| |
| |
| |
Karst Woudstra
La Dama de Baza
personen: frank (+ 40)
alejandro (+ 50)
Een hoekje in de conversatiezaal van de Circulo de Bellas Artes in Madrid. Twee driezitsbanken met grijs leer bekleed. Een lage tafel met blad van donker glas. Tussen de twee banken in, een niet erg florissant ogende palm. Frank zit op het uiteinde van een van de twee banken, wit T-shirt, jeans, blote voeten in gemakkelijke loafers. Op de tafel voor hem een leeg espressokopje, zijn zonnebril, een pakje sigaretten met een aansteker en een asbak. Hij leest El Pais. Op de achtergrond geroezemoes, kelners die af en aan lopen, het geluid van een espressomachine, glazen, enzovoort. Even later gaat Alejandro op het uiteinde van de andere bank zitten. Hij ziet eruit als de verpersoonlijking van de 19de-eeuwse kunstenaar-dandy, wit kostuum, donkergeel vest, dun snorretje, wandelstokje, platte strohoed die hij met het stokje op de tafel legt. Zijn zwartgeverfde haar is glad naar achteren gekamd. Frank kijkt even op uit zijn krant, knikt. Alejandro schuift naar het midden van de bank waarop hij is gaan zitten. Observeert Frank enige tijd, haalt dan een gouden sigaretten-etui uit zijn binnenzak, steekt een sigaret op.
Het stoort u niet dat ik rook?
Helemaal niet. (Wijst op zijn sigaretten) Ik rook zelf ook.
(Na een blik op het pakje Gauloises op tafel) Ah, Fransman!
| |
| |
Het land van Vermeer. Het gezicht op Delft. Het gele vlekje dat Proust zo fascineerde.
(Glimlacht) U heeft wel iets van Proust.
(Gestreeld) Vindt u? Alleen, Proust was een jood en ik ben maar een gewone Spanjaard.
Ik ben hier net. Ik ben gisteravond pas aangekomen.
En nu al de weg gevonden naar Het huis der schone kunsten. (In het Engels) But be careful, rough trade! (Met zijn beringde wijsvinger omhoog)
(Kijkt even om zich heen) O ja? (Kleine pauze) Ik ben hier eerlijk gezegd bij toeval verzeild geraakt. Liep zomaar wat rond.
En in welk hotel logeert u?
Een klein pension vlak bij de Plaza Mayor. Schitterend plein. Vergelijkbaar met de Place des Vosges, het Piazza San Marco.
De Grote Markt in Brussel.
Maar Brussel, dat is België.
Ik weet het, ja. Amsterdam kan op een dergelijk plein niet bogen.
Mijn pension ligt aan een klein pleintje. Toen ik vanmorgen de luiken opendeed, stond daar een koets - paarden met pluimen op de halsters, ervoor en erachter ruiters met kleine Spaanse vlaggetjes aan hun lansen.
Een ambassadeur die zijn geloofsbrieven kwam aanbieden aan de minister van Buitenlandse Zaken. Dan weet ik waar u logeert. (Weer die wijsvinger) En waarom, als ik vragen mag, bent u in Madrid? Op avontuur?
| |
| |
Ik ben een paar weken geleden ontslagen, maar kreeg nog een paar maanden mijn salaris doorbetaald en omdat ik geen zin had om thuis te gaan zitten, of om meteen op zoek te gaan naar ander werk, besloot ik voor een maand of langer naar Madrid te gaan, dat moet toch voldoende zijn om de stad te leren kennen.
O, zeker, zeker, en niet alleen Madrid maar ook de Madrileños. (Kijkt of zijn ondubbelzinnige toespeling effect heeft gesorteerd) Dat zal niet moeilijk voor u zijn, zoals u eruitziet, zo fors en met zulke sterke armen.
Ach, elke dag naar de gym. Misschien weet u of er hier ook een is. Hier in deze buurt.
Op dat punt kan ik u helaas niet van dienst zijn. Maar ik ben van ganser harte bereid u Madrid te laten zien, de dagzijde zowel als de nachtzijde. Waarbij ik zo stoutmoedig ben ervan uit te gaan qu'on a les même goûts.
Pas tout à fait les mêmes.
(Doet zijn best zijn teleurstelling te verbergen) En wat hebt u vandaag zoal gedaan?
Rondgelopen. Een museum bekeken, het museum. Daar heb ik deze ansichtkaart gekocht. (Diept een ansichtkaart op uit een plastic tasje dat tegen de bank staat) Fascinerend vond ik. (Laat hem de kaart zien)
(Opnieuw geïnteresseerd) Ah, La Dama de Baza. Het hoofd van een vrouw. Misschien dat van een godin. Het oudste wat in Spanje is gevonden. Van lang voor onze beschaving. Niet meer dan een gepolijst ovaal eigenlijk met een nogal ruw vormgegeven neus, meer niet, en toch een gezicht en onmiskenbaar het gezicht van een vrouw.
(Schuift iets dichter naar hem toe) Een gezicht dat voortdurend van uitdrukking lijkt te veranderen, net als het gezicht op Delft trouwens, al naargelang de lichtinval. Waarom heet ze La Dama de Baza?
| |
| |
Omdat de kop in Baza is opgegraven.
(Tekent met zijn wandelstokje de omtrek van Spanje op het tafeltje) Daar ligt Madrid en daar ligt Baza. Ik kom uit Baza. Dat wil zeggen, mijn moeder kwam daarvandaan.
Echt waar. Toen ze zwanger van mij was, is ze naar Madrid verhuisd. (Dempt zijn stem) Ze was een ongehuwde moeder.
In het Spanje van Franco? Dat moet heel moeilijk zijn geweest.
Was het ook. Niet financieel. Mijn verwekker maakte maandelijks een kleine som gelds over. Daar konden we van leven. Niet ruim, maar we leefden ook weer niet in bittere armoede. Voor mijn studie, ik heb kunstgeschiedenis gestudeerd, had hij een verzekering afgesloten.
Ja. Ik ben conservator van een klein museum. Niet meer dan een typische Madrileense grootburgerlijke woning eigenlijk zoals ze eruitzagen in de vorige eeuw. Ik woon boven het museum, in een identieke woning. (Glimlacht) Vrijwel identiek ingericht bovendien. (Pakt een visitekaartje) Ach, ik ben in de verkeerde eeuw geboren. Een eeuw geleden had ik u graag in dienst genomen als mijn chauffeur, zoals Proust zijn Agostini. Alleen voor de duur van uw verblijf in Madrid natuurlijk. Dit is mijn kaartje. Als u een keer zin hebt om langs te komen. Op het ene adres of op het andere. (Geeft Frank het kaartje, staat op en wil zijn stokje en hoed pakken)
(Met een brede glimlach) Ik heb helaas geen rijbewijs.
(Gaat weer zitten) Dat wil zeggen, u bent op zoek naar waar ik ook naar op zoek ben. Die gespierde armen zijn een soort vermomming.
| |
| |
De baljurk van Assepoester.
Toch hebt u daarin vast meer succes dan ik in mijn kostuum.
En u hoeft uw minnaars nog niet te betalen?
Dat zei ik ook. Dat zeggen we allemaal. Mais quand vous serez de mon age, jeune homme. (Melancholieke blik)
(Pakt zijn portefeuille uit zijn broekzak en stopt daar het kaartje in) Ik kom beslist een keer langs. In het museum.
(Die enige tijd zonder iets te zeggen met dezelfde melancholieke blik voor zich uit starend is blijven zitten) Ach, de avond is nog jong.
(Kijkt op zijn horloge) Dat zeker.
(Na weer een lange pauze) De enige keer dat ik in Baza ben geweest, was toen ik mijn moeder ging begraven.
En dat is nog niet zolang geleden?
O, jawel, jawel. Al een aantal jaren geleden. (Pauze) Ze overleed voor ze haar straf had uitgezeten.
Haar straf? Is dat hoe ze haar leven zag?
Nee, nee, haar gevangenisstraf. Dit is Spanje, weet u. (Zucht) Het klinkt als een cliché, maar wij zijn een trots en hartstochtelijk volk. Zij zat in de gevangenis omdat zij mijn verwekker had vermoord.
| |
| |
Ja, vermoord. Een dag nadat ik achttien jaar was geworden, nam ze de trein naar Baza en belde de man op die mij had verwekt en vroeg hem naar het station te komen. (Ergens in de cafézaal heeft iemand geld in een gokautomaat gegooid dat, terwijl de banden rondsnorren, ‘Ach du lieber Augustin’ ten gehore brengt, elektronisch, een deuntje dat nog een paar keer terugkomt, steeds als er geld in de automaat is gegooid)
Omdat hij natuurlijk niet kon vermoeden wat hem te wachten stond. Het was de dag van de plaatselijke fiësta en de stationsrestauratie was uitgestorven.
Misschien was die wel gesloten.
U denkt dat ik u maar wat op de mouw speld? Nee, nee, de stationsrestauratie was open. (Hij diept zijn portefeuille op uit zijn binnenzak en laat Frank een vergeeld krantenknipsel zien)
(Bestudeert het nauwkeurig) Uw vader was...
Ja... Was burgemeester van Baza?
Ja. En overtuigd Francist. Aanhanger van Franco. Getrouwd met de dochter van een edelman uit de buurt, grootgrondbezitter, vroom katholiek en ongetwijfeld door en door corrupt. Negen kinderen.
(Bestudeert het krantenknipsel) Ik zie het. Maar ouder. Ook alweer getrouwd en kinderen.
Hij was dus al een oude man toen u werd verwekt.
Mijn moeder was een van de dienstmeisjes die ervoor zorgden
| |
| |
dat het hem en zijn vrouw aan niets ontbrak. Die vrouw had een scherpe blik en meestal had ze de meisjes al ontslagen voor haar man begreep dat hij zijn zinnen op hen had gezet, maar bij mijn moeder was ze te laat - door een langdurige ziekte aan haar bed gekluisterd.
Maar onder welk voorwendsel wist uw moeder hem naar het station te lokken?
Hij had haar beloofd dat hij zich zou laten scheiden van zijn vrouw en met haar zou trouwen zodra zijn jongste dochter in het huwelijk was getreden. Dit heuglijke feit was een paar maanden voor mijn verjaardag groots gevierd - zelfs in de landelijke pers waren foto's verschenen van het bruidspaar. Zij trouwde namelijk met haar neef, de erfgenaam van dezelfde edelman die zijn dochter aan mijn verwekker had uitgehuwelijkt.
Met speciale toestemming van het Vaticaan. Het was voldoende geweest hem aan zijn belofte te herinneren om hem naar het station te lokken.
Waarschijnlijk. Dat mijn moeder had gewacht tot na mijn achttiende verjaardag was omdat dan die studieverzekering wegviel en mijn toekomst, in financieel opzicht dan, verzekerd was.
Maar hoe kwam uw moeder aan een pistool?
Dat had haar broer haar bezorgd. Een erekwestie is vanzelfsprekend een familiekwestie.
En toen zat ze daar in die stationsrestauratie met dat pistool in haar handtas op hem te wachten. Vanuit de stad muziek, het rumoer van feestende mensenmassa's, een geërgerde serveerster die haar een kop koffie brengt en hem zo ruw neerzet dat ze morst.
| |
| |
Een kop koffie? U hebt een wel erg levendige fantasie.
Nee, nee. Maar wel een scherpe blik. Kijk maar, op die foto in de krant, daar staat toch een eenzaam kopje op een van die tafels.
Inderdaad. (Is plotseling hevig ontroerd) Niet gezien. Nooit gezien. U hebt gelijk. Dat heb ik nooit gezien terwijl ik die foto toch zo vaak heb bekeken. (Haalt een zakdoek uit zijn jaszak en bet daarmee zijn ogen) Het is een te wonderlijk toeval, dit, dat u mijn pad kruist hier vanavond.
Maar wat wij toeval noemen is wel degelijk een wetmatigheid misschien, een van die vele wetmatigheden die wij nog niet kennen. U hebt voor heel even een gelukkig man van mij gemaakt.
(Geeft hem de ansichtkaart die op tafel is blijven liggen) U zou uw Dama de Baza bijna vergeten.
Dank u. (Stopt de ansichtkaart in zijn plastic tasje)
Ik begrijp dat onze wegen zich hier scheiden?
Ja. (Pauze) Ik hoop dat u mij dat niet kwalijk neemt?
Ja. Met een Amerikaan, uit Petersburg, Florida. (Gaat weer zitten) Een schatrijke spoorwegmagnaat bouwde begin deze eeuw een spoorweg van Texas, meen ik, naar Florida, en om de zo veel kilometer bouwde hij een station aan die spoorweg en die stations vernoemde hij naar alle steden die hij op zijn Europese Grand Tour bezocht had. Zo komt Petersburg aan zijn naam. De jongeman in kwestie heet Zech, eigenlijk Ezechiel. En hij is industrieel archeoloog, hij probeert te verhinderen dat oude
| |
| |
fabrieken en dergelijke uit onnadenkendheid worden afgebroken. (Staat weer op)
Misschien dat u samen met hem mijn kleine museum zou kunnen bezoeken. Het is maar een suggestie natuurlijk. Ik denk dat we veel gemeen hebben, uw Zech en ik. 's Avonds treft u mij hier of aan de Puerta del Sol waar ik net als die gevangenen op dat schilderij van uw landgenoot Van Gogh mijn rondjes loop.
Nee, nee. Niet zonder dat we ons aan elkaar hebben voorgesteld.
Alejandro García Baza. García was de naam van mijn moeder. Baza... Ach, dat weet u.
(Ze geven elkaar een hand. Frank gaat weg. Alejandro gaat weer zitten, staart vooruit)
|
|