Het Brugsche Livre des Mestiers en zijn navolgingen
(1931)–Anoniem Bouc vanden ambachten, De– Auteursrecht onbekendVier aloude conversatieboekjes om Fransch te leeren
[pagina 31]
| |
IIIC Het lijkt me overbodig, na al hetgeen over Caxton werd gepubliceerd, hier een breedvoerige levensbeschrijving te wijden aan den Engelschen prototypographus. Enkele woorden mogen volstaan, aan het dubbel standaardwerk van W. Blades, Caxton's geschiedschrijver, ontleend, alsook aan de monographieën van A. Vincent en van graaf Visart de Bocarmé, den geleerden Brugschen bibliograaf en oudheidkundigeGa naar voetnoot1.. William Caxton werd in 't graafschap Kent geboren, waarschijnlijk ten jare 1422. Op achttienjarigen leeftijd begaf hij zich naar Londen, waar hij een betrekking vond bij den zijdehandelaar Robert Large en tevens de gelegenheid om er zijn geestelijke ontwikkeling te voltooien. Daarom spreekt hij van die stad met dank en liefde en roemt ze in de voorrede van den grooten Cathon, als zijne tweede moeder: ‘as to my mother of whom I have received my nurture and living’. Na het afsterven van zijn meester, in 1441, begaf hij zich naar Brugge, het groote handelscentrum van die dagen. Van 1463 tot 1469 is hij meester en gouverneur van de Engelsche natie, aldaar. Datzelfde jaar verschijnt hij aan het hof van Margareta van York, derde gemalin van Karel den Stoute, en vertaalt voor haar in het Engelsch den Recueil des Histoires | |
[pagina 32]
| |
de Troye. Dit werk voltooide hij in 1471 te Keulen, waarheen hij dat jaar vertrokken was. Aan Caxton's verblijf in de Rijnstad wordt door enkele schrijvers een buitengewoon belang gehecht: zij beweren namelijk, dat hij aldaar de boekdrukkunst leerde, om aldus den invloed van Colard Mansion op Caxton te kunnen verminderen, of weg te cijferen: zoo, bij ons, A. Vincent en, in Duitschland, K. HaeblerGa naar voetnoot1.. Tegenover hen staan W. Blades, die reeds in den titel van zijn werk dien invloed vaststelt; M. Sabbe, de geleerde conservator van het Plantijn-Museum, te Antwerpen, alsook J.-F. Bense, de geschiedschrijver der aloude betrekkingen tusschen Engeland en VlaanderenGa naar voetnoot2.; eindelijk graaf Visart de Bocarmé, die boudweg verklaart dat ‘la technique des impressions de Caxton écarte, d'une manière qui ne laisse aucun doute, l'hypothèse d'une origine colonaise’. In 1475 keerde Caxton naar Brugge terug, alwaar hij, in samenwerking met Colard Mansion, zijne vertaling, The Recuyell of the historyes of Troye, in het licht gaf: dit is het eerste Engelsche boek, dat ooit werd gedrukt. Een facsimile-herdruk er van verscheen te Londen in 1894Ga naar voetnoot3.. Na een vijf en dertig-jarig verblijf op het vasteland, hoofdzakelijk te Brugge, keerde Caxton naar zijn geboorteland terug, met een schat welks gelijke nauwelijks te vinden is: ‘laden with a more precious freight than the most opulent merchant aventure ever dreamt of, and to endow his country with a blessing than which only one richer had even been bestowed - the introduction of Christianity’Ga naar voetnoot4.. In 1477 vestigde hij zich te Westminster, in de abdij van dien naam, en opende aldaar de eerste drukkerij van Engeland. Dat jaar nog verscheen The Dictes and Sayings of the Philosophers, het eerste boek dus, in Engeland | |
[pagina 33]
| |
gedrukt. In 1481 gaf hij zijn Reynard the Fox uit, door hem zelf vertaald op de Nederlandsche prozabewerking van den Reinaert, 't zij op een der exemplaren door Gheraert Leeu te Gouda in 1479 gedrukt, of op een handschrift dat daartoe als grondslag diendeGa naar voetnoot1.. Aan het slot van zijn werk getuigt hij zelf: ‘I... have folowed as nyghe as I can my copye whiche was in dutche...’. Het was een uiterst zware taak, wijl Caxton maar bitter weinig begreep van den tekst dien hij vertaalde, zooals op afdoende wijze door prof. Logeman bewezen wordt, die er bijvoegt: ‘Voor zoover bekend is, heeft Caxton zich slechts eenmaal aan een vertaling uit het Nederlandsch gewaagd’Ga naar voetnoot2.. Wie hiertegen zou willen inbrengen, dat hij ook het Livre des Mestiers vertaalde, zij er aan herinnerd, dat de tekst er van tweetalig was. Nochtans wordt vrij algemeen aangenomen, dat Caxton zijn Engelsche vertaling hoofdzakelijk naar den Vlaamschen tekst bewerkte, naar aanleiding van de enkele ‘dutch elements’ die er in voorkomen en aan 't eind van deze Inleiding worden besproken. Zijne bewerking van het Livre des Mestiers verscheen omstreeks 1483, onder volgenden dubbelen titel, aan Caxton eigen: Tres bonne doctrine pour aprendre briefment fransoys et engloys. - Ryght good lernyng for to lerne shortly frenssh and englyssh. Twee jaar nadien verliet hij de abdij die hem een eerste onderkomen had bezorgd - ook in Italië en Frankrijk waren de eerste drukkerijen meerendeels in kloostergebouwen ondergebracht, - en vestigde zich in de Kingstreet waar hij zich, met zijn medewerker en lateren opvolger, den Bruggeling Winkin de WordeGa naar voetnoot3., op grooter schaal en met meer ijver op zijn geliefkoosd vak kon toeleggen. Terecht verklaart de werk- | |
[pagina 34]
| |
zame man, aan 't einde van zijn Boëthius, waarvan een prachtexemplaar in de kathedraal van Ripon bewaard wordt: ‘For the erudicion and lernyng of suche as ben ignorant & not knowyng of it... I, William Caxton, have done my debvoir & payne tenprynte it in fourme as is here afore made.’ Tot op zijn laatsten dag zette hij onverpoosd zijn werk voort en voltooide aldus zijn prachtige levenstaakGa naar voetnoot1.. Toen hij in 1491 overleed, had hij negentig boeken op ongeveer tien duizend exemplaren in 't Engelsch en ook in het LatijnGa naar voetnoot2. gedrukt. Men kan zich voorstellen wat deze cijfers beteekenen en hoe overgroot Caxton's invloed is geweest, indien men nagaat dat, in Engeland, de drukkerijen betrekkelijk zeldzaam zijn geweest tot in de XVIIe eeuwGa naar voetnoot3.. Gedurende zijn verblijf te Brugge had Caxton de gelegenheid Vlaamsch te leeren, alhoewel hij het nooit tot volmaakte ‘clergye’ gebracht heeft, en dat een vertaling uit het Nederlandsch hem ‘harde te sure’ is gevallen, zooals door prof. Logeman in zijn waardevolle verhandeling wordt uiteengezet, in de voorrede van Die Hystorie van Reynaert die Vos opgenomen. Hij leerde er ook al het Fransch dat hij machtig was en dat hem in staat stelde den Recueil van Raoul le Fèvre te vertalen, want in Frankrijk zelf is hij nooit geweest. In de voorrede van zijn Historyes of Troye legt hij volgende bekentenis af: ‘In France was I never, and was borne and learned mine English in Kent, in the Weald, where I doubt not is spoken as broud and rude English as in any place of England’. Als leiddraad bij zijne dubbele taalstudie gebruikte hij waarschijnlijk het conversatieboekje, door een ‘walscen scoelmeestere’ van Brugge | |
[pagina 35]
| |
opgesteld, ten dienste van zijne stadgenooten. Men mag veronderstellen dat Caxton, eens te Brugge aangeland, zich een exemplaar er van aanschafte en zich dan oefende om den Fransch-Vlaamschen tekst in het Engelsch te vertalen. In zijn geboorteland teruggekeerd, waar de studie van het Fransch hoog aangeschreven stondGa naar voetnoot1., rees bij den drukker het plan, ditzelfde handboekje, eenig in zijn soort, ten dienste van zijne medeburgers uit te geven. Zoo ontstonden de Dialogues in French and English, naar het model van het Brugsche Livre des Mestiers bewerkt, met enkele haast onbeduidende wijzigingen. Dit nauw verband tusschen het handboekje, door Caxton gedrukt, en zijn Brugsche prototype is onbekend gebleven aan W. Blades die beweerde: ‘No manuscript of this compilation in French or English is known to exist, nor is there any clue to the author’Ga naar voetnoot2.. Om dit verband en den invloed van het Brugsch model nauwkeurig en volledig te omschrijven, zij hier nog gezegd, dat deze invloed tot in de typographische schikking van C zichtbaar is: de twee teksten werden er naast elkander gerangschikt, terwijl in de vorige taalboekjes Engelsch en Fransch, of omgekeerd, onder elkander stonden geschreven. Van deze Ryght good lernyng for to lerne shortiy frenssh and englyssh bestaan er nog drie volledige exemplaren, in Engeland zorgvuldig bewaard, door haast alle bibliografen - Brunet uitgezonderd - en voornamelijk door S. de RicciGa naar voetnoot3. uitvoerig beschreven. Het eene berust in de John Rylands library - de vroegere ‘Spencer library’ - te Manchester, door graaf Spencer voor 'n zestigtal jaren voor honderd en vijf pond sterling aangekocht; 't ander wordt in de kathedraal van Ripon bewaard, onder enkele andere prachtige wiegedrukken; het derde hoort toe aan graaf Armstrong en bevindt zich in diens rijke verzameling, op Bamborough Castle; dit laatste mocht ik op het British Museum nazien, alwaar het bereidwillig voor mij werd neergelegd; de twee andere exemplaren moest ik ter plaatse bestudeeren, wijl de bibliotheken van Manchester en Ripon geen van hare schatten mogen uitleenen, zelfs niet in Engeland. Alle drie zijn gaaf en ongeschonden, | |
[pagina 36]
| |
in prachtigen staat bewaard: 't mooiste is echter dat van Ripon, vroeger achter den aldaar bewaarden Boëthius, nu afzonderlijk gebonden: ‘Perfect and fine’ meldt de beschrijving van S. de Ricci, terwijl dat van Manchester ‘nearly perfect’ wordt genoemd, omdat er nog, niettegenstaande 'n zorgvuldige reiniging, enkele sporen van cijfers en letters in de margen en op de keerzijde der laatste bladzijde zichtbaar zijn. Het exemplaar van Bamborough Castle, dat Ricci niet beschrijven kon, wijl hij het nooit onder de oogen kreeg, is nog meer beschadigd: van het zevende der vijf en twintig bladen werd bovenaan een stuk afgescheurd; het laatste is langs twee zijden met onbeduidende aanteekeningen bedekt waaronder, op de keerzijde, een vroeger eigenaar zich kenbaar maakt. Bovenaan leest men: Dum sumus in mundo, vivamus corde jocundo. Wat lager volgt dan: Edwardus Harryngton de Rydlington Voor zoover ik weet, staan deze bijzonderheden nergens geboekt. De vergelijkende studie van deze drie exemplaren - welke vôôr mij nooit werd ondernomen - leidde tot dezen eersten, enkel negatieven uitslag, dat er geen merkelijk verschil bestaat tusschen de drie exemplaren. Toch heeft ze ook positief nut opgeleverd, wijl ze mij toeliet een onduidelijke lezing door onderlinge vergelijking vast te stellen - dit of dat woord, deze of gene letter staan hier duidelijker gedrukt dan daar - en met volledige zekerheid de talrijke fouten te verbeteren, welke in de moderne uitgave van Caxton's Dialogues voorkomen, en hierachter gedeeltelijk opgesomd worden. In 1900 werd, op last van de ‘Early English Text Society’ de tweetalige tekst van Caxton's Ryght good lernyng opnieuw uitgegeven door H. Bradley, ‘joint-editor of the New English Dictionary’Ga naar voetnoot1.. De wetenschappelijke faam van den uitgever, eersten en voornaam- | |
[pagina 37]
| |
sten medewerker van Sir John Murray, heeft aan deze publicatie een betrouwbaarheid toegekend welke, bij nader onderzoek, ongegrond bleek. De wijze, waarop Bradley te werk ging om deze nieuwe uitgave te bezorgen, is beteekenisvol. Geen enkel der drie bestaande exemplaren heeft hij ooit rechtstreeks onder de oogen gehad; hij bediende zich van een getypte kopie - tevens kopij - hem door een ‘chapter clerc’ of kapelaan van de kathedraal van Ripon bezorgd, volgens het aldaar bewaarde origineel, terwijl de drukproeven door een anderen korrespondent, eerw. Dr. Fowler, werden gecollationneerd. Zooals men ziet, is het aandeel van Bradley, in het vaststellen van den tekst, totaal nul. Hoe hij het aandurfde te laten drukken dat hij den tekst bezorgde en uitgaf, is een raadsel. In de inleiding van zijne uitgave, bekent hij deze lichtzinnige handelwijze met een oprechtheid en een optimisme welke aan het ongelooflijke grenzen. Men oordeele hierover volgens dit uittreksel: ‘The text of the present edition is taken from the Ripon copy. I have not had an opportunity of seeing this myself; but a type-written transcript was supplied to me by Mr. John Whitham, Chapter Clerc of Ripon Cathedral, and the proofs were collated with the Ripon book by the Rev. Dr. Fowler, Vice-Principal of Bishop Hatfield's Hall, Durham, who was kind enough to re-examine every passage in which I suspected a possible inaccuracy. It is therefore reasonable to hope that the present reprint will be found to be a strictly faithful representation of the original edition.’ Men kon verwachten, dat een onderneming, in zulke omstandigheden op touw gezet en voltooid, geen gunstigen uitslag zou opleveren. De uitgave van Bradley is dan ook niet de ‘strictly faithful representation’ van het oorspronkelijke. Eene driedubbele collatie liet me toe honderd twee en zestig fouten of foutjes te verbeteren in de moderne uitgave. Hoe deze er uitziet, wordt hierachter door eenige staaltjes aangetoond. Voor deze opsomming gebruik ik de pagineering van het origineel, die ook in mijn uitgave wordt aangewend, en insgelijks in die van Bradley voorkomt met twee verkeerde aanduidingen voor bl. 9 en 33, zooals men door optelling kan vaststellen, wijl iedere bladzijde van den wiegedruk twee en veertig lijnen teltGa naar voetnoot1.. | |
[pagina 38]
| |
P. 1, l. 20: Les noms des cuyrs et des peaulx (Caxton: peauls). - P. 2, l. 19: Des jougleurs (C: jongleurs). - P. 3, l. 1: Et du sainte esperite (C: saint). Voor 't zelfde woord, lees ik bl. 4, laatsten regel: en sa sainte garde (C: seinte); daarentegen, p. 26, l. 29: A le seint remy (C: saint). - P. 8, l. 36: Les doibt en honnourer (C: on). - P. 10, l. 1: Maussons; l. 4: Boutoirs (C: Moussons; Butoirs). - P. 10, l. 9: Je suis malade (C: suy). - P. 12, l. 42: Gruwell et porrees (C: Gruwel). - P. 13, l. 40: Sy poes commencer (C: commencier). - P. 14, l. 22: Je vous en croys bien (C: croy). - P. 16, l. 6: Disenoof souls; l. 14: Tels y a... (C: Disenoef; Telz...). - P. 18, l. 7 en 25: Encore ne lairoi ie mie... Mais ien nomerai (C: lairoy... nomeray). - P. 20, l. 31: Et diray des graines (C: grains). - P. 24, l. 3: e luy mets (C: Se...); l. 15: Chausies vos bousiaux (C: housiaux); l. 26: Ainsi... (C: Ainssi). - P. 25, l. 29: Anthoine (C: Anthone). - P. 26, l. 11: Januier (C: Janiuer). - P. 26, l. 36: A quaremien (C: Au...). - P. 27, l. 16: Estes in solas (C: en solas). - P. 28, l. 8: Baudewin (C: Baudewins); l. 30: Fais bouillir (C: boullir). - P. 29, l. 4: Et bon ceruoyse (C: bonne ceruoyse). - P. 30, l. 18: Il prende del aune (C: prend). - P. 33, l. 35: Ferrau[n]s le chausser (C: Ferraus; lees: Ferrans). - P. 36, l. 37: Bons breviares (C: brevaires). - P. 37, l. 23: Pour leurs merites (C: leur). - P. 38, l. 8 et 11: Lamfroy le couureur de tieulles... A mieulx quil pouoit (C: tieules... Au...). - P. 39, l. 15: De quoy ils sont (C: ilz). - P. 41, l. 20: Ogier le poulaillier (C: poulallier); l. 27: Lui a deffendu (C: Luy). - P. 43, l. 21: Willame le rammonier (C: rammonnier); enz. Wat den Engelschen tekst betreft, zij het volgende hier aangestipt: P. 2, l. 14: Of brokers and hosteliers (C: hosteleers); l. 33: Your recyte (C: receyte). - P. 4, l. 32: Knowe ye certainely (C: certainly). - P. 5, l. 4: of your house (C: hous). - P. 6, l. 5: en l. 41: Now must ye have, en p. 14, l. 9: Dame, me must... (C: muste). - P. 6, l. 23: For to go (C: goo). - P. 8, l. 3: the pelowes; l. 5: Chertes, briches (C: pelows; breches). - P. 9, l. 34: Dyght it... (C: Dyghte). - P. 12, l. 1: Wastles, eyrekakis (C: eyerekakys). - P. 16, l. 23: Rynysh guldrens (C: Rynyssh); p. 44, l. 12: He shall weeshe (C: weesshe). - P. 18, l. 24: All maneres of spyces (C: Alle); p. 36, l. 23: He byeth them all (C: alle). - P. 19, l. 28: And I know a partie (C: I knowe). - P. 21, l. 2; p. 45, l. 13 en 15: Which... (C: Whiche...). - P. 22, l. 38: Of the duke of Burgoyne (C: Bourgoyne). - P. 23, l. 4: of Boloyne, of Saint Pol (C: seint, zooals ook p. 26, l. 38 en p. 46, l. 12); l. 29: Shalle fall or may falle (C: Shall... falle). - P. 25, l. 16: Make us somme garlyk (C: gharlyk). - P. 26, l. 17: Agnes our maid (C: Maide). - P. 34, l. 4: And of fustain (C: fustian); l. 37: Or rent heritable (C: rente). - P. 37, l. 10: Herry the paynter (C: Harry). - P. 42, l. 18: Is sent to the kynge (C: sente). - P. 44, l. 16: four ketellis (C: foure). - P. 46, l. 14: goo out (C: oute); daarentegen, p. 48, l. 29: Two nobles of englonde (C: englond). De uitgave van Bradley is kritisch opgevat, hetgeen beduidt dat hij al de fouten van den oerdruk aanteekent en in zijn tekst verbetert. Jammer genoeg voor onzen uitgever, moet men de talrijke door hem | |
[pagina 39]
| |
onderlijnde en verbeterde errata niet allemaal aan het origineel toeschrijven, waar de fouten tamelijk zeldzaam zijn, zooals hierachter zal blijken, maar ook aan het afschrift dat Bradley benuttigde zonder ernstige collatie. Tot staving hiervan mogen volgende voorbeelden dienen: P. 11, l. 37: ‘De laict bouly a le flour’. Volgens Bradley, zou Caxton gedrukt hebben: ‘laicts’. Daar is niets van. Men kan nog andere gevallen aanhalen, waar het verschil tusschen den Engelschen en den Franschen tekst, eerder aan Bradley dan aan Caxton te wijten is. P. 8, l. 9: ‘Descurieus, daigneaulx - Of bevers and of lombes’. Het overbodige voegwoord is in den Engelschen oertekst niet te vinden. | |
[pagina 40]
| |
had in zijn standaardwerk de laatste bladzijde van Caxton's Dialogues, zijnde acht regels, als facsimile laten nabootsen: tusschen dit facsimile en het afschrift door hem benuttigd, bemerkte Bradley twee varianten die hij, zonder te aarzelen of te controleeren, zonder te denken aan ‘a possible inaccuracy’ van zijn afschrift, aan Blades als evenveel fouten toeschrijft. Het is haast nutteloos er bij te voegen, dat de fouten niet in Blades' facsimile, maar wel in Bradley's kritische uitgave te vinden zijn. Enkele vooraanstaande geleerden, hier te lande en elders, hebben de taal van Caxton wetenschappelijk onderzocht in een of verscheidene zijner werken, de Dialogues gewoonlijk uitgezonderd. De uitslagen van dit onderzoek werden dan in eenige monographieën neergelegd, waarvan men de wetenschappelijke waarde niet volgens hun omvang of gewicht mag schatten. Dit laatste doelt hoofdzakelijk op de enkele bladzijden, klein in getal doch van het allergrootste belang, door prof. Logeman aan Caxton's taal gewijd, in de uitgave van den Reynaert, door den geleerden kluizenaar van Sleydinge in samenwerking met prof. Muller op touw gezetGa naar voetnoot1., daarna door prof. de Reul benuttigd en uitgewerkt, in zijne prachtige studie over de taal van den Engelschen Reynard the FoxGa naar voetnoot2.. Na deze belangrijke verhandelingen, door geleerde landgenooten geschreven, vermelden we nog de studiën van Morsbach en Römstedt, alhoewel er over ons onderwerp weinig of niets te leeren valtGa naar voetnoot3.. In 't algemeen mag men beweren dat de taal van Caxton in hare hoofdtrekken het Londensch dialect weerspiegelt, dat allengskens aan invloed en aanzien wint en er naar streeft de koinè of algemeen letterkundige taal te worden: ‘Caxtons Sprache ist im Grossen und Ganzen nichts anderes als die schon zum Gemeingut vieler gewordene Londoner Schrift- | |
[pagina 41]
| |
sprache’Ga naar voetnoot1.. Wat nu den Vlaamschen invloed betreft, die vaak in Caxton's zinbouw en woordenschat zichtbaar zou zijn, men dient hier voorzichtig te werk te gaan, om niet als Fransch of ‘Dutch element’ te beschouwen wat, bij nader onderzoek, reeds aan het Middel-Engelsch blijkt toe te hooren. Zoo schrijft Dr. L. Kellner, in de inleiding tot zijne uitgave van Caxton's Blanchardyn and Eglantine: ‘Caxton's syntax is essentially English, as much as that of Chaucer and Gower; his arrangement of words is, in spite of his original, truly saxon; and even in his introduction of foreign words, he only continued what the preceding centuries had begun’Ga naar voetnoot2.. Heel juist spoort prof. de Reul tot voorzichtigheid aan, wanneer het geldt den mogelijken Vlaamschen invloed te schatten: ‘... indeed me found we had often to be careful not to ascribe to this influence such idioms as seem foreign only on account of an inadequate knowledge of Middle English prose’Ga naar voetnoot3.. Het lijkt dan ook overdreven, wanneer W. Blades en, na hem, prof. H. Morley beweren, dat het Vlaamsch voor Caxton haast een tweede moederspraak was geworden: ‘With Flemish he was also well acquainted, as shown by his translation of “Reynart”; indeed, this language, after so long a residence in Bruges, must have become almost his mother tongue’Ga naar voetnoot4.. Even bevestigend luidt de meening van prof. Morley: ‘Caxton's long residence at Bruges made the language as familiar to him as his own and sometimes his English includes a word from the other side of the boundary between English and Dutch’Ga naar voetnoot5.. Tegenover deze uitgebreide taalkennis, welke aan Caxton haast algemeen wordt toegeschreven, staat prof. Logeman heel sceptisch gestemd wat 't Nederlandsch betreft, en wel om uiterst gegronde redenen, in enkele, hierboven vermelde, zeer lezenswaardige bladzijden uiteengezet. Hij herinnert er aan, dat Caxton het slechts eenmaal aandurfde, een Nederlandschen tekst te vertalen - het Brugsch model voor zijn Dialogues was Fransch-Vlaamsch - en besluit zijn scherpe vergelijking tusschen oertekst en vertaling met deze woorden: ‘Men ziet het, met de weinige | |
[pagina 42]
| |
kennis die Caxton van 't Nederlandsch had, was zijn onderneming een gewaagde zaak’. Enkele bladzijden naar voren had hij terecht verklaard: ‘Op een samenhangende wijze werd deze zaak nooit onderzocht. En toch is het een punt dat én voor de Engelsche, én voor de Nederlandsche literatuur van belang genoemd mag worden’Ga naar voetnoot1.. We willen ook naar aanleiding van deze uitgave iets tot de kennis van dit belangrijk punt bijdragen en na Bradley en Riemens de passages aanteekenen, waar de Dialogues een invloed van het Vlaamsch op het Engelsch van Caxton verraden, zonder daaruit verstrekkende conclusies te trekken. P. 5, l. 33: Aval le maison - After the house = Achter huse. P. 25, l. 11: Respaulme le hanap - Spoylle the cuppe = Spoel...Ga naar voetnoot2.. P. 41, l. 36: Faict et refaict les cuves - Maketh and formaketh. - Dit laatste onder invloed van 't Vlaamsche ‘vermaect’Ga naar voetnoot3.. In zijne Inleiding teekent Bradley nog een ander, volgens hem buitengewoon typisch geval aan: ‘It is still more curious to find Caxton writing “it en is not” instead of “it is not”; this en is the particule prefixed in Flemish to the verb of a negative sentence’. In zijn Notes voegt hij er nog den volgenden commentaar bij: ‘Evidently when this was written Caxton had become more familiar with Flemish than with his native language’. Is dat zoo ‘evident’? zal zich iedereen afvragen, die prof. Logeman's zaakrijke en overtuigende uiteenzetting gelezen heeft. Is het integendeel niet roekeloos, uit een variante, die maar een enkel maal voorkomt, en misschien slechts een druk- of schrijffout isGa naar voetnoot4., tot zulke algemeene gevolgtrekking te besluiten? Op verscheidene plaatsen vindt | |
[pagina 43]
| |
men bij Caxton de dubbele ontkenning: ‘it ne is not’. Zoo kan men ook geschreven hebben en dan is dat hapax legomenon en misschien eenvoudigweg een drukfout, door omzetting van twee letters veroorzaakt. Dergelijke fouten zijn in Caxton's boekje uiterst talrijk, gelijk men bij Bradley kan nagaan, en nog heeft deze niet alle fouten van dien aard in zijn kritische uitgave aangeteekend, zooals men aan de hand van zijn apparatus criticus zou veronderstellen. Vooral de verwisseling van u en n komt zoo dikwijls voor, dat ik me wel zal wachten ze overal, tot vervelens toe, hierachter op te sommen. Voor hem, die de typographische samenstelling van Caxton's wiegedruk bestudeeren wil, stel ik mijn exemplaar van Bradley's uitgave, met alle varianten van den oertekst, gaarne ter beschikking. In Caxton's Dialogues komen andere fouten voor, welke men op dezelfde wijze zou kunnen commenteeren. Zoo b.v.: P. 14, l. 38: Quil fust dor in vostre escrin. P. 36, l. 25: Soient emblés ou enprintees. (Naar het Fransche ‘emprunter’). P. 44, l. 10: Ysaac le wyneman. (In den Engelschen tekst.) Als curiosum vermeld ik nog eene fout in Caxton's Engelsche vertaling, wijl zij hoogstwaarschijnlijk onder invloed van het Vlaamsch ontstaan is, en aldus kan verklaard worden. P. 24, l. 37 leest men: En le premier taverne. In het Engelsch: And (in plaats van At) the first taverne. Caxton verwisselde het Fransche voorzetsel met het Vlaamsche voegwoord, en vertaalde alsof hij met dit laatste te doen hadGa naar voetnoot1.. Om deze lange opsomming te besluiten zou ik nog, na Bradley en Riemens, enkele fouten in Caxton's wiegedruk moeten vermelden, met de eventueele verbetering er van in den tekst, hierachter afgedrukt. Daar al deze fouten uitsluitend in den Romaanschen tekst van C voorkomen, en in de Fransche inleiding breedvoerig staan opgesomd, met de gewenschte emendaties, ben ik zoo vrij den weetgierigen lezer naar deze lijst te verwijzen, aan het slot van de vorige Inleiding. Het hoofddoel van voorafgaande kritische op- en aanmerkingen was, den lezer te toonen, hoe de tweetalige tekst der Dialogues in French | |
[pagina 44]
| |
and English er uitziet, én in Caxton's incunabel, én ook, met al zijn afwijkingen, in Bradley's herdruk. Tevens bewijzen zij, hoop ik, dat deze nieuwe uitgave niet alleen tot genot der bibliophilen, maar ook tot nut van cultuurhistorici en philologen werd ondernomen en voltooid. |
|