Bunker Hill. Jaargang 6 (nrs. 19-22)(2002-2003)– [tijdschrift] Bunker Hill– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Florence Tonk ∼ Weg Het spoor zuigt je geruisloos bij me weg ‘Vijf dagen lang de stilte in,’ denk ik, als ik je hoofd verlies in de vertekening van rijdend glas. Vannacht zal ik vergeefs je harde ledematen zoeken jij zult er pas weer zijn wanneer ik slaap. Me langdurig nemen in verlaten huizen waar gaten in de plankenvloeren zicht op stille feestjes geven. Bij het opstaan zal ik me alles herinneren. [pagina 41] [p. 41] La Cumparsita De onbekende in het zwart gaat verend door de knieën, wijkt voor mijn draaiend heupbeen terwijl zijn leren punten scheren langs het rode suède van mijn Spaanse schoen. Driemaal drie keer in de rondte duurt het voor het beetje lucht tussen mijn en zijn gezicht is opgeladen met de warmte van versnelde kennismaking, in deze oude hoerendans. Ik ben van hem voor drie minuten, twee vingers vederlicht tegen mijn vierde wervel: signaal om mij te doen roteren. Blind van vertrouwen blijf ik wijken, achterwaarts. Meestal sluipt hij rakelings rechtsom langs mijn benen, dan opeens dwingen zijn dijen massief de mijne achteruit. Ik volg gehoorzaam, schop koket een kuit tussen zijn schenen. [pagina 42] [p. 42] Fruitfris, of beauty van de zeros Je hing in ieder tramhok van de stad, een lijst om je lijf, op een poster een beeld dat een gat in mijn netvlies vrat. Je onnozel gezicht vertelde: ‘Ik ben dom dun en dronken je kunt alles met me doen want je gaf me net wat ‘Fruitfris’ ook al heb je wel de helft op mijn puntborstjes gemorst. Kom geef me snel een zoen want ik blijf je eeuwig dankbaar voor het lessen van mijn dorst.’ Je elfengezichtje lachte bezopen, vrouw zijn is een loodzwaar juk, dronken zijn verlicht, wellicht je ogen zeiden fuck (me). Wie gaf jou leven, blies jou op? Beauty van de zeros. Jij levensechte plastic pop. [pagina 43] [p. 43] Derdegraads Ik fietste langs je straat zo'n drie straten verwijderd, jouw straat doorkruiste mijn pad zo ergens in de derde graad. Ik moest ergens zijn aan de andere kant van de stad. Was daar een paar uur, een vriendin werd dertig, en vluchtte weg op de eerste tonen van Pat Benatar. Ik fietste langs die kroeg waar je wel eens zegt te zijn en zocht naar die verdomde fiets die is zoals jijzelf: mooi van onsamenhangendheid. Groen frame, hoekig zwart achterrek waarvan de spijlen in je billen knijpen als je van jou de gunst krijgt mee te rijden. Natuurlijk kon ik je fiets niet ontwaren! Ik fietste te trots, te snel, te dronken langs terwijl ik hoopte dat jij thuis verloren lag te ijlen, te lijden omdat ik niet bij je was. Ik wilde je vertellen dat ik onkwetsbaar werd van schrijven, dichten op de fiets diep in de nacht in de derde graad verwijderd van jouw straat. Vorige Volgende