| |
| |
| |
Matthew Sweeney ~
vertaling: peter nijmeijer
Zijn dromen
Hij droomde dat ze hem op de bank vonden
badend in zijn eigen bloed. Hij droomde
dat zijn dochter in haar neus peuterde
terwijl zij achter zijn kist aanliep.
Hij droomde de datum van zijn dood
en droomde die de volgende nacht weer.
Hij rende naar zijn homeopathische arts.
Hij nam zijn pillen en druppels mee
naar bed en droomde de eerste nacht
niets. Of toch, want was dat humeur
geen halfvergeten droom? De nacht erop
droomde hij van het hoofd van zijn vrouw
dat langs de neus in tweeën was gezaagd,
de profielen mond-tegen-mond, in een kus.
| |
| |
Het schaduwhuis
Terwijl zijn dochter in de deur toekijkt
kan ze niet beseffen hoezeer
ze hem doorheeft - hoe hij telkens
als hij zijn plunjezak naar de bus draagt
zijn reis zal beëindigen in een ander huis
waar een andere dochter op hem zal wachten.
En een andere vrouw hem zal omhelzen
zoals haar moeder zojuist heeft gedaan,
en alle drie naar binnen zullen gaan.
Wat ze niet weet, zijn dochter, is waar -
een uithoek van Connecticut,
een eiland in de Atlantische Oceaan -
er zijn geen aanknopingspunten,
en ze zou hem er nooit naar vragen.
En lijkt haar schaduwzus op haar?
Is ze blond, is haar moeder blond,
spreken ze Engels, heeft haar vader
jarenlang een taal verborgen gehouden?
En neemt hij zijn andere dochter mee
op lange wandelingen door het dennenbos,
en vertelt hij haar over zijn reizen,
over de mensen die hij ontmoette, over zichzelf?
Er is zoveel aan haar vader
dat ze niet weet, en zo weinig tijd
tussen zijn afwezigheid om erachter te komen.
Weet haar schaduwzus van haar bestaan
of begint ze het te vermoeden?
Welke van de twee is het schaduwhuis?
| |
| |
Doedelzak
De doedelzak aan de muur begon te snerpen
zodra ze de auto achteruit de oprit afreed.
Ze nam niets anders mee dan haar spaniël
en de notenhouten klok, maar dat was genoeg
om hem te overtuigen dat ze voorgoed verdween.
Hij keek haar na terwijl ze zwenkend wegreed,
naar de landtong met die korst van schapen
waar ze iedere dag portretten van de golven
zat te schilderen, maar vandaag, zo wist hij,
zou ze er niet stoppen, reed ze er slechts langs
om afremmend afscheid te nemen, voor ze gas gaf
naar het zuiden, naar waar hij niet zou zijn.
De doedelzak dreunde voort, had geen mond nodig
om opgehitst te worden. Er waren er meer dan één,
dat was duidelijk - alsof hij verdwaald was
op een doedelzakfestival in zijn eigen huis
dat nu geen thuis meer was. Hij begon met hen
mee te schreeuwen. Hij smeet een paar mokken
Naar de muur en zwaaide de pook in de spiegel.
Eronder lachte het voodoo-masker hem toe,
zoals hij altijd al verwacht had. Zij had het
gekocht. Zij zou het nooit met zich meenemen.
Hij keek ernaar en rende naar het raam.
De doedelzakken overstemden het brekende glas.
| |
| |
Oversteek
Hij reed op zijn paard de zee in en bleef het de sporen geven.
Het paard was daar niet aan gewend, maar zwom toch door -
niet eenvoudig, met de man en die natte jeans op zijn rug,
maar het kwam vooruit, kwam in de kanaalstromingen terecht,
tussen de jachten, de windsurfers, de langeafstandszwemmers.
Toen de veerboot van Caen naar Portsmouth voorbijvoer, toeterde de kapitein.
Het paard negeerde dit; de man nam zijn pet af en wuifde.
Er werd geapplaudisseerd door de weinige passagiers op het dek.
De man stak zijn hoofd in de zee en nam een mondvol.
Hij spoog dit uit en sprak voor het eerst tegen het paard
wiens hoeven het water beukten, een paar lobsters doodsloegen,
inktvissen deden opstuiven, maar een kikvorsman net misten.
Het hoofd van het paard was nu hoger. Had het het Isle of Wight gezien?
De man boog zich voorover en fluisterde beloften in zijn oor -
zodra ze het land bereikten, een grote zak haver, een grotere kom cider.
Hij vertelde het dat nog geen ander paard deze oversteek had gemaakt,
en dat één keer genoeg was - ze zouden de veerboot terug nemen.
Het paard hinnikte toen ze een rots passeerden waar een vuurtoren
net begon te schijnen, alsof zij tweeën verwacht werden,
en flitslampen stonden klaar op het strand, een stoeterij wachtte.
| |
| |
Gooi geen stenen naar dit bord
Gooi geen stenen naar dit bord
dat hier staat in een veld vol stenen,
op een steenworp van de zee
wier strand bezaaid ligt met kiezels
sinds het zand is gestolen voor de bouw,
en de handvol mensen die er rondhangen,
een hengel in de hand, niets vangen,
zelfs nog geen schoen - en net zo goed
de golven met golfballen kunnen bestoken
of erin waden en hun adem inhouden,
of bukken, zoals ze soms ook doen, en
een handvol kiezels naar het bord gooien,
en iedere keer dat ze het raken juichen
en weer een bier afturven, vooral
de man die het bord heeft bedacht,
die met zijn verfkwast heeft geschreven
‘Gooi geen stenen naar dit bord’
op een stuk drijfhout dat hij plantte
in dit nutteloze veld, en toen lachend
danste naar het huis van het bier.
|
|