| |
| |
| |
Spalding Grey
Monster in een doos
vertaling: dirk-jan arensman
Het volgende fragment is afkomstig uit Monster in a Box, de dertiende autobiografische monoloog van Spalding Gray. Zoals bij al zijn monologen werd de tekst niet vooraf opgeschreven, ontwikkelde deze zich aan de hand van genoteerde steekwoorden tijdens zijn tournee door Amerika, Schotland en Israël. Het resultaat is een verslag van een periode waarin hij zijn debuutroman Impossible Vacation schreef, en vooral van alle onderbrekingen die hij destijds zocht of moest weerstaan.
Nou, ik wilde maar beginnen met het verklaren van de titel, zodat jullie geen tijd zullen verdoen met denken over wat die betekent. Dit is de doos. Dit is het monster dat erin zit. Het is een boek waaraan ik de afgelopen vier jaar heb gewerkt, met de titel Impossible Vacation. Het had twee jaar geleden als hardcover uitgegeven moeten worden bij Knopf, het is negentienhonderd pagina's lang, en ik denk dat het af is. Er ligt een exemplaar op het bureau van mijn redacteur en hij gaat beginnen met schrappen.
Toen ik voor het eerst de stad New York bezocht, rond de kerstdagen van 1959, beklom ik de klokkentoren van de Riverside Cathedral, keek uit over New York en deed een belofte aan mezelf dat ik, als ik later groot was, daarnaar toe zou verhuizen en een schrijver zou worden, geïnspireerd door Thomas Wolfe.
Ik verhuisde naar New York, maar werd geen schrijver. In plaats daarvan raakte ik bij het toneel betrokken, en het toneel leidde tot monologen, en de monologen leidden tot publicatie, en publicatie leidde ertoe dat ik een literair agente kreeg, en op een dag zei mijn literair agente tegen me: ‘Ik denk dat je een roman in je hebt.’ Ze verkocht het idee dat ik een roman in me had aan Knopf, dus ik moest er eentje ophoesten.
| |
| |
Maar ik wist niet hoe ik een roman moest schrijven, want ik kon niets bedenken, dus besloot ik in plaats daarvan een boek te schrijven.
Dus begon ik te werken aan een boek dat Impossible Vacation heet. Het begon als een heel simpele verhandeling over reizen, over hoe ik telkens als mijn vriendin Renée en ik met vakantie proberen te gaan, geneigd ben het te... ‘compliceren’ is er, denk ik, een uitdrukking voor. ‘Het te verneuken’ is misschien een andere. Ik bedoel: ik heb alles nogal graag zelf in de hand en ik maak het liefst mijn eigen hellen voor de echte me bereiken. Ik ben de ene hel graag voor met een andere hel.
Het boek zou alleen over mij gaan, die puritein uit New England, die het nu eenmaal erg moeilijk vindt om plezier te hebben op erg plezierige plaatsen. En tijdens het schrijven van het boek besefte ik dat de eerste keer dat ik met vakantie buiten de Verenigde Staten probeerde te gaan was, toen ik een acteur was aan het Alley Theater, in Houston Texas, in 1967. Die zomer, na het einde van het theaterseizoen, ging ik naar Mexico om te proberen vakantie te vieren, en, terwijl ik daar was, pleegde mijn moeder zelfmoord. En plotseling realiseerde ik me dat dat waarschijnlijk veel verklaarde van waarom ik niet in staat was op vakantie te gaan. En dit veranderde de hele aard van het boek, omdat ik inzag dat ik met heel klassieke thema's aan het werken was, kort gezegd: dat elke jongen, om een man te worden, eerst op een bepaalde manier zijn moeder moet vermoorden. Maar in mijn geval denk ik dat mijn moeder en ik een wedstrijdje deden en dat zij me voor was.
Dus het boek begon met sprongen te groeien. En ik veranderde de namen om de schuldigen te beschermen. Ik veranderde de naam van de hoofdpersoon van de mijne, Spalding Gray, in Brewster North. Het is nog wel in de eerste persoon geschreven, maar het gaat over een jongen die Brewster North heet en die zich niet aan zijn vriendin Cleo kan binden - hoewel ze al tien jaar bij elkaar zijn - tot hij alleen vakantie neemt en er gewoon vandoor gaat en zich vermaakt, zonder problemen. Hij vertrekt gewoon en leert rond te hangen als een jongen die alleen rondhangt. En hij wil dat in Bali doen. Daar is hij van plan heen te gaan om gewoon rond te hangen. Hij wil naar Bali gaan van het geld dat zijn moeder hem heeft nagelaten toen ze zelfmoord pleegde. Het was niet veel geld, maar het stond al lang op de bank, omdat het zo'n beetje het enige aandenken was dat hij aan haar had en er was veel rente bij gekomen. Hij haalt dat geld van de bank en hij gaat ermee naar Bali. Dus op een bepaalde manier zou
| |
| |
je denk ik kunnen zeggen dat hij met zijn moeder naar Bali gaat. Dus het boek, Impossible Vacation, begint op Rhode Island en eindigt op Bali. Dat is alles wat je vanavond over het boek hoeft te weten.
De monoloog die ik op ga voeren gaat ergens anders over. De monoloog gaat over alle onderbrekingen die me ‘overkwamen’ terwijl ik het boek probeerde te schrijven. Sterker nog, ik zou eigenlijk moeten zeggen dat de monoloog die je vanavond gaat horen een monoloog is over een man die geen boek kan schrijven over een man die geen vakantie kan vieren.
Zodra ik het contract voor het boek had getekend, besloot ik dat ik de monologen eraan zou geven. Te stoppen met monologen en alleen te schrijven. Ik dacht dat monologen me te extravert aan het maken waren. Ik wilde me terugtrekken in mijn introvertere zelf en nog verder naar binnen gaan en mijn geheime zelf onderzoeken, het schaduw-zelf, het gedeelte waar ik al twintig jaar geen contact meer mee had gehad.
Ik wilde naar een schrijverskolonie gaan en alleen schrijven: niet leven, alleen schrijven. En ik meldde me aan bij verscheidene kolonies, omdat ik dacht dat als ik werd aangenomen door een schrijverskolonie, dat zou bewijzen dat ik een schrijver was en dat ik dan zou kunnen schrijven. Ik werd aangenomen door een van de beste, de MacDowell-kolonie, in Peterborough, New Hampshire, waar veel grote schrijvers hebben gewerkt, onder wie Thornton Wilder, die er Our Town schreef en Grover's Corner, New Hampshire modelleerde naar het stadje Peterborough. Ik was erg opgewonden. Ik ging er met grote verwachtingen naar toe.
Toen ik er aankwam, trof ik 300 hectare bos aan met 52 afzonderlijke studio's of huizen. Er werd mij verteld dat ik mijn eigen huisje zou krijgen. En ik mocht erin doen wat ik wilde, wat ik onvoorstelbaar vond - uit New England te komen, naar New England terug te keren en in een huis te zijn waar ik alles kon doen wat ik wilde. Het was een opwindende traktatie. Het verlamde me een poosje. Maar het was heerlijk geregeld: ze laten je helemaal alleen achter in je huisje, en je hebt geen telefoon dus word je niet lastig gevallen. Je haalt je maaltijden in het hoofdgebouw en ze brengen je je lunch in kleine mandjes. Ze komen op hun tenen naar de deur, zetten het op de veranda neer en gaan op hun tenen weer weg, als Yogi Bear het bos in.
Alles was prima in orde. Alles was perfect. Het enige probleem was de naam van mijn huisje. Het heette toevallig Het Bateshuis, vernoemd naar
| |
| |
zuster Bates die Edward MacDowell had verzorgd in de laatste stadia van zijn syfilis. Dus hoef ik je niet te vertellen dat ik allerlei uitdrijvingen deed voordat ik begon te schrijven.
Toen begon ik te schrijven en het was verschrikkelijk. Ik weet niet waarom iemand zoiets zou willen doen. Het is waardeloos. Het is als een ziekte. Het is een ziekte, schrijven. Het steelt je lichaam van je. Er is geen publiek. Je bent alleen. Mijn knokkels zwollen op. Ik had reumatische knokkels, zo hard drukte ik op mijn pen bij het schrijven. Ik was het gezichtsvermogen in mijn linkeroog aan het verliezen, wat een vreselijke ervaring was, omdat ik bezig was met oedipale thema's en ik dacht: o, nee, daar gaat het eerste oog.
Dus ik ben aan het schrijven en schrijven en schrijven, ik schrijf met de hand. Hoe lang kan je met de hand schrijven? Drie uur? Vier, als je geluk hebt, en dan is je hand net een klauw. Wat kan je dan doen in 300 hectare bos? Je maakt een boswandeling. En je wandelt en wandelt en wandelt. Je gaat naar het hoofdgebouw en je drinkt. En je drinkt en je eet. En je herleest wat je geschreven hebt en je staat 's morgens op en je schrijft. En je wandelt en je wandelt en je drinkt en je eet. En je herleest wat je geschreven hebt en je schrijft en je wandelt en je drinkt en je drinkt en je drinkt. En je drinkt. Ik wilde daar alleen maar weg!
Maar hoe kon ik weg? Ik was op een bevoorrechte plek. Iets moest me dwingen te vertrekken, een of andere ramp. Iemand moest een hartaanval krijgen. Wie zou het zijn?
Ik kon uiteindelijk ontsnappen door een bericht dat ik in het hoofdgebouw ontving van het Mark Taper Forum Theater in Los Angeles. Rond de tijd dat ik het contract voor het boek tekende, had ik ook een afspraak gemaakt met het Mark Taper Forum Theater, waarvan ik niet dacht dat die ooit door zou gaan. Ik maakte een afspraak die inhield dat zij een beurs zouden aanvragen om me daar een heel jaar lang te laten wonen. Ze vroegen het aan bij de Nationale Ondersteuning voor de Kunsten. Dat was in de goede oude tijd, toen het nok dat soort wilde en waanzinnige dingen nog ondersteunde.
Ze zouden me er een heel jaar laten wonen, gewoon laten wonen in la, laten rondhangen, in de bussen van Los Angeles laten rijden - wat ik toen als een soort compliment opvatte - rijden in de bussen van Los Angeles en interessante mensen zoeken om op het podium te interviewen over het leven in Los Angeles. Het enige criterium was dat die mensen op geen
| |
| |
enkele manier te maken hadden met de filmindustrie. Het project zou ‘la: Het Andere’ gaan heten. Ze bellen me in de MacDowell-kolonie en laten een boodschap achter in het hoofdgebouw. Ze zeggen dat de beurs binnen is, dat ik moet komen. Ik zeg: ‘Geweldig.’ Ik neem het Monster met me mee, werk er 's morgens aan en zoek 's middags naar ‘la: Het Andere’.
Iemand vindt een bungalowtje voor me in de Hollywood Hills, we verhuizen erheen en het is fantastisch! Ik word 's morgens wakker en ontdek iets wat ik nog nooit eerder had ontdekt - en omdat ik dat nooit had gehad, had ik het ook nooit gemist - een uitzicht! Mijn god, ik werd 's morgens wakker en daar, 30 kilometer verderop, een berg met een besneeuwde top - Mount Baldy - een besneeuwde bergtop bij een stad, als je hem kon zien op de zeven heldere dagen van het jaar. En de zon die erboven opkwam. Ik bedoel, hier in New York, mijn god! Ik kijk uit op het geasfalteerde dak van een ander gebouw. In de MacDowell-kolonie keek ik uit op een struik. Maar daar in Los Angeles, met de zon trompetterend boven Mount Baldy uit, ontwaakten we met de geur van bloemen en het geluid van vogels en de wind. En dan stond ik op en ik rende naar mijn bureau en deed het Monster open om eraan te werken; de zon stroomde over mijn schrijvende hand en ontspande haar. En ik volgde de zon naar de huiskamer, nam een kop koffie en keek hoe de zon stroomde door de eucalyptussen; en ik nam nog een kop koffie, en ik keek hoe de zon door de palmbomen kwam. Dan volgde ik de zon naar de eetkamer, en keek hoe de zon door het raam van de eetkamer kwam en nam een martini. Keek hoe de zon onderging boven Sunset Strip en nam nog een martini. Waarom zou je naar buiten gaan? Waarom? Waarom zou je werken aan een boek?
Het enige wat me daaruit kon krijgen was mijn assistente, K.O., die was aangenomen door het Mark Taper Forum. Ze was een roodharige meid met sproeten, uit het zuiden van Californië, en ze nam me mee om te zoeken naar ‘la: Het Andere’. Ze kwam voorrijden in haar rode gestroomlijnde Ford. Ik had geen idee hoe moeilijk het zou zijn om mensen te vinden die niet in de filmindustrie zaten tot ik op televisie een documentaire zag waarin ze mensen interviewden op de parkeerplaats van een Shop Rite-supermarkt. Als mensen naar buiten kwamen met hun boodschappen, liep de interviewer naar hen toe en zei: ‘Hallo, goedemorgen! Vertel eens, hoe gaat het met je filmscript?’
| |
| |
En iedereen zei: ‘Wat! Hoe wist je dat?’
Tot de caissière aan toe.
Dus K.O. neemt me mee om te zoeken. Ik neem in geen geval de bus - die komt maar om de vier uur. Waar moet je zoeken? Er is geen ‘daar’ voorhanden. Waar moet je beginnen? We gaan naar verzorgingstehuizen, de bejaardensoos, middelbare scholen. We rijden naar Long Beach om te zoeken naar Cambodjaanse vluchtelingen. We rijden naar Venice Beach om te praten met daklozen die wonen in zelfgebouwde krotten. We rijden naar het centrum van la, ik kijk de zijstraten in. Niets, niets, niets. Niet één.
‘Wacht, K.O.! Ik geloof dat ik daar een paar mensen zie die in kartonnen koelkastdozen wonen.’
Ze zegt: ‘Er gebeurt niets daar, man.’
Ik zeg: ‘K.O., rij even wat langzamer wil je! Ik weet zeker dat ik wat zag. Kan je niet gewoon wat vaart minderen, aan de kant gaan, misschien zelfs parkeren? Dan lopen we terug en hangen wat rond. Heb je dat ooit eerder gedaan? Gewoon parkeren en lopen?’
Toen realiseerde ik me dat mijn assistente, K.O., had wat ik een vijftig-kilometer-per-uur bewustzijn noem. Ze nam gewoon niets op haar netvliezen waar als ze langzamer dan vijftig kilometer per uur ging. Ze leeft op wielen vanaf de dag dat ze geboren werd. Ze begon met de kinderwagen, stapte over op rolschaatsen, toen op een skateboard en nu zit ze in een auto, en ze stevent af op een rolstoel. Niemand loopt in Los Angeles - het is een oud verhaal, maar ik vertel het nog maar eens - niemand loopt in Los Angeles!
Niemand liep in mijn buurt - er was geen trottoir; hoe konden ze ook? Ik liep midden op de weg de auto's te ontwijken. Ik zag mijn buren nooit op hun gazons. Er waren geen huilende kinderen, geen blaffende honden, geen schetterende televisies. Ik bedoel, het enige wat ik hoorde waren vogels en de wind. Het was alsof er een kernbom was gevallen die alleen vogels en de wind had overgelaten.
De enige keer dat ik ooit iemand in mijn buurt zag terwijl ik aan het lopen was, was toen ik op een dag de hoek van mijn straat om kwam en een paar in de goot gegooide schoolboeken zag liggen met een riem eromheen. En toen zag ik de eigenaren van de boeken; een Mexicaans-Amerikaans stelletje, middelbare scholieren, die hartstochtelijk vreeën aan de kant van de weg. Ik stond over hen heen gebogen en keek toe. Ze
| |
| |
waren aan het tongzoenen. Ik keek naar beneden. Ze sloegen geen acht op me. Ik dacht: er is geen betere plaats in Los Angeles als je alleen wilt zijn.
Dus ik werk aan het Monster en ik ben bij de passage over de zomer van 1965 als Brewster wanhopig bij zijn moeder vandaan probeert te komen. Ze heeft een zenuwinzinking en hij probeert haar erdoorheen te helpen, maar tegelijkertijd weet hij dat hij daar weg moet en zijn eigen leven moet beginnen anders krijgt hij er nooit een. Hij wil acteur worden. En dat wil hij bereiken door zijn Equity Card te halen aan het Alley Theater in Houston, Texas. Hij wil daarnaar toe omdat ze dat seizoen bezig zijn met Tjechovs toneelstuk De meeuw en hij vindt dat hij geknipt is voor de rol van Konstantin Gavrilovich, de jonge schrijver. Hij weet zeker dat hij er geknipt voor is, omdat hij heel gevoelig is, net als Konstantin. En hij heeft een relatie met zijn moeder die niet helemaal ongelijk is aan die van Konstantin met diens moeder. Ook bevalt het hem dat Konstantin zich aan het eind van elke voorstelling dood kan schieten en dan de volgende avond terug kan komen om weer zichzelf te spelen.
Brewster gaat erheen in de verwachting dat hij de rol gaat krijgen. Als hij aankomt blijkt dat de regisseur de rol gegeven heeft aan een acteur die er totaal ongeschikt voor is. Hij is niet gevoelig en heeft geen moeder, maar hij heeft wel meer ervaring. Brewster is hier woest over, maar hij is niet in staat zijn woede te uiten, aangezien hij uit New England komt. Dus probeert hij zich van zijn woede te ontdoen door alleen sojabonen te eten. 's Morgens, 's middags en 's avonds sojabonen. En die sojabonen veroorzaken enórme darmgassen. Telkens als hij in dat theater loopt, laat hij van die geluidloze-maar-dodelijke, langzame, warme winden. Maar hij gaat niet zitten. Hij blijft in beweging. Hij neemt geen verantwoordelijkheid voor ze. Hij weet nog niet hoe hij zijn woede door de juiste lichaamsopening moet ventileren, begrijp je. Nu voelt de directrice van het theater dat er iets mis is, en ze besluit hem een betere rol te geven in het volgende stuk, om te proberen hem op te vrolijken. Ze geeft hem een betere rol in De wereld van Sholom Aleichem. Het is een stuk over de kleine Buncha Schwag die op aarde zo nederig is dat hij als hij in de hemel aankomt, prijzen en onderscheidingen krijgt van de engelen. En Brewster mag de hoofdengel spelen. En elke avond staat hij in de coulissen met vier andere engelen achter hem, en hij heeft een wit engelengewaad aan dat tot aan de vloer reikt, met loden visdobbers in de zoom om
| |
| |
het naar beneden te houden. Natuurlijk is het 1965, dus hij heeft geen ondergoed aan onder het gewaad, dat dienst doet als een perfecte, natuurlijke gastent. Vijftien minuten aan langzame, warme winden verzamelen zich onder het gewaad, tot hij op gaat. En hij komt binnen als een kruising tussen bisschop Fulton J. Sheen in Life Is Worth Living en Loretta Young aan het begin van haar televisieshow. Magenta-kleurige gasbellen stromen van onder zijn engelengewaad en stijgen op in de gezichten van de andere engelen. De andere engelen staan achter hem te huilen!
Dus ik ben bij die passage. Ik ga als een speer, ik giechel in mezelf onder het schrijven. Het is erg heet. Ik sta op en schrijf in mijn ondergoed. Renée slaapt naakt onder het laken. Wauw, wat is het heet! Whoa! Ik ga zitten. Die ochtend, niet één geluid. Zelfs niet het geluid van vogels of de wind. De dag is bevroren in de hitte. Ik zit. Ik kan niet schrijven. Het is te heet en ik hoor... (dreunend geluid)... is dat donder? Donder in Los Angeles? Nee, misschien zijn ze een western aan het maken in de kloof. Ja, ik denk dat ze een western aan het opnemen zijn.
Dan gebeurt er, plotseling, iets heel vreemds. Ik was er totaal niet op voorbereid - het was alsof ze een waterstofbom aan het uittesten waren in Los Alamos die een schokgolf veroorzaakte. Ik had het niet aan kunnen zien komen, maar ik voelde het toen de schok het huis raakte, en, plotseling, begaf het hele huis het... (dreunend geluid)
Renée springt naakt onder het laken vandaan en gilt: ‘Spald! Het is een aardbeving! Ren naar de deurpost!’
Renée had ergens gelezen dat je tijdens een aardbeving in een deurpost moet gaan staan, en ze heeft de discipline om dat dan ook te doen. Ik probeer in de voortuin te komen. Ik ren in mijn ondergoed naar de voordeur. Het hele huis verandert onder me in pudding! Ik kom bij de voordeur en Renée staat naakt in de deurpost geposteerd. Ik kom haar niet voorbij! Ik kom Renée niet voorbij. Ik probeer me onder Renée's naakte lichaam door te wringen en - floep! - ik lig op het gazon en daar staan al mijn buren, eindelijk op hun gazon, gekleed in alleen hun ondergoed, schreeuwend: ‘Hé hallo! Goedemorgen! Welkom in Californië. Je hebt de aardbeving overleefd, je hebt de aardbeving overleefd! Welkom aan boord!’
Dan bruist de hele buurt. Er is een hele reeks fluisterposten van conversatie. Opeens is iedereen daarbuiten aan het praten. Ze zijn allemaal aan het praten, praten, praten over de aardbeving.
| |
| |
‘Waar was jij tijdens de aardbeving?’
‘O, dat meen je niet!’
‘Echt waar? Was-ie daar?’
‘Hoe lang is het nou geleden?’
‘En hij dacht dat hij hem had veroorzaakt? O, meid, goh wat heb jij daar een dekhengst.’
‘Dat is al de derde waar je doorheen slaapt, Marge, de derde!’
‘Nee, die kleine dingetjes kan je niet verzekeren.’
‘Je moet bieten en tonijn in blik kopen en mineraalwater om een aarbevingspakket te maken voor de grote.’
‘Pas op voor “de grote” - “de grote”!’
Toen hield iedereen op met praten over de aardbeving en ging weer verder met praten over hun filmscripts. |
|