De Broederhand. Jaargang 2
(1846-1847)– [tijdschrift] Broederhand, De– Auteursrechtvrij
[pagina 137]
| |
Thomas moore.
| |
[pagina 138]
| |
(Is er niet eene roep (kallen), niet eene gewyde zaek, goedgekeurd door den hemel, bevolen door de natuerwetten, op welker weg de geregtigheid vooruit vliegt als een heraut, en op welker bannieren der waerheid reine stralen spelen? Ja, er is een roep, zoet als der engelen adem by sluimerende kinderen, of de onschuld in den dood en dringend (urgent) gelyk de tongen des hemels in ons, wanneer de wage der ziel siddert voor de zonde. Oh, dit is des vaderlands stemme, welker roep een weêrgalm moest vinden in der ziel diepste diepte, en langs des harten antwoordende snaren moest klinken, opdat geen andere toon er in siddere - dan die eene!) Zeer schoon is ook het navolgende: | |
A reflection at Sea.See, how, beneath the moonbeams smile,
Yon little billow heaves its breast,
And foarms and sparkles for a while,
And murmering then subsides to rest.
Thus man, the sport of bliss and care,
Rises on Time's eventful sea;
And having swell'd a moment there,
Thus melts into eternity!
(Zie hoe, terwyl de maenstrael glimlacht, de boezem van gindsche kleine bare zich verheft en schuimt en vonkelt gedurende een oogenblik en murmelende dan zinkt ter rust. Zoo (doet ook) de mensch het speelwerk des zegens en der zorg op de avoutuervolle zee des tyds, en heeft hy zich een oogenblik (zwellende) verheven, dan smelt hy (vergaet hy) in de eeuwigheid.) Wie heeft ooit schooner eene nachtvaert op de zee beschreven, dan Moore in deze vier verzen: Thespa is like a silvery lake,
And, o'er its calm the vessel glides
Gently, as if it fear 'd to wake
The slumber of the silent tides.
| |
[pagina 139]
| |
(De zee is gelyk eea zilveren vyver; over zyne rust zweelt het schip liefelyk, gelyk (als) of het vreesde (op) te wekken uit hare sluimering de zwygende baren.) Thomas Moore is ook een satyrische dichter, doch willen wy hem in die rigting liefst niet volgen, want hy is er onbeduidend in. Grootsch daerentegen is hy weêr in zyne irische liederen (irish melodies.) The monthly Review zegt, daer M. daerin de beste voorbeelden van hartroerende poëzy gaf, die men in onze eeuw in de engelsche letterkunde bezit. Eene keus uit dezelven is ten hoogste moeijelyk, daerom openen wy het boek op ‘goed valt het uit’ en voor ons staet: | |
The minstrel-boy.The minstrel-Boy to the war is gone
In the ranks of death you'll find him;
His father's sword he has girded on,
And his wild harp slung behind him. -
Land of song! said the warrior-bard,
Tho' all the world betrays thee,
One sword, at least, thy rights shall guard,
One faithfull harp shall praise thee!
The minstrel fell! - but the foeman's chain
Could not bring his proud soul under;
The harp he lov'd ne'er spoke again,
For he tore its chords asunder
And said: ‘No chains shall sully thee,
Thou soul of love and bravery!
Thy songs were made for the pure and free,
They shall never sound in slavery!
Dit schoone lied werd ook in het hoogduitsch overgebragt en wy zullen in plaets eener vlaemsche vertaling deze overzetting mededeelen, zoo veel te meer, daer zy zeer getrouw en welgelukt is: | |
Der Sängerknabe.Der Sängerknabe zog aus zum Shreit,
In den Reihen des Todes zu fechten,
Das Vaters Schwert an der linken seit
Und die freie Harfe zur Rechten.
| |
[pagina 140]
| |
O Land der Lieder! Ob treulos und schlecht
Von dir auch sie alle sich reissen,
Ein Schwert noch gibt es, zu wahren dein Recht,
Einc Harfe, um treu dich zu preisen,
Der Minstrel fiel - doch die Seele frei
Konnten Feindesketten nicht beugen;
Die seiten der Harfe riss er entzwei
Und weihte sie ewigem Schweigen.
‘Die Kette soll nimmer die Harfe entweihn,
Die der Liebe, dem Ruhm durfte singen,
Dein Lied war für Reine und Freie allein,
In der Knechtschaft soll's nimmer erklingen!‘Ga naar voetnoot(1)
Hoe schoon zyn ook de laetste verzen van zyn lied aen Lord Wellington: And still the last crown of thy toils is remaining,
The grandest, the purest, e'en thou hast yet known;
Tho' proud was thy task, other nations unchaining,
For prouder to heal the deep wonds of thy own.
At the foot of that throne, for whose weal thou hast stood,
Go plead for the land that first cradled thy fame -
And bright' o'er the flood
Of her tears and her blood
Let the rainbow of Hope be her Wellington's name!
(De laetste kroon van uw stryden wacht nog altyd op u, de groo[t]ste, de reinste, die gy zelf (ooit) hebt gekend. Hoe fier uwe taek ook zyn mogt, andere volkeren te ontketenen, nog fierder (is die) te heelen de diepe wonden van uw volk. Tot den voet van den troon, voor welks welvaren gy hebt gestreden, ga en pleit voor het land dat eerst wiegde uwen roem - en glansryk over den vloed van zyne tranen en zyn bloed laet de regenboog der hoop de naem van zynen Wellington zyn.’) Hoe diep een godsdienstig gevoel Moore bezit, kunnen deze twee stroofen betuigen: As down in the sunless retreats of the ocean
Sweet flowers are springing no mortal may see,
| |
[pagina 141]
| |
So deep in my bosom the prayer of devotion
Unheard by the world, rises silent to Thee.
As still to the star of its worsbip, though clouded,
The needle points faithfully o' er the dim sea,
So, dark as I roam, in this wintry world schrouded,
The hope of my spirit turns trembling to Thee.
(‘Gelyk daer in de zonnelooze diepte van den Oceaen zoete bloemen ontspruiten die echter geen sterfelyk oog zien kan, zoo diep verheft zich (rites-ryst) in mynen boezem het gebed der godsvrucht, ongehoord van de wereld, stilzwygend tot u.’ Gelyk naer de starre harer aenbidding, wen de hemel ook door wolken bedekt is, de naeldGa naar voetnoot(1) eeuwig over de duistere zee wyst, zoo keert zich, wen ik ook in de nacht dwale, in deze winter wereld verkeerende, de hoop van mynen geest sidderend tot u.’) Hier hebt gy ten slotte van dit artikel nog eene bloeme van Moore, die even geurig en bevallig, als klein en nederig is: | |
The surprise.Chloris, I swear by all I ever swore,
That from this hour I shall not love thee more. -
‘What! love no more? Oh! why this alter'd vow?’
Because I cannot love thee more - than now! -
(De verrassing. -Chloris, ik zweer by al hetgene ik immer heb gezworen, dat ik u van dit uer af aen niet meer beminnen zal!- ‘Wat (zegt gy?) Niet meer beminnen? Oh, van waer (komt u) dit veranderde gevoel? - Wyl ik u niet meer beminnen kan, dan nu! - ) Voor diegenen onzer lezers, welke wenschen zouden, nader met den grooten dichter bekend te zyn, voegen wy nog de bemerking by, dat zyne verzamelde werken in een boekdeel 1826 te Leipzig by Fleischer verschenen zyn. Men vindt er in zyn groot episch gedicht Lalla Rookh. dan the loves of de Angels, (de liefde | |
[pagina 142]
| |
(der engelen) ook een schoon werk, eene reeks van Satyren, The Fudge Family, eene verzameling van liederen, Irisch Melodies en een goed getal kleinere lyrische poëzyen, satyren, fabelen enz.Ga naar voetnoot(1) M.N. |
|