wanneer ook. Hij lag in volkomen rust met zijn oude lichaam dat voor weinig meer diende, maar binnen in hem zat iets wat nog helemaal jong was. Hij leek wel een zwangere vrouw, alleen was het geen baby maar een jongen die in hem zat. Nee, het was geen jongen, het was een vrouw, een jonge vrouw, die een maliënkolder droeg als een ridder. Deze poging te vertellen wat er in de oude schrijver huisde wanneer hij in zijn hoge bed naar zijn haperende hart lag te luisteren, is zoals u ziet onzinnig. Wat we moeten weten, is waar de schrijver, of het jeugdige binnen in de schrijver, aan dacht.
Zoals alle mensen op aarde, had de oude schrijver er tijdens zijn lange leven heel wat ideeën op na gehouden. Hij was ooit een tamelijk knappe vent geweest en een aantal vrouwen was voor hem gevallen. En hij had natuurlijk heel wat mensen gekend, en dat op een buitengewoon persoonlijke manier, anders dan zoals u en ik mensen kennen. Tenminste, dat dacht de schrijver, en die gedachte beviel hem. Waarom zouden we een oude man zijn gedachten betwisten?
De schrijver in bed kreeg een droom, die geen droom was. Toen hij al wat slaperig werd maar nog wel bij bewustzijn was, begonnen er voor zijn ogen figuren op te doemen. Het was alsof het jeugdige, niet te beschrijven wezen in zijn binnenste een lange stoet figuren aan zijn geestesoog liet voorbijtrekken.
Ziet u, het interessante van dit alles zit hem namelijk in de figuren die aan de schrijver voorbijtrokken. Ze waren allemaal grotesk. Alle mannen en vrouwen die de schrijver ooit had gekend waren grotesk geworden.
De groteske figuren waren niet allemaal afschrikwekkend. Sommige waren vermakelijk, sommige waren bijna mooi. Er was er één - een totaal uit proportie getrokken vrouw - bij wie het groteske de oude man een slag toebracht. Toen ze langs trok, bracht hij een geluid voort als een jankend hondje. Zou je de kamer zijn binnen gekomen, dan had je waarschijnlijk gedacht dat de oude man een nare droom had of last van indigestie.
Een uur lang trok de stoet groteske figuren aan de man voorbij en toen klom hij, ondanks de moeite die het hem kostte, zijn bed uit en begon te schrijven. Een van de figuren had diepe indruk op hem gemaakt en dat wilde hij vastleggen.
De schrijver zat een uur lang aan zijn bureau te werken. Uiteindelijk werd het een boek, dat hij ‘Het boek der grotesken’ noemde. Het is nooit uitgegeven, maar ik heb het ooit gelezen en het liet een onuitwisbare