| |
| |
| |
Ton Rozeman
Warm en hard en nat
(Alternate take)
Als Joyce onverwacht onze slaapkamer binnenkomt, sla ik snel het laken over de Playboy. Niet omdat ze me verboden heeft het ding te lezen, want dat heeft ze niet, maar ik vermoed dat ze het niet leuk vindt ermee geconfronteerd te worden.
Ze lijkt niets in de gaten te hebben, ze kijkt alleen naar mijn gezicht en het is alsof ze daarop iets probeert te ontdekken. Er hangen natte haren voor haar ogen, ze heeft net gedoucht.
‘Kun je mijn badpak op mijn rug wat optrekken?’ vraagt ze. Ze heeft het blauwe badpak aan dat we vorige week samen in de uitverkoop hebben uitgezocht. Er was keuze te over. ‘Met grote maten blijven ze altijd zitten,’ zei ze. ‘Maak er niet zo'n probleem van, lieverd,’ zei ik. ‘Doe er gewoon je voordeel mee.’ En dat meende ik ook. Ik wil niet dat ze zichzelf als een probleem ziet.
We gaan naast elkaar zitten op het matras en ik probeer zo goed en zo kwaad als het gaat de stof op haar rug glad te trekken. Ik krijg er nauwelijks beweging in, maar toch zegt ze: ‘Bedankt, dat zit een stuk beter.’
Dan draait ze zich naar me toe en pakt mijn handen beet. Ze heeft dikke vingers, maar ze zijn mooi, het zijn móóie dikke vingers. Ik kijk haar aan en nog steeds komt het me voor dat ze iets belangrijks wil zeggen, iets over ons, maar alles wat ze zegt is: ‘We gaan naar het strand en Nathalie gaat ook mee.’
Nathalie. Nathalie die alles beter weet. Nathalie die op school al maanden niets meer presteert en ons dwingt tot machteloos toekijken omdat druk uitoefenen volgens de klassenleraar alleen maar averechts werkt. Ik zeg Joyce dat het me niet verstandig lijkt om haar mee te nemen. ‘Ze is veertien,’ zeg ik. ‘Ze zit niet te wachten op een dagje weg met pa en ma.’
Joyce glimlacht en schudt haar hoofd. ‘Ik heb het al beloofd,’ zegt ze.
| |
| |
‘En beloofd is beloofd.’
‘Je kunt toch zeggen dat we ons bedacht hebben,’ zeg ik.
‘Maar ik heb me niet bedacht!’ Ze blijft me aankijken en het is of haar ogen een beetje droevig staan. Dan druk ik mijn gezicht tegen haar lichaam, tegen haar grote, zachte borsten. Haar handen wrijven rondjes over mijn rug, ik sla mijn armen om haar heen en zeg dat ik haar aantrekkelijk vind. En lief. ‘Je bent heel erg ontzettend erg lief.’
‘Gekkie,’ zegt ze.
Als ze even later de deur achter zich dichttrekt, pak ik de Playboy. Ik blader weer naar pagina vierentachtig en bestudeer de foto's. Dan berg ik hem op in de tweede la van het nachtkastje, onder een stapel National Geographic's.
Joyce zwaait naar ons. Ze zit op een badhanddoek, met haar vrije hand zoekt ze steun in het zand. Ze is aangeschoten. Ik weet niet hoeveel ze precies gedronken heeft; jaren geleden ben ik gestopt dat soort dingen bij te houden, maar het is in ieder geval meer dan genoeg.
Ik zwaai niet terug. Ik zit op een gammel strandstoeltje dat we bij aankoop van een paar kratten bier hebben gekregen, en mijn tenen spelen met het zeewater. Mijn benen zijn behaard en misschien een tikkeltje dikker dan een jaar geleden, maar ze zijn ook redelijk gespierd, ze mogen er best zijn.
Naast me in het zand zit Nathalie, ze peutert met haar wijsvinger in haar mond. Er zit iets niet goed aan haar beugel, ze heeft er dusdanig aan zitten frunniken dat een elastiekje van de achterste kies is losgeschoten en nu probeert ze het eraan vast te maken. Ik zeg er niets van, maar het kost me moeite om me in te houden, dat hele gedoe met die beugel heeft al honderden euro's gekost, en het zou niet de eerste keer zijn dat ze een extra controlebeurt nodig heeft omdat ze er zelf aan zit te prutsen.
Ze kijkt naar de jongens die vlakbij aan het frisbeeën zijn. Als het elastiekje weer goed zit, zegt ze: ‘We hadden een frisbee mee moeten nemen.’
Joyce zit nog steeds naar ons te zwaaien. Ik voel aan mijn kuitspier hoe sterk hij is. Hij is heet, net zoals de rest van mijn huid, ik zal me zo weer met zonnecrème moeten insmeren.
‘Ik kan vragen of ik mee mag doen,’ zegt Nathalie.
‘Kun je doen,’ zeg ik.
Dan zwaait Joyce met haar andere hand, en ik krijg met haar te doen.
| |
| |
Misschien moet ik toch maar terugzwaaien, of in ieder geval aangeven dat het genoeg geweest is zo. Ik doe mijn hand omhoog, maar niet zoals Joyce tot ver boven mijn hoofd, ik houd hem naast mijn borst en wuif. Dan knik ik een paar keer met mijn hoofd om aan te geven dat het mooi geweest is zo.
‘Zit je naar ma te zwaaien?’ vraagt Nathalie. Ze houdt een hand boven haar ogen zoals ze vroeger deed als ze indiaantje speelde. Dan zwaait ze naar Joyce, niet zoals ik dat net deed, maar uitbundig: haar bovenlichaam gaat heen en weer alsof ze een gymoefening doet. Het bovenstukje van haar zuurstokroze bikini zakt iets af, je kunt haar borsten tot bijna aan haar tepels zien. Ze heeft mooie borsten, nog niet volgroeid neem ik aan, maar ze mogen er zijn.
Joyce volgt wat Nathalie doet. Als Nathalie naar links buigt, dan buigt ze mee alsof ze haar spiegelbeeld is, al is ze te dik om ver te kunnen rekken. Als Nathalie gaat staan, gaat ook Joyce staan en ze verwisselt tegelijk met Nathalie van zwaaihand. Nathalie springt een paar keer met opgetrokken benen. Joyce wankelt, valt bijna, gaat zitten. Maar ze blijft zwaaien.
‘Die spoort niet,’ zegt Nathalie.
Ik bedenk dat ik haar moet verbieden dat ze dit soort uitspraken over haar moeder doet, maar ik zeg er niets van en kijk naar de jongens met hun frisbee. Eentje heeft de frisbee in zee gegooid en nu maken ze ruzie over wie hem moet gaan halen. De kleinste van het groepje rent het water in en borstcrawlt een paar meter. Als hij met de frisbee terug is, lokt hij de anderen en spettert ze nat.
‘Waarom ga je niet een ijsje halen?’ vraag ik aan Nathalie, maar ze blijft zwijgend naar de jongens kijken. ‘Een Magnum,’ zeg ik. ‘Je mag best een Magnum.’
‘Jij zegt ook maar wat, hè?’ zegt ze. ‘Ik heb er al twee op. Volgens mij zit jij je maar een beetje te vervelen hier met mij.’
‘Ik zit me niet te vervelen,’ zeg ik. En ik bedenk wat ik zou kunnen zeggen om het aannemelijk te maken dat het waar is wat ik zeg. Dan zweeft de frisbee onze kant op. Even twijfel ik tussen bukken of hem grijpen, en op het laatste moment steek ik mijn hand uit. Het ding slaat pijnlijk een paar vingers achteruit, maar ik doe of ik het niet merk en sta op om hem terug te gooien.
‘Laat mij maar,’ zegt Nathalie. Ze komt overeind en pakt de frisbee van
| |
| |
me af. Maar ze gooit hem niet terug. Ze gaat nog rechter staan, ze steekt haar buik iets naar voren, ze haalt een hand door haar haar. Ze glimlacht overdreven breed, je ziet een en al beugel. Dan zet ze uitdagend haar handen in haar zij. Zo blijft ze staan, en het enige wat ze verder nog doet, is knipperen met haar ogen. De jongens kijken zwijgend naar haar. Een tijdlang gebeurt er niets.
‘Komt er nog wat van?’ roept er eentje. Nathalie doet of ze niets hoort, ze bestudeert nadrukkelijk de roze gelakte nagels van haar rechterhand.
‘Hé,’ roept het gastje weer, maar Nathalie blijft naar haar vingers kijken alsof ze nog nooit zoiets interessants heeft gezien. De jongens smoezen wat met elkaar, dan komt er eentje onze kant uitgelopen, een mollig mannetje dat vast ook in zijn latere leven de rotklusjes mag opknappen, hij kijkt beurtelings naar ons en naar de bergen met schelpen die hij vanwege zijn blote voeten probeert te vermijden.
‘Eerst je excuses aanbieden,’ zegt Nathalie als hij een tijdje zwijgend voor ons staat.
‘Waarom?’ vraagt de jongen.
‘Daarom,’ zegt Nathalie. ‘Omdat ik dat zeg. We hadden wel onthoofd kunnen zijn.’
‘Geef nou,’ zegt hij.
‘Eerst sorry zeggen.’
‘Sorry.’
Dan gooit ze de frisbee in de richting van het groepje. Ze draait haar rug naar de jongen toe en komt weer naast me zitten. Ik heb het idee dat ik iets met haar te bespreken heb, maar het wil me niet duidelijk worden wat dat precies zou moeten zijn.
De jongens stoppen met frisbeeën en lopen richting strandtent. Langs de zee wandelen een meisje en een jongen hand in hand. Een oude man, nog zwaarlijviger dan Joyce, loopt een paar passen het water in. Een klein meisje speelt met een hond. Een vrouw met blote borsten buigt zich voorover en voelt met haar handen hoe koud het water is. In de verte patrouilleert een reddingsboot.
Dan vraag ik aan Nathalie of zij wel eens iets met jongens heeft gedaan.
‘Hoe bedoel je?’ vraagt ze.
‘Nou gewoon,’ zeg ik.
‘Gewoon wat?’
‘Of je iets met ze hebt gedaan.’
| |
| |
Ze schudt haar hoofd alsof ze medelijden met me heeft. ‘Gedaan?’ vraagt ze. ‘Noem jij dat gedaan? Geneukt, bedoel je. Je bedoelt of ik wel eens met een jongen heb geneukt?’
‘Moet dat nou?’ zeg ik.
‘Maar dat bedoel je toch?’ zegt ze.
Ik staar naar de zee en vanuit mijn ooghoeken zie ik dat Nathalie me aankijkt.
‘Heb ik volgens meneertje weer iets verkeerd gezegd?’ vraagt ze.
‘Hou erover op,’ zeg ik.
‘Jij begon,’ zegt ze.
De vrouw die net nog voelde hoe de temperatuur van het water was, is nu aan het zwemmen, je kunt zien dat ze het koud heeft. Het kleine kind gooit een handvol zand in het water en de hond duikt erachteraan. Dan schiet het me te binnen dat ik me weer moet insmeren, maar de crème zit bij Joyce in haar tas, en ik besluit dat het nog wel een paar tellen kan wachten. En dan, net als ik op wil staan, vraagt Nathalie: ‘Zoen jij nog wel eens met mama?’
Dit is een vraag waar ik geen antwoord op wil geven. Toch zeg ik: ‘Natuurlijk, wat dacht jij dan?’
‘Ik dacht eigenlijk van niet,’ zegt ze.
‘Dat dacht je dan verkeerd,’ zeg ik.
‘Ik zie jullie anders nooit kussen,’ zegt ze.
‘Moet dat dan?’ vraag ik.
Dan loopt Joyce op ons af, haar blauwe badpak zit te strak en knelt haar benen en armen af. Alsof ze over een evenwichtsbalk loopt zet ze haar ene voet voor de andere, ze kijkt naar het zand, ze wankelt en steekt haar armen uit om overeind te blijven.
Als ze uiteindelijk bij ons is bukt ze zich en gaat op haar hurken zitten. Even lijkt het of ze voorover valt, over ons heen, maar nog voordat ik mijn handen voor me heb om haar tegen te houden, heeft ze haar evenwicht hersteld. ‘Jullie zitten zo ver weg’. Ze praat langzaam en houdt haar ogen halfdicht. ‘Kom bij mij zitten,’ zegt ze.
‘Ik zit hier lekker met mijn voeten in het water,’ zeg ik.
‘Maar ik heb een parasol.’
Ik zucht. ‘Ik zit liever met mijn voeten in het water,’ zeg ik. ‘Maar je mag er natuurlijk best bij komen zitten, lieverd.’
Joyce wiegt op haar hurken van voor naar achter en weer terug. Ze kijkt
| |
| |
naar de zee, dan staart ze beurtelings naar Nathalie en mij. ‘Ik kan ook hier komen zitten,’ zegt ze.
Nathalie prutst aan haar beugel. Ik kijk naar mijn kuiten. Een tijdlang zegt Joyce niets, dan vraagt ze of we wat willen drinken.
Nathalie zit met drie vingers achter in haar mond. Ik schud mijn hoofd.
‘Jullie moeten iets drinken,’ zegt Joyce. Ze fronst haar wenkbrauwen.
‘Ik hoef echt niet,’ zeg ik.
Joyce kijkt naar de zee en ze lijkt te vergeten waarom ze hier zit.
‘Doe dan maar een cola,’ zeg ik.
‘En Nathalie?’ vraagt Joyce.
Nathalie geeft geen antwoord.
‘Die krijgt wel een paar slokken van mij,’ zeg ik.
Joyce komt overeind. Als ze rechtop staat sluit ze even haar ogen. Ze draait zich om en loopt voetje voor voetje terug.
De jongens zijn er weer, ze hebben de frisbee bij zich maar gooien er niet mee, ze likken aan een ijsje.
‘Je moeder en ik zoenen heus nog wel,’ zeg ik tegen Nathalie. ‘Echt waar.’
Ze kijkt me aan. Ik sta op. ‘Kom mee,’ zeg ik.
‘Waar ga je naartoe?’ vraagt ze.
Ik loop over het hete zand, de schelpen doen pijn aan mijn voeten. Ik loop niet in de richting die Joyce uit is gewaggeld, maar naar de trap die omhooggaat naar de duinen. Ik loop steeds sneller, totdat ik merk dat ik een beetje hijg. Nathalie huppelt me voorbij. Ze springt over een halfleeg bakje patat, over bergen met schelpen, over voeten die buiten handdoeken steken, handen die een boekje vasthouden, ijspapiertjes, een emmer met een schep, een hond met zijn tong uit zijn bek.
‘Hé, kan het niet wat rustiger,’ roep ik.
De trap loop ik rustig op, boven wacht Natalie op me. Als ik eenmaal naast haar sta, volgen mijn ogen de weg terug. In de verte loopt Joyce. Ze heeft niet in de gaten waar wij zijn, ze heeft alleen maar oog voor waar ze haar voeten neerzet. Ik hoop dat er niets met haar gebeurt.
Dan loop ik naar een rode Peugeot stationcar die hier geparkeerd staat. Er zit een vergunning achter de voorruit voor het rijden op het strand en in de duinen. Ik ga met mijn billen tegen de auto staan, de hitte van het metaal voel ik door mijn zwembroek heen. Ik buig me voorover en zet mijn handen op mijn knieën. Ik kom weer op adem.
| |
| |
Nathalie komt naast me staan. Ook zij leunt met haar billen tegen de stationcar. Ze houdt haar ogen dicht en het lijkt of ze geniet van de zon op haar gezicht. Zo staan we een tijdje.
‘En wat spook jij nou eigenlijk allemaal met jongens uit?’ vraag ik. Ik doe mijn best om het zo neutraal mogelijk te laten klinken.
Nathalie houdt haar ogen dicht. Ze beweegt haar gezicht nog meer richting de zon. ‘Wat is dat nou voor een vraag?’ zegt ze.
‘Gewoon,’ zeg ik. ‘Ik ben je vader.’
Ze schudt haar hoofd, nog steeds met haar ogen dicht. In de verte loopt een gezin met een koelbox door de duinen, een meisje van een jaar of vier, vijf raakt achterop maar er is niemand die op haar wacht. Een jongen op een mountainbike racet voorbij, zijn rug is verbrand. Ergens ver weg in de duinen klinkt het bellen van een ijscokar.
Dan kijkt Nathalie me aan. ‘Waarom zou ik jou aan je neus hangen wat ik doe?’ vraagt ze.
‘Jij vroeg toch ook of je moeder en ik met elkaar zoenen?’
‘Dat is wat anders,’ zegt ze.
Ze doet haar ogen open en bestudeert haar nagels. Ze bijt erop. ‘Ken je Robert?’ vraagt ze.
Ik schud mijn hoofd.
‘De Robert die is blijven zitten,’ zegt ze.
‘Kan wel,’ zeg ik.
‘Hij is bezig voor zijn motorrijbewijs.’
Ze zwijgt, ze bijt weer op haar nagel. ‘We hebben het gedaan,’ zegt ze. ‘In de fietsenkelder, op een vrijdagmiddag. Er was bijna niemand meer in het gebouw, alleen nog de conciërge.’
Ik wacht af wat ze me nog meer gaat vertellen, al weet ik niet of ik haar kan geloven. Vorig jaar werd ze een tijdlang stelselmatig door ene Naomi uit haar klas getreiterd, vertelde ze ons. Naomi noemde haar de dochter van Dikkertje Dap, Naomi troggelde haar geld af, Naomi jatte tijdens gym haar bh uit de kleedkamer. Na een paar weken gingen Joyce en ik eens praten met haar klassenleraar. Bleek er in de hele klas en op de hele school geen Naomi te zitten. Er was niemand die Nathalie had gepest. ‘Het is de leeftijd,’ zei de klassenleraar. ‘Dat kunt u haar niet kwalijk nemen.’
Nathalie wendt haar blik weer van me af en sluit haar ogen tegen de zon.
| |
| |
‘En toen?’ vraag ik.
‘En toen niks,’ zegt ze. ‘Dat was alles.’
Ik vraag niet verder, ik heb al genoeg gevraagd. Ik kijk naar haar. Ze is mooi. Ze lijkt niet op Joyce maar op mij. Ze ziet eruit zoals ik eruit zou hebben gezien als ik een meisje was geweest. Ik kan me voorstellen dat jongens haar leuk vinden, dat jongens het graag met haar doen. Ik kan me voorstellen dat een jongen in een motorjack zijn tong bij haar naar binnen wil steken, warm en hard en nat. Ik kan me voorstellen dat zo'n jongen zijn handen over haar lichaam wil laten glijden.
‘En jij?’ vraagt Nathalie, nog steeds met gesloten ogen.
‘Wat is er met mij?’ vraag ik.
‘Met wie heb jij het allemaal gedaan?’
Ik geef hier geen antwoord op, maar dat zeg ik haar niet. Ik schud alleen mijn hoofd.
De moeder van het meisje dat is achterop geraakt loopt terug om haar te halen. Maar het meisje wil niet meer verder lopen, ze blijft staan waar ze staat. De moeder kijkt naar de vader, maar die ziet haar niet, hij zit op de koelbox uit te rusten en kijkt naar een groepje Japanners dat verderop in de duinen loopt; ondanks het tropische weer zijn ze allemaal keurig in het pak gestoken.
Mijn billen doen pijn van de hete auto, toch blijf ik ertegenaan staan. Ik kijk langs de motorkap naar het strand. Joyce is aan de terugweg begonnen, in beide handen heeft ze een blikje. Ik geloof niet dat ze in de gaten heeft dat Nathalie en ik niet meer bij het strandstoeltje zijn.
Dan zeg ik: ‘Ik was zeventien toen ik het voor het eerst deed. Met Maureen. Maureen zat op atletiek bij mij. Ze was eigenlijk ongesteld die keer, maar toch hebben we het gedaan. Een paar maanden later deed ik het met Iris, toen met Astrid, en toen leerde ik je moeder kennen.’
Nathalie doet haar mond open om te gapen, maar het is geen echte gaap, dat zie je zo. ‘Dus je hebt het maar met drie andere vrouwen gedaan,’ zegt ze.
‘Zo zou je het kunnen zeggen,’ zeg ik.
‘En met wie heb je het lekkerst gevreeën?’ vraagt ze.
‘Dat weet ik niet meer,’ zeg ik. ‘Daar is het allemaal te lang geleden voor.’
‘Dat je zoiets vergeet,’ zegt ze. ‘Met Robert was het niet echt lekker, maar ik denk dat ik me later alles nog wel kan herinneren.’
Dan draait ze zich om. Ze kijkt nu over de motorkap richting het
| |
| |
strand. En ik kijk met haar mee. Joyce staat bij mijn strandstoeltje en kijkt in het rond. Ze kijkt naar de jongens die frisbeeën, naar mijn stoeltje, naar het strand, naar verderop op het strand, naar het strandhuisje, naar de weg die Nathalie en ik hebben afgelegd. Ze kijkt zelfs naar de auto en naar ons, maar ze ziet ons niet staan. Ze kijkt weer naar de zee.
Ik kijk naar Nathalie. Ik heb zin om haar aan te raken, om als vader een arm om haar heen te leggen, om haar op die manier te laten merken dat alles goed komt.
Dan leg ik een hand op haar rug. Haar huid voelt warm aan, toch krijgt ze kippenvel rond de plaats waar ik haar aanraak. Ze blijft stokstijf staan, ze lijkt haar adem in te houden.
Joyce roept nu iets, ik kan niet horen wat, ik zie alleen dat ze haar handen aan haar mond zet. Ze loopt naar de jongens die aan het frisbeeën zijn en begint met een van hen te praten. Ze wijst naar het strandstoeltje en daarna wijst ze naar het water, naar ergens heel ver weg. De jongens stoppen met frisbeeën en praten met elkaar, ze wenken de reddingsboot. Weer probeert Joyce met gebaren iets uit te leggen. De boot geeft gas en ketst over de golven, een schuimspoor achterlatend. Joyce kijkt de boot na, ze trekt de pijpjes van haar badpak strak en loopt tot haar knieën het water in. Dan laat ze zich voorover vallen en probeert een paar slagen te zwemmen. |
|