Bunker Hill. Jaargang 2 (nrs. 4-8)
(1998)– [tijdschrift] Bunker Hill– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
[pagina 7]
| |
Globalisering, Europeanisering; het zijn processen die ook het omgekeerde in gang zetten zoals bewustwording van eigen nationaliteit of trots op het ‘eigene’. Toen er in 1992 een cultuurparagraaf in het herziene Verdrag van de Europese Unie werd geïntroduceerd, klonk dan ook van alle kanten het angstig gepiep over de mogelijke teloorgang van de eigen cultuur. Stel je voor, dat vanuit Brussel het kunstbeleid in de lidstaten bepaald zou worden, dat zou worden voorgeschreven wat subsidiabel is en wat als concurrentievervalsende bijdrage moet worden opgevat. Omdat ik destijds als Cultuurminister onder het Nederlands Voorzitterschap van de Europese Unie min of meer verantwoordelijk kon worden gesteld voor die paragraaf, artikel 128 van het Unie-Verdrag, moest ik dus op veel plekken komen uitleggen wat me bezield had. Welnu, niets anders dan de overtuiging dat het - aan de kunsten intrinsieke - grensoverschrijdende gefaciliteerd en gestimuleerd moest worden en dat alles wat op het nationale niveau geworteld was - herinnering in zich droeg en traditie - ongestoord door beleidsmatige bemoeienis van buiten, moest kunnen groeien en bloeien. Film en architectuur, vertalingen en Europees cultureel erfgoed zijn voorbeelden van het eerste. Het fijnmazige Nederlands subsidiesysteem een voorbeeld van het laatste. Geen koerswijziging om wakker van te liggen, meer een hoogstnoodzakelijke correctie op een gegroeide situatie waarin landbouwproducten beter beschermd werden dan kunstuitingen, een situatie waarin culturele diensten gelijk gesteld werden aan commerciële diensten. Daarnaast vond ik die plotselinge aandacht voor en opwaardering van die nationale culturele identiteit ook enigszins wezenloos. Alsof al niet eeuwenlang door geleerden en kunstenaars inspiratie werd ontleend aan het boven-nationale, aan de Europese cultuur, met gemeenschappelijke wetenschappelijke en artistieke tradities. Nederlandse en Vlaamse schilders die in de zestiende eeuw naar Italië reisden en zich lieten inspireren door collega's dáár. Enige tijd geleden was er in de Londense Tate-galery een succesvolle tentoonstelling, The Grand Tour, te zien, die een bewijs was voor die artistieke/intellectuele bevruchting in de achttiende eeuw. Talentvolle, welgestelde jongeren uit het noorden van Europa paarden hun passie voor kunst en geschiedenis aan die voor het rijke nachtleven van Rome en Venetië. Het was tevens de tijd dat de eerste musea ontstonden in München, Parijs en Londen, waardoor ook een bredere groep mensen in contact kwam met Europese cultuurschatten. De Poolse | |
[pagina 8]
| |
filosoof en historicus Krzystzof Pomian geeft in zijn boek Europe and the European Nations, een historisch overzicht van al die culturele betrekkingen binnen ons deel van de wereld. De negentiende eeuw kenmerkte zich onder andere doordat een aantal belangrijke literaire werken onder de aandacht van een groter publiek kwam. Het duo Don Quichote en Sancho Panzo werd gedeeld bezit, net zoals het Faust-thema, de stukken van Shakespeare of de opera's van Verdi. Londen en Parijs herbergden gevluchte culturele elites uit Duitsland en Italië, Roemenië en Polen. Zij zagen dezelfde voorstellingen, bezochten dezelfde tentoonstellingen, lazen dezelfde boeken. Aan het eind van de negentiende eeuw werd Wenen het Europese cultuurcentrum, daarna - in de jaren twintig - verwierf Berlijn die positie.
En ook in onze eigen tijd bewijzen onder andere architecten dat het Europa zonder grenzen voor hen al lang een realiteit is. Zie Piano's museum in het Amsterdamse IJ, Graves' ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of De Siza's woningbouw in de Haagse Schilderswijk, en kijk naar de Nederlandse architecten die zich elders manifesteren: Koolhaas, Herzberg of Van Berkel. En datzelfde geldt voor theatermakers en beeldend kunstenaars. Per jaar vinden er - alleen al in ons land - duizenden uitwisselingen plaats. Wij exporteren muziek en dans - vooral de hedendaagse -, we laten ons zien op jeugd-theaterfestivals, Nederlandse fotografen exposeren overal, vormgevers doceren aan buitenlandse universiteiten. Het merendeel van dat alles speelt zich af in West-Europa, maar daarnaast ook in de Verenigde Staten en in het Verre- en Midden-Oosten. ⊊sp: Vanzelfsprekend vindt daardoor beïnvloeding plaats, maar kunst en cultuur zijn dan ook geen statische begrippen. Kunstenaars vernieuwen zich, veranderen, onder invloed van het contact buitengaats. En de nationale cultuur verandert dus evenzeer, al was het maar door migranten en hun bijdragen aan het kunstleven zoals trouwens onze achtergrond al eeuwenlang verweven is met die van generaties nieuwkomers.
Kortom, de Europese Eenwording bedreigt niet plotseling de culturele pluriformiteit in dit deel van de wereld en de culturele paragraaf in het Verdrag bedoelt juist te ondersteunen wat door de tijden heen al gebeurde: | |
[pagina 9]
| |
het stimuleren van ontmoetingen en het conserveren van ons gemeenschappelijk cultureel erfgoed.
Het lijkt mij dan ook dat al die opborrelende uitingen van nationaal zelfbewustzijn met argwaan moeten worden bekeken. Dat we in de Europese landen behoedzamer zijn met de taal, dat we geld steken in de verspreiding ervan, in vertalingen van literair werk - vooral vanuit de kleinere talen; dat zijn acceptabele uitingen van dat zelfbewustzijn. En ook is het wel aardig dat mensen gefascineerd worden door archeologie of monumenten, belangstelling krijgen voor archieven en museumdepots als tekenen van de nieuwe speurneuzerigheid naar hun roots.
Maar ik ben het eens met de Nederlandse historicus Kossman, die in zijn essaybundel Het nut van Nederland waarschuwt voor een modieuze trend onder intellectuelen om het nationalisme op een positieve manier te benaderen. Zijn advies is: ‘Loop er met aandacht omheen, bekijk het van alle kanten, maar stap er niet in, behandel het als een enorme kwal op het strand.’ Identiteit, eigenheid, nationaal karakter; het zijn griezelige concepten die via de breinen van Le Pen, Haider of De Winter verworden tot racisme, neo-facisme en vreemdelingenhaat.
Dat de bijdragen in deze aflevering van Bunker Hill herkenbaar zijn en begrijpelijk, ongeacht de nationaliteit van de scribent, is een illustratie van onze gedeelde identiteit. Als er bovendien voelbaar wordt waar ze geworteld waren, dan ervaren we het beste van twee werelden. |
|