Een mens groeit op met een geheim innerlijk. Dat lijkt mij een goede zaak. Er moet een grens zijn tussen het Ik en de Wereld, vind ik. Alleen vandaag de dag lijken kinderen meer een open ‘boek’ dan vroeger, alhoewel dat wel schijn zal zijn, maar pubers die hun eerste schreden en uitglijders op bijvoorbeeld het terrein van de liefde in alle openheid aan hun ouders vertellen, ze om advies vragen, het lijkt me een andere planeet. Het is allemaal vast veel en veel gezonder dan onze geheime levens, maar levert het ook een verhaal op? Of alleen maar nuchtere verstandige lieden die de nulletjes een eentjes van de digitaal zo goed kunnen onderscheiden en vervolgens hun bankbiljetjes tellen? Natuurlijk niet, zult U zeggen, natuurlijk blijven er wankele, naïeve, gestoorde en geschifte zielen, gewonde en gevoelige, megalomane, doortrapte, arrogante en verbeten mensen die het in zich hebben om zich de hele dag in de Alpen van hun hoofd te wentelen en daar mooie, bijzondere, meer dan alledaagse, begrijpelijke en onbegrijpelijke zinnen uit te distilleren.
Maar -Ho!Héhé!- zullen sommigen uitroepen, als U dan zo bang was om Uw geheim innerlijk aan de openbaring prijs te geven, waarom moest het dan? Kon U niet beter bankbediende, banket- of pottenbakker worden? En, overigens, als U schrijft geeft U dan eigenlijk wel Uw innerlijk prijs? Is dat geheime innerlijk van U dan zo bijzonder bijzonder? Welnee, zult U vast antwoorden, bescheiden uit zelfbehoud, want wat kan U de waarheid eigenlijk donderen. De waarheid daar bent U eigenlijk nooit in geïnteresseerd geweest, Uw waarheid viel veel beter in te passen in iets dat door U verzonnen was, en iets dat bedacht was had ook veel minder duidelijke grenzen, had eigen -veranderlijke- spelregels en was dus in feite een ideale autonome staat waarvan U, hoe klein of groot ook, de heerser was. Het enige probleempje was dat U in die wereld helemaal alleen was. U kon uitvinden met wie U maar wilde spelen, U creëerde die persoon gewoon en die deed ook precies wat U wenste, heel ideaal eigenlijk, maar de kloof tussen die innerlijke wereld en de uiterlijke werd daardoor steeds groter en noopte ook tot of steeds hoger spel in de buitenwereld of zelfs tot terugtrekking uit die wereld. U als opgroeiende was niet geneigd tot het spelen met andere levens, respect voor en integriteit van de ander waren U welbewust bijgebracht, bovendien leed U aan een lichte vorm van verlegenheid. Vooral speelde U niet met diegenen die niet precies deden wat U wenste dus kweekte U een ruimte voor Uzelf in die buitenwereld met de restrictie dat mensen U nooit zomaar zouden