gaar kookte, schreeuwde ik vanuit de deuropening met kwade stem naar Erkka en Pirkka dat ze moesten komen eten. Ze kwamen eraan, fluisterden in de gang dat ze niets anders dan gras, zand en mierenpoep hadden gevonden. Ze vroegen of ze allebei nog vijf mark konden krijgen. ‘Dan krijgen we er echt zin in,’ beweerden de jongens. Ik moest zo lachen om hun argumentatie dat ik ze meer beloofde als de klus was geklaard.
De jongens aten pap omdat ik beweerde dat hun piemel ervan zou groeien.
‘Hoezo, vrije tijd?’ vroeg Jooseppi's vrouw. Ik kende haar. Ze vond dat er dingen waren waarover je niet kon praten aan de ontbijttafel met de kinderen erbij.
‘Die ouwe zuipt,’ zei Jooseppi.
‘Nee toch,’ zei zijn vrouw.
‘Zeker weten,’ zei ik.
Jooseppi smeerde zijn boterham en belegde die vervolgens met cervelaatworst. Zijn vrouw zat met haar mond enigszins geopend naar hem te kijken. Er glom een vulling. Jooseppi moest uit het raam kijken toen hij vroeg hoe die ouwe het zich kon veroorloven om zo lang achter elkaar te zuipen. Ik vroeg wat daar zo grappig aan was. Mijn stem klonk nogal schor, hard ook misschien, want de jongens hielden op met pap eten en keken naar mij en toen naar hun moeder.
‘Ach moeke, maak je niet dik,’ zei Jooseppi.
‘Hoezo, moeke?’ zei ik.
‘Lekkere pap,’ zei Jooseppi.
‘Zit me niet te moeken,’ zei ik.
‘Jongens, ga nu maar spelen, en niks kapotmaken,’ zei Jooseppi's vrouw.
Ik smeerde nog wat boterhammen voor de jongens om mee te nemen naar buiten. Jooseppi's vrouw zei dat ze zich niet kon voorstellen dat ze haar moeder ooit moeke zou noemen.
‘Die zijn gelovig,’ zei Jooseppi.
‘In Finland is geloofsvrijheid,’ zei zijn vrouw. Ze hijgde een beetje.
‘Verdomde goed dat dat zo is,’ zei Jooseppi.
‘Die ouwe heeft een klus gedaan voor een hoge piet in de provincie,’ zei ik.
Er viel een enigszins pijnlijke stilte. ‘Zwart,’ zei ik.
‘O,’ zei Jooseppi en hij keek even naar zijn vrouw.
‘Dat moet wel als het huishoudgeld opgaat aan drank,’ zei Jooseppi's