bougres de restaurateurs.” Te Wiesbaden soupeerde hy copieusement, ging dan in het schouwburg en nam rond de elf ure 's avonds een bad. 's anderen morgens zag ik hem voor den laetsten keer te Frankfort, en hoorde ik hem voor den laetsten keer zyne oude klagt herhalen: “On doit parcourir l'Allemagne, pour trouver de tels omnibus,” hoewel hy voorzeker in zyn geheele leven aen geene fransche statie zoo goed een' omnibus had gezien.
Hoe tevreden was ik, toen ik hier wêer in den familiekring zat! Er is toch een geheel andere leven hier, als by u in't verfranschde Brussel! Het materialism, wat daer in alle kringen heerscht is hier onbekend, het leven is meer geestig, men gevoelt overal, dat men niet alleen op de wereld is, om te eten, te drinken, te slapen en zich te amuseeren, en zelfs wanneer men eet, en wanneer men drinkt of zich amuseert, dan nog vergeet men daerby hoogere belangen niet en het gesprek by de tafel en de wyze, zich te amuseeren zyn altyd edel en beleerende. Tafelgesprekken kan ik u niet herhalen, daertegen laet my u zeggen, hoe men hier de lange winteravonden doorbrengt.
Den dag na myne aenkomst was myne oude vriendin, Mevrouw Sch... hierom ons uittenoodigen op den volgenden avond; haer gade, de gryze luitenantkolonel vierde zyn 68. geboortedag en alle de vrienden van den huize zouden zich tezamen vinden, om met den ouden kryger een vrolyken avondstond door te brengen. Wanneer men te Brussel in de soirées de dames in lange ry alleen ziet zitten en zamen fluisteren en de heeren ziet te zamen staen en tezamen spreken, dan kan men zich reeds doodelyk ennuyeeren, als men niet eenige goede vrienden onder de heeren heeft. En wanneer men later damen en heeren op de domme speltafeltjes toeloopen en daer den ganschen avond niets doen ziet, als met de kaert spelen, lieve, goede vriend, dan moet men wanhoopig worden van ennui, zoolang men nog een sprankje van gevoel voor iets meer als de kaert bezit. In den gelukkigsten val hoort men eenige stukken op het piano spelen; nu wordt er op geslagen, als wilde men het instrument in stukken slaen, dan hoort men een loopje of zes door alle oktaven door, een weinig gefluister, nog een goed donderen met den bas en - “admirable!” roept het gezelschap en klapt in de handen. “Waervan is het stuk, Mejuffrouw? “-” Van Monsienr X.Y.Z.” - Oh c'est superbe, magnifique!’ - Goede, klassieke musiek maekt alle dagen meer plaets aen fransche effektstukken. Hier was en is het anders. Van het begin der soirée af zitten en staen Heeren en Damen ondereen, gelyk het valt; niemand is op zyne plaets gedwongen, elkeen bewegt zich vry. Na een kort gesprek verschynen de dienaers met den thee, dien men al staende, zittende of wandelende drinkt, dan echter werden dien avond de stoelen der dry salons in lange ryen zoo gesteld, dat de daerop zittenden de vouwdeur van den derden salon gemakkelyk zien konden. Wat zoude daer gebeuren? Zal men toneel spelen? vroeg de een. Wordt er iets gelezen? vroeg de andere. Maer er werd noch toneel gespeeld, noch gelezen, noch
gezongen. Daertegen zette zich de dochter van den huize, de schoone Frederika, aen den ‘Flügel’ en speelde een dier ‘liederen zonder woorden’ van Mendelssohn - Bartholdy, die zoo oneindig medesleepend zyn, namenlyk het onovertreffelyke ‘de vrouw van den matroos,’ die men meent te zien zitten op eene rots aen den oever der zee, die men meent te hooren, hoe zy nu haer geluk met hem aen de winden vertelt, dan zorgvol klaegt