censor, en hy sal erkennen, hoe oneindig veel goed graan de goede man met de geringe hoeveelheid onkruid, welke hy vond, uitroeide. Dit goed graan moest men sorgvuldig weêr samenlesen uit de hoeken, waar het veracht en miskend lag, en met den ouden hoop weêr vereenigen en alles te samen op nieuw saaijen; de oogst soude en moest voorseker heerlyk worden. Maar het is niet alleen dit oude weggeworpen graan, wat ons eene nieuwe uitgave onser volksboeken doet wenschen. Eenige der nu in omloop synde boeken werden door vuile gasten hersien en vermeerderd of selfs opgesteld en al het morsige der sielen hunner opstellers kleeft in en aan die boeken. Wie Malegys, wie den kluchtvertelder en andere soortgelyke heeft gelesen, die sal ons voorseker regt geven. Ook van dien kant beschouwt, moeten wy dus wenschen, dat eene nieuwe oudsuivere uitgave der volksboeken verschyne, want gelyk de eerste, de censureerden, den leser als puinhoopen niet kunnen bevallen, soo kan het onmogelyk aangenaam en stichtelyk voor hem wesen, in dese anderen, die rechte mesthoopen syn, de kostelyke perel, welke sy bedekken, te soeken. Mogt degentsche maatschappy de saak nog eens rypelyk overdenken en frisch hand aan 't werk slaan. Welke heerlyke gelegenheden heeft sy, de oude uitgaven te verkrygen, sy, die de kostbare versameling van den soo seer gedienstigen Serrure in hare stad besit, die soo menigeen in haren schoot telt, die met vreugde het syne soude bydragen, om dit schoone werk ter uitvoering te brengen.
Soude sy die onderneming echter beginnen- en dit ware seker verdienstelyker, -dan ouderwetsche pryskampen uitteschryven, -dan moest sy bovenal trachten, de reeks der volksboeken soo volledig als mogelyk te maken en niet slechts by de nu nog overige staan blyven, soo ware het voorseker wenschelyk, vele boekjes der Marbachsche versameling te vertalen, soo moest o.a. ook heringevoerd worden: ‘Het beleg van Gent,’ niet het rhelorikale tooneelstuk, maar de maniliussche of eene eenvoudige nieuwe bewerking des verhaals, waarby de vertelling van Gilles de Voocht, welke de rusteloos werkende Blommaert ons in het boven genoemde boek mededeelt, ten gronde moest gelegd worden. Wy souden deser bewerking een seer goed prognosticon kunnen stellen,