De Broederhand. Jaargang 2

[p. 256]

Boekbeoordeeling,

Ephemerides belges de 1814 (Fevrier - Juillet) d'après les archives du gouvernement provisoire de cette époque, par le Docteur Coremans, Bruxelles 1847.

Deze Ephemerides verschenen oorspronkelyk in het ‘Compte-rendu de la commission royale d'histoire’ (tome XII p. 125.) Zy zyn een hoogst belangryke bydrage tot de geschiedenis dier merkweerdige dagen; een waerschuwend beeld van hetgene ons te wachten staet, indien wy weêr onder Frankryks heerschappy zouden geraken; een getrouwe spiegel van een gedeelte des tyds van Napoleon, den tot in den hemel verheven man, in welken toch elk onbevooroordeelde, elk vaderlandelievende slechts een tyran zien kan. Ja dit beeld, die spiegel is zoo getrouw, dat een lid der commissie van historie (zonder twyfel onze goede vriend, de heer de Reiffenberg,) op blz. 9, de goede trouw van Dr. C. in twyfel trekt, door eene nota waerin hy zegt: ‘La responsabilité de ces assertions appartient uniquement à l'auteur,’ terwyl toch Dr. C. slechts letterlyk afschryft, wat hy in de liassen der archieven vond en ons zelfs zegt, waer wy deze liassen zoeken moeten. Doch laet ons met het begin van het boekje aenvangen en niet met het einde.

De 18 octoher 1813 sprak het eerste oordeel over Napoleon. In België vond de vreugde der Duitschers over deze zegeprael een luiden weêrgalm, dien noch schoone en groote woorden, noch bedreigingen ten stilzwygen konden brengen. Het was in den naem der vryheid, dat Duitschland zich verheven had, en ook België wilde niet langer het juk des dwingelands dragen. Het brusselsch dagblad ‘l'Oracle’ en het ‘Journal de l'Empire’ gaven zich alle moeite van de wereld, om de duitsche soldaten daer testellen als wilde beesten, die roofden, moordden enz., en zy spraken gedurig van zegepralen die de franschen behaeld, en van generalen, die de verbonden heiren verloren hadden. Maer dit alles hielp niet; men maekte kennis met de Duitschers en vond dat zy meer menschen waren, dan de fransche soldeniers; men hoorde, dat de zoogenoemde zegepralen leugens waren, men zag de generalen, welke de journalen gedood hadden, levendig verschynen en overal de franschen op de vlugt dryven, en men vond dat men in elk betrek gewonnen had. Toen de pruissische generael von Bulow in de proclamatie van den hertog van Sachsen-Weimar den Belgen toeriep: ‘J'aurai des armes pour les Belges qui retrouvent le courage de leurs pères - le despotisme a fini de régner, l'ordre va renaître. Votre indépendance n'est plus douteuse!’ Toen vlogen alle harten den bevryderen toe, en den 13 Februaris (1814) steeg uit St. Gudulas dom te Brussel een te Deum laudamus, als dank voor de herwonnen onafhankelykheid van het vaderland, ten hemel. Dit was een harde slag voor het ‘Journal de l'Empire,’ en het dreigde met een oproer der fransche party; maer men lachte er meê en ‘la plus grande allegresse se manifesta sur tous les points de la capitale.’

Karel Cuiquot, de vriend van Herder, Schiller en Göthe, begon nu, een

[p. 257]

nieuw order in alle zaken te brengen; hy stelde eene voorloopige regering in, en deze ging met frisschen moed en met eene opofferende vaderlandsliefde aen hare moeijelyke taek. Weldra waren vier regimenten gevormd; het eerste te Gent, waer de beroemde hoogduitsche schryver, prins Pückler-Muskau, commandeerde; zy werden door vrywillige giften georganiseerd en het waren hier, gelyk in Pruissen, grootendeels vrouwen welke ryke offers bragten. Dan begon men aen het onderhoud der vreemde troepen te denken, en men maekte de presse uit de banden los, waerin Napoleon haer gekluisterd had. Ondertusschen braken overal onlusten uit, want overal klaegde men over kwelleryen van de teruggebleven fransche ambtenaren, of maekte men zich lucht, om zich over vroegere schanddaden te wreken, gelyk b.v. te Villers, waer een Franschman, Laterrade, de schoone abdy met hare overheerlyke kerk gekocht en verwoest had, en waer men het huis en de meubels van den Vandael verbryzelde.⁽¹⁾ Zoo klaegden de bewooners van het land van Waes ‘en des termes virulents... sur la conservation des employés du régime français dans les places qu'ils occupaient antérieurement à la proclamation de l'indépendance de la Belgique’ (blz. 21)⁽²⁾ Te Brussel verhief het volk zich krachtig tegen alles, wat fransch was; even zoo zeer deed men dit te Gent, waer de maire zich o.a. zoo over de uitgebroken onlusten uitsprak: ‘que le peuple n'a pas oublié, un moment après, tous les genres de vexations, qu'il avait endurées pendant vingt années d'esclavage, sous lequel il avait gémi; que le peuple ne s'est porté à des excès qu'enivré par un enthousiasme, qui l'a malheureusement conduit un moment au-delà des bornes de son devoir; que ce peuple, que l'on poursuit aujourd'hui avec tant de sévérité, a été témoin des vexations de tout genre, que les honnêtes gens, que les personnes attachées à leur religion, à leurs anciennes coutumes, à leur patrie, à leur ancien souverain, ont tant de fois essuyées sous le gouvernement tyrannique français; que ces mêmes tribunaux veuillent traiter sévèrement une effervescence populaire, commise pas un mouvement d'enthousiasme de voir renaitre un nouvel ordre de choses et de venger des malheurs qui avaient pesé sur eux pendant tant d'années; que les sansculottes vivent tranquillement parmi nous; que l'impunité des crimes qu'ils ont commis si

(1) Onder de processtukken over dezen akt van geregte vergelding, vond Dr. Coremans een rapport, waerin de volgende zinsneden voorkomen: ‘Que des milliers d'éponges qui nous étaient venues de la France pour nous pressurer et qui nous ont pressurés réellement, il s'en trouve une un peu pressurée à son tour dans une émeute populaire, y a-t-il là un motif de sévir avec tant de rigueur? A-t-on puni ce grand nombre d'excès de tout genre commis par des Français dans ce pays? Non, ils ont été recompensés, leurs auteurs ont été protégés et placés dans tous les emplois les plus eminents du pays.’ Voor de rest had dit proces geene slechte gevolgen voor de plunderaers, zegt Dr. C. De hoofdhelden werden begenadigd en dan werd het geheele proces neêrgeslagen.

(2) En hoe gaet het nu? Er komen nu nog meer Franschen in goede openbare ambten terug, dan men toen wegjaegde.

[p. 258]

longtemps, est le triomphe du vice, triomphe d'autant plus complet, que l'on poursuit aujourd'hui selon toute la rigueur des lois quelques individus, qui, pour un motif bien contraire, se sont oubliés pendant quelques moments.’ Maer bovenal schoon, spreken de ‘syndics des neufnations’ van Brussel over de herinvoering der vlaemsche moedertael: ‘Les peuples de l'Allemagne ont fait justice de ces lois révolutionnaires; ces nations ont rendu hommage à la langue de leur pays et à leur ancienne législation, et nous avons à rougir de ne pouvoir employer notre langue nationale dans aucun acte public; nous sommes encore sous le joug de la langue française et des institutions du régime Napoleon.’ Welk een verschil tusschen die oude Brusselaers en de franschnaâpende gekken van onze dagen!

De voorloopige regering was onvermoeid en hielp waer zy helpen kon. Maer zy bevond zich toen in eene gevaerlyke lage; wat zoude uit haer en uit alle trouwe Belgen geworden zyn, indien Napoleon eens terug gekeerd ware! ‘Les chances du jeu étaient terribles pour eux,’ zegt D.C., en toch ging de regering voort op den eens betreden weg. De eerste van Maerte zag 23 persoonen den kerker van Vilvoorde verlaten en God voor hunne bevryding danken. En wat waren dit voor gevangenen! ‘Quelques unes (de ces personnes) avaient été acquittées par les tribunaux, mais le préfet n'en avait pas moins ordonné de les retenir en prison. D'autres avaient été colloquées ou enfermées par mesure de haute police; d'autres enfin subissaient la réclusion par ordre du préfet et pour des motifs tout à fait inconnus.’ Verder vond men onder die gevangenen ‘des mères condamnées pour avoir défendu leurs fils contre les gendarmes qui venaient les enlever, des emprisonnés pour leur peu d'attachement au gouvernement français,’ dan een ‘qui paraissait avoir été confondu avec un homonyme,’ anderen ‘comme ayant la tête exaltée,’ of ‘comme ayant la tête pleine d'idées romanesques;’ een ander was door het geregt vrygesproken, ja, dit had hem zelfs dommages-intérêts toegekend, en mynheer de préfet liet hem niettemin in de maison de force te Gent steken; nog een ander was eenvoudig als ‘dangereux à la société’ aengeteekend; een ongelukkige ‘avait été condamné par erreur à une forte peine’ zekere Sebastiaen Hellenberg was gevangen, had op de openbaren markt het brandmerk gekregen en - was onschuldig!.... een andere Lambrecht Hensmans. Maer niet alle onschuldig gevangenen vonden zoo gauw de gulden vryheid terug. ‘D'autres Belges détenus arbitrairement ou condamnés pour de prétendus délits politiques, étaient dispersés dans les forteresses, prisons ou bagnes de la France; depuis la délivrance de notre patrie, on les traitait avec une extrême rigueur, et, à ce qu'il parait, on leur refusait même la nourriture nécessaire à leur triste existence... Ceux qu'on rendait à la liberté se voyaient maltraités en route d'une telle manière, que le gouvernement provisoire se vit forcé d'adresser de justes reclamations aux autorités françaises, tant à l'égard de ces libérés que des soldats qui avaient servi sous les drapeaux français, et auxquels on refusait parfois les aliments dont ils avaient besoin.’ Dit laetste was, gelyk wy reeds gezegd hebben, te sterk voor De Reiffenberg, die daerom de zonderlinge nota byvoegt: ‘La responsabilité de

[p. 259]

ces assertions appartient uniquement à l'auteur.’ Onze lezers zullen moeijelyk kunnen begrypen, hoe de heer De R. dit schryven kon, daer C. toch alles wat hy zegt, door aenhalingen staeft; die staen er toch klaerblykelyk te lezen, blz. 94. Wat ons betreft, wy verklaren, dat wy die verantwoordelykheid geerne deelen, en ten bewyze, dat wy dit goed kunnen, willen wy hier eenige andere aenhalingen mededeelen, die ons toevallig in de hand vielen. In het ‘rapport du secrétaire général de la justice (du 20. Juin 1814)’ vindt men letterlyk de navolgende woorden: ‘Ils (de gevangenen,) sont traités d'une manière affreuse dans leur détention au chateau d'Anger, ils y manquent du nécessaire de la vie.’⁽¹⁾

Nauwelyks hadden deze bevryden hun dankgebed ten Hemel gestuerd, als den 8 Maerte een rondschryven der regering aen de kerke hare volste vryheid wedergaf, en het te Deum daervoor in alle bidplaetsen van België wêergalmde. Twee dagen later zegepraelde Blücher (by Laon) over Napoleon; de generael Maison, die den 26. Gent overvallen had, moest het den 29 reeds weêr verlaten, verdreven door de Pruissen en eenige Kosakken. Hy wilde Doornyk innemen, maer de daer gelegerde Belgen sloten de poorten en begroetten hem met kogels; dry keeren beproefde hy, de stad te veroveren en dry keeren moest hy wyken. Nu wilde hy Brussel aengrypen, maer de hertog van Saksen-Weimar vergaderde welhaest zoo veel troepen in de stad, dat Maison zyn plan opgaf. Toen overviel Rivet met 800 man Brugge, maer de Pruissen deden hem weldra weêr vertrekken. Kort en goed, er was geen houden meer aen de zaek en toen eerst de verbonden magten Parys binnentrokken, toen was het geheel en gansch met de fransche overheersching gedaen. Den 4 april dankte men te Brussel den Hemel voor deze blyde gebeurtenis en in St. Gudula zong men het te Deum. ‘pour célébrer la prise de la moderne Babylone.’

Maer nog legerden de Franschen te Ostende en te Antwerpen; eerst den 13 April werd de zeehaven heropend, eerst den 4 Mei namen de verbonden magten bezit van Antwerpen. Daermede werd de laetste vrees uit alle herten gebannen. Open en vry uitten de gemeenteraed van Herve, de arrondissementraden van Gent, Audenaerde en Eecloo, en het conseil général de l'intendance de la Flandre orientale den wensch, ‘qu'on retournât incesment sous la domination autrichienne.’ Te Brussel was dit geheel anders; daer was het slechts de adel en de clerizy, welke zich voor Oostenryk uitspraken, ‘tandis que le barreau et le haut commerce preféraient la Prusse;’ doch hielpen deze sympathieën niets, want te Londen was het lot van het land anders beslist: Belgen en Bataven zouden één volk worden. Zy werden het ook met den naem, maer niet met de daed, gelyk wy allen weten. Frankryk had eene sterke armée van Franschen en franschelaers achtergelaten; dit zaed begon nu wortels te schieten en staet

(1) De overige aenhalingen moeten wy uit gebrek aen plaets weglaten en daerom zal de geachte opsteller ons dit niet ten kwade duiden. Deze eene schynt ons overigens ook van een zoo groot gewigt, dat de anderen geheel onnoodig worden.
De Redactie.

[p. 260]

op dit oogenblik in zynen hoogsten bloei. Wy hopen, dat het weldra ryp zal worden!

Zie daer eenige korte en vlugtige uittreksels uit de Ephémérides Belges. Hoe geerne hadden wy onzen lezeren meer daeruit medegedeeld! Maer wy moesten ons noodwendig bepalen en het aen den lezer overlaten, het boekje zelf ter hand te nemen en zich te overtuigen, welk een schat van facta's de vlytige en omzigtige schryver er in verzameld heeft. Wy kunnen dit artikel niet beter sluiten, dan met de woorden, waermede hy zyn boekje sluit:

‘Il est bon et utile, nécessaire même pour le bien-être présent et futur du pays, que de pareils faits soient rappelés au souvenir de ceux qui en furent les témoins. On trouve là d'excellents exemples à suivre et de mauvais à éviter; des choses curieuses demeurées secrètes jusqu'aujourd'hui, surtout des leçons mémorables, enfin ces détails intimes que les archives d'une administration peuvent seules nous révéler, et qui sont indispensables pour donner à l'histoire le caractère de vérité qu'elle doit avoir dans l'intérêt des gouvernements aussi bien que des peuples.’

Het boekje is opgedragen aen het Mânnergesang-Verein te Keulen. De hoofdgedachte der toeëigening is dezelfde, welke als een roode draed door geheel het werkje loopt en op elke bladzyde doorstraelt: de groote waerheid namelyk, dat Belgie zyne onafhankelykheid van den 4 February 1814 dagteekenen moet, en dat het dezelve aen Duitschland dankt.

M.