iedereen zegt dat je er goed uitziet.’
Het hielp niet wat ik zei. Shirley had het gevoel dat ze verdorde en ik kon me dat gevoel als ik eerlijk was wel voorstellen. Maar dat zei ik niet.
| |
| |
Ik schrok van het idee dat Shirley zich zou willen laten opereren, van het geld, van de veranderingen die het gevolg konden zijn van dergelijke dingen. Ik wilde haar niet aanmoedigen in zich te laten snijden terwijl daar geen medische noodzaak toe was. Ikzelf ben aan mijn knie geopereerd toen ik twaalf was, maar dat moest, anders had ik er mijn hele leven last van gehouden. Wat voor last had je van kleine borsten?
‘Je kunt toch zo'n beha dragen,’ zei ik, ‘die alles een beetje omhoog duwt?’
Dat had ik beter niet kunnen zeggen.
‘Sorry Shir,’ zei ik.
‘'t Is goed,’ zei ze.
‘Als je vindt dat het moet gebeuren,’ zei ik, ‘dan moet je het doen.’
Toen kwam ze naast me op de bank zitten, vouwde haar armen om me heen en zei met een zacht kraaistemmetje iets in mijn oor.
‘Maar voor mij hoeft het niet,’ zei ik.
Tien dagen later zaten we in de wachtkamer van de kliniek, op de eerste verdieping van een kantoorgebouw dat in niets aan een ziekenhuis deed denken. Shirley mocht naar binnen voor onderzoek. Toen ze terug kwam zei ze niets, maar stak haar duim in de hoogte.
Ik keek in tijdschriften, soms even naar de andere wachtenden. Toen zei de vrouw achter de balie dat we samen naar binnen mochten.
De chirurg stond op. Het was een gezette man van een jaar of veertig, met glanzend zwart haar. Hij droeg een gouden bril, een gouden Rolex aan zijn linkerpols, om de andere pols een gouden ketting en aan de pink van de linkerhand een ring met diamant. Shirley en ik gingen voor zijn bureau zitten
‘Ik heb uw vrouw alles uitgelegd,’ zei hij. Shirley had een blos op haar wangen. Op het bureau stonden twee foto's. Eén van een vrouw, de andere van drie kinderen. Tussen de kinderen lag een golden retriever, met een sjaaltje om zijn hals.
‘We gaan alles weer in oude glorie herstellen,’ zei de chirurg. ‘Eigenlijk een beetje meer dan dat,’ zei hij, terwijl hij naar Shirley keek. Shirley zweeg. Van een plank naast zijn bureau pakte hij twee plastic zakjes gevuld met een of andere vloeistof.
‘Dit zijn ze,’ zei hij, ‘voelt u maar even.’ Ze voelden aan alsof ze gevuld waren met limonadesiroop.
| |
| |
‘Zoutwateroplossing,’ zei de dokter. ‘Siliconen gebruiken we niet meer. Volkomen ongevaarlijk, ook als het mocht gaan lekken.’ Ik keek naar Shirley. Ze had een rode kleur op haar wangen en in haar hals.
‘Dit is ongeveer de maat,’ zei de dokter. ‘Ik heb uw vrouw uitgelegd dat ze iets groter moeten worden dan vroeger, omdat ze zelf ook zwaarder is geworden.’ Shirley knikte.
‘We houden uw vrouw één nachtje hier, daarna mag ze naar huis.’ Shirley wist dat waarschijnlijk al, want ze knikte opnieuw.
‘Heeft u nog vragen,’ zei de dokter.
‘Wat kost het,’ zei ik.
‘Voor de ingreep brengen wij vijfduizend euro in rekening,’ zei de dokter, ‘daar zijn bij inbegrepen het vooronderzoek, bloedonderzoek en de controles achteraf. U kunt in twee termijnen betalen.’ De dokter keek van Shirley naar mij en weer naar Shirley. Zij knikte en kuchte. Ik kuchte ook.
‘Denkt u er rustig over na,’ zei de dokter, ‘hoewel ik geloof dat uw vrouw al besloten heeft.’ Shirley lachte.
‘Het is een verbetering,’ zei ze,
‘Het is een hele verbetering,’ zei de dokter, ‘zo is het ook niks.’
‘Dan zie ik u gauw,’ zei hij en stond op om ons een hand te geven. In de gang werden we opgewacht door een vrouw die met ons meeliep naar de uitgang.
‘Het is een kei,’ zei ze, ‘hij is gespecialiseerd in microchirurgie. Als er een ongeluk is gebeurd en er moeten een paar vingers worden aangezet, dan komen ze uit de hele omgeving hier naar toe.’
Terwijl we naar de auto liepen sloten onze handen stevig in elkaar, de vingers om en om.
Shirley was opgetogen bij het vooruitzicht. En ik was opgetogen over het feit dat het in mijn vermogen lag haar nog blijer te maken dan ze nu al was met het vooruitzicht alleen. Tot ik me realiseerde dat we het geld niet hadden. Maar dat kon ik Shirley niet zeggen. Als er iets gekocht moest worden kon het, of het kon niet. Als het niet kon, zei ik dat. Dan wachtten we tot het kon. Of we vergaten het. Van vergeten kon nu geen sprake zijn, en wachten tot het kon zou veel te lang gaan duren.
‘Wat vind je,’ zei Shirley.
‘Weet je het zeker,’ zei ik.
‘Hoezo,’ zei Shirley.
| |
| |
‘Het is een hele ingreep,’ zei ik, ‘volledige verdoving.’
‘Ze doen het honderd keer per dag,’ zei Shirley, ‘het is zo gewoon als een blinde darm.’
‘Er komt iets vreemds in je lichaam,’ zei ik, ‘iets van buiten, je weet niet wat het met je doet.’
‘Hè Alfred,’ zei ze.
‘Als je het per se wilt,’ zei ik.
‘Dus je vindt het goed.’
‘Als je het per se wilt,’ zei ik, ‘maar voor mij hoeft het niet.’
Het geld was er niet, dat stond vast. Ik had berekend dat ik met veel kunst- en vliegwerk de helft bij elkaar zou kunnen brengen. Ik bracht 1600 euro per maand naar huis, soms iets meer. Het hing er vanaf of er veel buffetten waren. Dat wil zeggen buffetten met ijssculpturen. Gewone buffetten genoeg, maar daar schoot ik niet zo veel mee op. Ik moest het van de beelden hebben, zwanen, vissen, uitgehakte zeemeerminnen, die minstens een dag in vorm bleven en pas smolten als het feest weer voorbij was. Het was niet om over naar huis te schrijven, het was ook niet slecht. Voor een instellingskok was het zo'n beetje het gemiddelde. Als ik monteur was gebleven had ik ongeveer hetzelfde thuisgebracht, iets meer misschien. Dan had ik geen buffetten gehad, dan had ik 's avonds en in het weekend wat bij kunnen klussen aan auto's en motoren.
In feite kwamen we tekort. We hadden een lening bij de bank voor de auto. Bij Shirleys moeder stond een schuld van toen Shirley niet functioneerde en we vaak oppas nodig hadden. Er was nog een geheim potje voor noodgevallen. Ik dacht dat er nu wel van een noodgeval sprake was, want ik wilde niet dat Shirley opnieuw verdrietig zou worden. In het geheime potje zat voor mijn gevoel tweeduizend euro. Het bleek meer te zijn: tweeentwintighonderd euro en vijftig eurocent.
Drie dagen later belde ik opnieuw aan bij de kliniek. Een stem vroeg door de intercom wie ik was.
‘Ik heb een afspraak met de dokter,’ zei ik, ‘om zes uur.’ Ik was een kwartier te vroeg. De wachtkamer was leeg. Buiten klonk het dichtslaan van een autodeur. In de verte hoorde ik het opschakelen van een zware motor. Toen ging de deur open. Ik volgde de chirurg naar zijn spreekkamer. Hij wees met een armgebaar naar de stoelen voor zijn bureau, ging zitten en stak een sigaret op.
| |
| |
‘Mijn vrouw wil de operatie,’ zei ik.
‘Mooi,’ zei de dokter, ‘mooi.’
‘Ze voelt zich ongelukkig met haar lichaam,’ zei ik.
‘Dat is begrijpelijk,’ zei de dokter, ‘het is een mooie, jonge vrouw.’
‘Ze ziet er niet tegenop,’ zei ik.
‘Dat is ook nergens voor nodig,’ zei de dokter, ‘we doen deze operaties dagelijks.’
‘Ik zie er wel een beetje tegenop,’ zei ik.
‘Vergelijk het met een blindedarm,’ zei de dokter.
‘Het is iets vreemds,’ zei ik.
‘Volkomen ongevaarlijk,’ zei de dokter.
‘Het is een beetje duur,’ zei ik.
‘We hebben de beste mensen aan het werk,’ zei de dokter, ‘anesthesie, o.k.-verpleging, het is allemaal eerste klas. Ik geloof niet dat je het duur kunt noemen.’
‘Het is veel geld,’ zei ik, ‘misschien is er een of andere verzekering.’
‘Dat denk ik niet,’ zei de dokter.
‘Omdat mijn vrouw een paar jaar geleden een depressie heeft gehad,’ zei ik.
‘Dit werk wordt niet vergoed,’ zei de dokter, ‘ik wou dat het anders was.’
‘Het is belangrijk dat ze zich prettig voelt,’ zei ik.
‘Ja,’ zei de dokter, ‘dat is heel belangrijk.’ Hij stond op en liep naar een kleine koelkast. ‘Wilt u iets drinken?’
‘Ik neem zelf aan het eind van de dag een whisky.’
Hij schonk whisky in twee hoge glazen en goot er ruim water bij. Hij hield zijn glas een moment omhoog. Ik deed hetzelfde.
‘Wat kunt u betalen,’ zei hij.
‘De helft, ongeveer de Helft,’ zei ik.
‘Ai,’ zei de dokter. ‘Een verzekering kunt u vergeten.’
‘Ik begrijp het,’ zei ik.
‘Er is misschien een mogelijkheid,’ zei hij. ‘Er is misschien een mogelijkheid om iets aan de rekening te doen. Ik zit te denken... U heeft een mooie, aantrekkelijke vrouw. Daarmee vertel ik u niets nieuws.’ Toen hij dit zei maakte de dokter een soort grimas, alsof hij probeerde een knipoog te geven. ‘Het is een mogelijkheid waar u het mee eens moet zijn, het is bij wijze van uitzondering. Ik zat aan het volgende te denken.’ Hij nam een slok.
| |
| |
‘Eens in de zoveel tijd hebben we een kleine bijeenkomst. Collega's die ook heel goede vrienden zijn. Drie, vier, niet meer. We praten over het vak, drinken wat, hebben een leuke avond. Soms hebben we een gast, een vrouwelijke gast. Ik zit nu opeens te denken, als uw vrouw nu eens...’ De chirurg onderbrak zichzelf.
‘Wilt u nog een druppel?’
‘Graag,’ zei ik en hield mijn glas bij.
‘U moet het zo zien. Uw vrouw wordt hier geholpen en is na een paar maanden weer helemaal de oude. Ze zal trots zijn. U ook trouwens. Ik dacht nu het volgende. Stel uw vrouw zou tegen die tijd een keer op zo'n avond onze gast zijn en wij zouden een leuke avond hebben. Dan geloof ik wel dat er een mogelijkheid zou zijn die andere vijfentwintighonderd euro te vergeten.’
‘Dat zou geweldig zijn,’ zei ik.
‘Dat wil zeggen,’ zei de dokter, ‘ik speel met u open kaart. U bent een man, ik ben een man. Uw vrouw wordt getoond. We hebben foto's van de oude situatie. Interessant voor de collegae. Ik denk aan een anesthesist en een chirurg, goede vrienden, vakbroeders onder elkaar. Met mezelf erbij dus drie.’
‘Dat begrijp ik,’ zei ik.
‘Ze moet natuurlijk een beetje aantrekkelijk voor de dag komen, maar dat is geen probleem. U heeft een heel aantrekkelijke vrouw, dat weet u, dat is geen nieuws. Het is voor de collegae natuurlijk niet alleen een patiënt, maar ook een vrouw, dat snapt u ook. U bent ook een man. Dat is ook helemaal niet erg. Je kunt heel goed het nuttige met het aangename verenigen. En vergeet niet, het is veilig als vis. Specialisten onder elkaar. Maar ook nog mannen zo af en toe. Die hard werken en het nuttige met het aangename proberen te verenigen. Als uw vrouw daarvoor zou voelen...’
‘Ik weet het niet,’ zei ik.
‘Zij wordt getoond en blijft die avond onze gast. U weet hoe die dingen gaan. Ik speel met u open kaart. Het is een hoop geld. U laat haar brengen met de taxi. Ze ziet er feestelijk uit. Wij geven haar iets om haar een beetje op haar gemak te stellen. Daar wordt ze een beetje vrolijk van, een beetje uitgelaten. Ze zal het leuk vinden zich te tonen. Ze is een mooie vrouw, met een mooi lichaam. Elke vrouw heeft iets exhibitionistisch in zich, dat weten we allemaal. We hebben een leuke avond, de collega's vermaken zich, uw vrouw vermaakt zich en de volgende dag zal ze zich alleen nog
| |
| |
vaag herinneren dat het een aardige avond was, meer niet. Dan nemen wij als tegenprestatie die tweeënhalf duizend euro voor onze rekening. Wat denkt u?’
‘Ik weet het niet,’ zei ik.
‘U moet het niet groter maken dan het is,’ zei de dokter, ‘als u het een beetje rustig brengt denk ik niet dat uw vrouw bezwaar zal maken.’
‘Ik weet het werkelijk niet,’ zei ik.
‘Het is een hoop geld,’ zei de dokter, ‘vergeet dat niet. Het is een mooie manier om uw vrouw gelukkig te maken.’
‘Dat is waar,’ zei ik.
‘Ik moet gaan,’ zei de dokter, terwijl hij opstond en zijn jas aantrok. ‘Laat mij weten wat u vindt. Dit blijft tussen u en mij.’
‘Natuurlijk,’ zei ik.
De dokter liep met me mee de gang op tot aan de buitendeur. Hij gaf me een hand, die warm was en een beetje klam. Buiten was het donker geworden. Een miezerige regen woei schuin omlaag. Het licht van de straatlantaarns sleepte heen en weer over het asfalt.
Op de weg terug naar huis bedacht ik dat ons bestaan, van Shirley en mij, bewees dat onze ouders om elkaar hadden gegeven. Dat onze moeders in de armen waren genomen, onze vaders hadden bemind. Dat er begeerte was geweest, liefde misschien. Bij Shirleys ouders had de liefde schipbreuk geleden. Bij mijn ouders was hij verloren geraakt, het was een kwestie van tijd, maar het kwam op hetzelfde neer. Wij dachten dat ons huis overliep van liefde. Omdat alles eigenlijk vanzelf ging en er geen tegenslag van betekenis was. Knorr die tien was en Piek, die eigenlijk Machteld heette en vijf was, speelden en zongen, alsof ze voelden dat van hen ook een bijdrage werd verwacht en Shirley en ik leefden in afwachting van meer van hetzelfde.
Toen ik thuis kwam en de kinderen naar bed waren, vertelde ik Shirley van mijn bezoek aan de chirurg. Ik zei dat ik van haar voornemen had verteld en van mijn aarzeling en dat de dokter die terzijde had geschoven en had gezegd dat het minder dan een blindedarm was. Ik zei dat ik had verteld dat ze ongelukkig was met haar lichaam. Dat ze een zware depressie had gehad. Shirley knikte toen ik dat zei. Ik had het goed gezegd. Toen zei ik dat ik bij de chirurg had geïnformeerd naar een verzekering. Maar dat die niet bestond.
| |
| |
‘We hebben toch een verzekering,’ zei Shirley.
‘Die betaalt dit niet,’ zei ik.
‘Maar hoe moet het dan,’ zei Shirley, ‘hebben wij dat geld?’
‘Nee,’ zei ik.
‘Nee en ja,’ zei ik.
‘Nee, niet helemaal,’ zei ik. Ik zei Shirley dat ik de helft nu zou betalen.
‘En de rest,’ zei Shirley.
‘De rest komt later,’ zei ik.
‘Die hoeven we misschien niet te betalen,’ zei ik. Ik zei dat de dokter haar, als ze genezen was, misschien wilde presenteren aan een paar collega's.
‘Dat is niet erg,’ zei Shirley, ‘zeker niet als je er zoveel geld voor krijgt.’
Ik zei dat ze naakt zou moeten verschijnen voor de dokter en zijn collega's, die ook vrienden van hem waren. Dat het tamelijk lang zou duren. Ik bracht het rustig. Ik maakte het niet groter dan het was.
‘Ergens in een huis,’ zei ik, ‘'s avonds.’
‘Ik vind het niet erg,’ zei Shirley.
‘Hoe bedoel je niet erg,’ zei ik.
‘Ik vind het niet erg om te doen,’ zei Shirley.
Die nacht sliep ik niet goed. De ouden van dagen voor wie ik kook, kunnen kiezen uit twee menu's. De dag nadat Shirley had gezegd het niet erg te vinden om naar de dokter en zijn vrienden te gaan, was menu één vruchtencocktail, kip in mosterdsaus, rijst met komkommersla en chocoladepudding. Menu twee was tomatensoep, gestoofde kabeljauw met aardappels en boontjes en rijstevlaai. De mosterdsaus was die dag aan de dunne kant, de kabeljauw had iets korter gemogen. Het was niet erg, de bewoners klagen toch, ook als alles precies goed is. Ik hield van Shirley, meer dan ik kon zeggen, maar haar reactie zat me niet lekker en bleef me bezig houden, op alle uren van de dag en de nacht.
Als Shirley iets in haar hoofd heeft, is het lastig het er weer uit te krijgen. Misschien omdat ze een gevoelsmens is en niet zo'n prater. Ze zei me wel hoe belangrijk die operatie voor haar was, maar dat wist ik al, dat was geen nieuws. Ik probeerde haar duidelijk te maken dat het me niet lekker zat, maar daar reageerde ze niet op. Verder gebeurde er niet veel. Er zat niets anders op dan de helft van de rekening te betalen, want de datum was bepaald. Het voelde alsof er een spaak in ons wiel was gestoken, of de stroom was onderbroken, of de wind die we zo lekker in de rug hadden,
| |
| |
plotseling was weggevallen. De kinderen schreeuwden weer en maakten ruzie en Shirley en ik werden zonder dat we het wilden, vreemden voor elkaar.
De nacht dat Shirley in de kliniek bleef, sliepen Knor en Piek bij mij in bed. Ik lag de halve nacht wakker, met links en rechts een slapend kind, denken aan onze toekomst, terwijl de kinderen gelukkig niet eens wisten dat er een toekomst bestond waarin van alles mis kon gaan. De volgende dag had ik vrij. Ik bracht Knor en Piek naar school en reed naar de kliniek om Shirley op te halen.
De wachtkamer was me al tamelijk vertrouwd. Achter de balie zat de vrouw die er de eerste keer had gezeten. Ik mocht direct naar binnen. In de gang werd ik opgewacht door de chirurg. Hij gaf me een hand.
‘Het is heel goed gegaan,’ zei hij, ‘u kunt haar straks meenemen. Ik heb ze nog een beetje groter gemaakt,’ zei hij. Weer verscheen die grimas op zijn gezicht. Toen verontschuldigde hij zich en liep weg.
In een kleine kamer zat Shirley op bed. Ze zag bleek. Ze glimlachte toen ze me zag. Er was een verpleegster die haar van bed af hielp. Shirley gaf me een arm. Toen wandelden we gearmd, als twee oudjes, voorzichtig naar buiten, naar de auto die op het parkeerterrein stond. Er is bij mama iets weggehaald uit haar oksel, zeiden we tegen de kinderen. Een bosje haren, zei Piek. Een laagje vet, zei Knor. Zoiets, zeiden Shirley en ik. Shirleys bovenlichaam was omzwachteld. Ze had al die weken geen idee wat eronder zat. Toen het verband er af mocht, was ze tevreden.
‘Ze zijn wel groot,’ zei ze.
‘Het valt mee,’ zei ik. Na een maand of twee kon ze alles weer doen en hoefde haar moeder niet meer te komen.
Op een avond stond de taxi voor. We hadden er niet meer over gepraat, maar ik wist dat op een avond de taxi voor zou komen. Het was een zilvergrijze Mercedes. De buren keken uit de ramen, want er komen in onze buurt niet zo heel vaak taxi's voor de deur. Het was negen uur. De chauffeur had geen haast. Nadat hij had aangebeld liep hij terug naar de auto en ging achter het stuur zitten. Ik hoorde Shirley boven nog iets tegen de kinderen zeggen. Toen kwam ze de trap af. Glanzende schoenen, glanzende kousen, glanzende rok, glanzende blouse, zelfs haar haren leken te glanzen. Mijn maag bewoog naar mijn keel toen ik haar zo zag.
‘Dag,’ zei ze en sloot de voordeur achter zich. Toen reed de taxi weg met Shirley aan boord. Shirley en ik kenden elkaar nu al langer dan de helft
| |
| |
van ons leven, maar ik had nooit kunnen denken dat ik haar op een avond weg zou zien gaan als een volmaakte vreemde.
Er was in huis nadat ze weg was niets te doen. Ik had niet direct zin om televisie te kijken. Ik opende de deur naar de tuin. De avondlucht bracht geen opluchting. Het was donker, maar niet aardedonker. De lucht was bewolkt. Sterren waren er niet, alleen de maan schemerde in de verte boven de huizen. 's Avonds ruik je soms sloten die jaren geleden zijn gedempt. Die avond rook het naar donker water, naar kroos en waterplanten, naar vroeger toen ik een kind was en door weilanden liep. Ik ging opnieuw de keuken in, liep naar buiten en direct weer naar binnen, sloot de deur en zocht in de kelderkast iets te drinken. Ik wilde niet aan het verleden denken. We hadden een andere weg ingeslagen. Naar een nieuwe toekomst. Het verleden moesten we vergeten.
Buiten sloeg het portier van een auto. Ik hoorde voetstappen op het pad. Onmiskenbaar haar stap. Ze stond in de kamer en straalde.
‘'t Is gebeurd,’ zei ze
‘Wat is er gebeurd,’ zei ik.
‘Er is niks gebeurd,’ zei ze.
‘Hoe bedoel je,’ zei ik. Shirley ging tegenover me op de bank zitten en blies een lange adem uit. ‘Pffff,’ zei ze.
‘Wat is er dan gebeurd,’ zei ik, ‘het is nog geen halfelf.’
‘Ik heb me naar het huis laten rijden,’ zei Shirley, ‘zo'n houten huis aan de plas. Met een aanlegsteiger, denk ik. Ik kon het niet goed zien in het donker. Ik ben naar binnen gegaan. De taxi had ik laten wachten. De dokter zat er, met twee anderen. Er stonden flessen en glazen op tafel. Ik hoefde niks te drinken. Ik ben voor hen gaan staan en heb mijn blouse open gedaan. Toen heb ik de dokter gezegd dat ik het erg knap van hem vond. Daarna heb ik mijn blouse weer dichtgeknoopt. Ik heb ze een prettige avond gewenst en ben teruggelopen naar de taxi.’
's Avonds in bed legde ik mijn hand voorzichtig op haar borst. Het voelde anders dan vroeger, maar haar hart klonk hetzelfde. Ik voelde haar hartslag in de palm van mijn hand.
‘God,’ zei ik, ‘zorg dat Shirley niets overkomt,’ zei ik. ‘Alsjeblieft.’
|
|