Bunker Hill. Jaargang 7 (nrs. 23-28)
(2004)– [tijdschrift] Bunker Hill– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 77]
| |
HemelDe avond dat de dichter werd afgewezen nam hij zijn geit naar zee en gooide rotte, aangespoelde vissen terug in de branding. Zijn geit wroette intussen door bergen afval, eerder die dag achtergelaten door badgasten. De dichter zei, Zoals deze vissen, terug in hun element, door de golven buitelen in een vruchteloze parodie op zwemmen, zo loop ik over de aarde als een man, maar ik ben geen man. Ik ben een pop, door mijn dagen getrokken aan draden van wind. De maan wendde zich af. Meeuwen snikten in de lucht. De geit zei, Ik sta hier in een hemel van roomijswikkels. | |
[pagina 78]
| |
ScheidingKreeg je brief. En de krat met dode kraaien. Probeer je me iets te vertellen? Dacht dat je het misschien wilde weten - ik doe een cursus over hoe een man te zijn. Deze week leerden we dat als je er een wilt worden dat je dan geen bleekselderij, hotelkamer, of Grote Beer kunt zijn. Ik stak mijn hand op: Wat dacht u van een kraai? De professor zei, Goed, goed! Wat dacht u van een kraai? We krijgen cijfers gebaseerd op deelname. Ja, jij mag de klok houden. Zou jij me dan mijn handen en voeten willen sturen? Ze liggen in het nachtkastje, waar je destijds je vingers bewaarde. | |
[pagina 79]
| |
OnwetendheidDe schrijvers die je niet gelezen hebt staan in je achtertuin te koken op kampvuren. Ze hebben tenten opgezet en een put geslagen. Je wist dat ze je ooit nog eens kwamen plagen, in hun pandjesjassen en toga's met priemende inktblauwe vingers: schaam je, schaam je. Maar ze lijken niet kriegel: ze schillen aardappels en zingen erbij, ze hebben een volleybalnet gespannen. Je zegt, Ik dacht dat u boos zou zijn, en zij lachen zich een breuk. Ben je belazerd! brullen ze. Eet een hapje mee! Je hoofd vult zich met de morfine van opluchting. Iemand schept je een bord soep op. Je kan er je gezicht in zien. Je kan er zo doorheen kijken. | |
[pagina 80]
| |
|