Bunker Hill. Jaargang 2 (nrs. 4-8)(1998)– [tijdschrift] Bunker Hill– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] Pieter Boskma ~ Paring In een web van coniferen spartelde de halve maan. De landweg langs het water verdroeg schaduwenstrijd. Het bleke instrument van paardenflanken in het veld sneed nauw verhulde kreten in braille uit de hemel en vingers van een populier lazen het weer tot gesuizel. Geen briesje beroerde het tafereel of dwong ons de luiken te sluiten. Roodwijn vloeide rijkelijk en kuste kin en vensterbank. Op tafel lag het glanzend vlees met wijd gesperde kaken en de jachtklacht van een ransuil viel binnen door het open raam. Met gevouwen handen werd het dag boven de biddende paring. [pagina 72] [p. 72] Geheim gedicht het is wel goed het is wel goed wat moet dat moet gebeuren dus: bloot dat rijke vlees van je en dood de vijanden nou ja: wel dat ze ten hemel en jij aarde eeuwig aarde dat ik op je liggen kan als na echt werk een echte man in de harde spelonken van monden die menen dit & dat zo zit het daar hou ik het niet langer uit zij weten weinig van hoeveel ik hen vooruitgezonden heb aan wetenswaardigheden als God is groot en God is goed als Hij daar zin in heeft maar jij! jij staat wijdbeens over mijn hele leven heen en denkt nóg: één blos op één moment nou als ik dat rijke vlees van je gevallen alle vijanden oorverdovend stil dan kun je denken wat je wilt maar dan is het goed [pagina 73] [p. 73] Idylle Ineens bloeiden er leliën op het dakterras en een grote hand vol vurig rode aderen plukte ze één voor één, tot alles verdween in de dans van dunne sneeuw. De koffie dampte kalm op het leeggeruimde tafelblad. Een man schreef vellen vol zomer. Duinen verschoven langs een kind dat tegen hard azuur zijn zandkastelen zag verzwolgen door de groene film van golven op de top van hun carrière - en kampvuur brandde al. De inwendige mens ontwaakte en zocht de drankkast, het brood en de vis, en onder het bed ontkleedden twee kleuters elkaar voor het eerst, en roken de Ander, en zouden die blijven zoeken tot hun late dood. Het levende woord vertikte intussen als regen mild van alle mensen, en een vreemde zon wierp blauw-wit licht over het zingend bos. Aan de zoom van het bladerdek groeide traag een druppel. Toen werd het heel stil. [pagina 74] [p. 74] Arti zondagmiddag kijk aan dit is het flitsende gevecht om bitterballen in de zure afdronk van elan. mager staartje kwispel maar de meute is roddel en kruim o ja de leuter is borrel en schuimbekkend bier de rimpels barende maagden - zo men als man zichzelf verstaat jenseits van ieder goed of kwaad zo fietst men huiswaarts op water nee nee men zal niet rijmen kater niets drinkt dieper dan de roes des werks. dus men zegt vrienden ik laat u als vijand in kommer ik ben mijn hoogsteigen bos en lommer en de laatste mohikaan met een pen. en wanneer u uw tekstjes verwerkt, nog immer als meisjes en jongens die spelen te heersen in zelvengewelf, zo van die praatjes ik haat je en zet je als paal in het krimpende weiland een paal met een petje van blik zodat bliksem je vindt en je raakt en verkoolt - ja dan ja dan ja dan bek ik nog altijd de betere tover. Vorige Volgende