Bunker Hill. Jaargang 7 (nrs. 23-28)(2004)– [tijdschrift] Bunker Hill– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Erik Lindner De sleutel I De stad oogt onbewoonbaar op deze heldere dag een jongen van nauwelijks twaalf klimt vanaf een auto een boom in en snijdt bebloemde takken af de resten van het handvat tussen het stof achter de kachel en de fles in de greep van zijn hand en het water dat langs de pols loopt helder is de stad niet onbewoonbaar is de dag. II Lichtvlekken in het matglas beramen hoe lang stil te staan voor een deur uit een boodschappentas steekt een wandelstok in de goot liggen in touw gebonden vloerkleden op de stoeptegels kleeft een panty twee mannen maken twee gebalde vuisten en kussen de rug van elkaars handen terwijl de stad oogt past het mesje halfweg in het sleutelgat. [pagina 23] [p. 23] III Op de tramhalte tegenover het plantsoen staat een in haar jas verscholen meisje klaar om iemand bij de mouw te pakken iemand voor haar bij de revers te grijpen met een uitgestrekte hand hangend boven het handvat van een koffer hengsels van een tas naast haar duim droogt de kleine tatoeage van een ster. IV Het belletje van de winkeldeur gaat omhoog een jongen stapt naar voren en bestelt een brood een man leest in een schrift en noemt een naam op de televisie op de toonbank zingt een mevrouw die haar borst rondt tegen het blad van de gitaar rook draait voor het scherm en trekt naar het plafond de man legt de hoorn op de haak en het belletje klinkt. Vorige Volgende