De Broederhand. Jaargang 1
(1845-1846)– [tijdschrift] Broederhand, De– Auteursrechtvrij
[pagina 368]
| |
Mengelingen.*H* De Vlamingen. Onder desen titel vinden wy in de Vossische Zeitung van Berlyn een merkweerdig opstel over de vlaamsche saak en de vlaamsche schryvers, dat wy hieronder onsen leseren mededeelen. De Vossische Zeitung heeft in Duitschland niet minder dan 16,000 abonnenten: men kan daarby ligt oordeelen, welken uitgebreiden invloed gemeld artikel in Duitschland hebben moet, te meer, daar het onderteekend is door eenen der beroemdste taalkundigen van Duitschland, namelyk door Dr Firmenich, schryver der ‘Germaniens Völkerstimmen.’ Dese geachte geleerde heeft desen somer ons land besocht en geheel doorgereisd; hy heeft de vlaamsche beweging dus op haren eigen grond gesien, en mogen oordeelen over haar doel en over hare kracht. Dat Dr Firmenich eene warme vriend van Belgiën is, bewyst hy niet alleen door syn artikel in de Vossische Zeitung, maar alle syne werken dragen echte bewysen syner genegenheid tot ons vaderland. Men vindt in syn opstel eenige namen van kunstenaars, die opgegeven syn als voorstaanders onser nationale saak. De heer Firmenich heeft se als dusdanig leeren kennen: men herinnere sich, dat aan detwee broeders Firmenich, te Antwerpen, door de schryvers, de kunstenaren en de sangmaatschappy de Scheldezonen een feest gegeven werd, om hun hulde en dankbaarheid te bewysen voor de bescherming, welke sy in Duitschland verleenen aan de poogingen der Belgen in het van schoone kunsten en van letterkunde. Sie hier het artikel uit de Vossische Zeitung: Wer keine Sprache besitzt, besitzt kein Vaterland.
Wie geene taal besit, besit geen vaderland.
‘Met regt klagen de bysonderste mannen der vlaamsche beweging, dat de Duitschen in het algemeen soo weinig opmerksaam schynen op den taalkamp der soo naauw met hen verwandte nederduitsche broederen in Belgiën, ofschoon die kamp ook voor het duitsche volk onder vele opsigten van groote beteekenis kan worden; - en dit terwyl aan de fransche taal en gedachten uit Frankryk selve de krachtdadigste hulp wordt verleend. ‘Frankryk, de gewigtigheid insiende van de overwinning der fransche spraak, onderhoudt met sware kosten gasetten en dagbladen in Belgiën, ter- | |
[pagina 369]
| |
wyl Duitschland, syn eigen belang miskennende, aandachteloos blyft en selfs slechts op eene karige wyse aanmoedigingswoorden toestuurt aan de voor het germanendom kampende Vlamingen, wier blikken bestendig en met eene innige verkleefdheid tot Duitschland gekeerd blyven. Waren Braband en Vlaanderen niet soo verre van Duitschland vervreemd geweest, als het, eilaas, sedert eene lange tydruimte het geval was, dan hadden de 1 1/2 millioen franschsprekende Belgen er soo gemakkelyk niet in gelukt, op germaanschen grond het overwigt te verkrygen op 2 1/2 millioen Vlamingen en sy souden dan hunnen overmoed niet tot het punt gedreven hebben, te beweren, dat het Nederduitsch moet worden uitgeroeid om plaats te maken voor de fransche taal. Indien de Vlamingen nog eergevoel besaten en hunne heldhaftige voorvaderen niet onweerdig waren, moest er eene terugwerking ontstaan. En, eere sy den vlaamschen volke, de terugwerking ontstond! Willems was de eerste, die den standaart der vlaamsche nationaliteit ontrolde en syne landgenoten ten stryde tegen het indringende franschendom opriep. Vol moed en jeugdige begeestering schaarden sich rondom hem de vurigste en meest begaafde mannen van Braband en Vlaanderen. Het vlaamsche volk ontwaakte uit eenen langen slaap. Wonderlyk syn de overwinningen, welke men in korten tyd behaalde. Achtinggebiedend verheft sich reeds de heerlyke moedertaal, die voor weinige jaren nog onder den hoon harer vyanden gebukt lag; de tale, wier schoonheid Hendrik Conscience, Alfried De Laet, Van Ryswyck, Van Kerckhove, Bloemmaert, Van Duyse, Ledeganck, Snellaert en soo vele anderen op eene onwedersprekelyke wyse deden uitblinken, en die sich in sommige werken deser dichters en schryvers reeds tot eene klassieke volmaaktheid verheft. Voor Duitschland sal het van belang syn, de onvermoeijelyke kampers voor het germanendom ten minste gedeeltelyk te leeren kennen. By de reedsgemelde noem ik deshalve nog de volgende: Van den Hoven, Lebrocquy, Blieck, Nolet de Brauwere, Vervier, Rens, Van den Nest, Renier, Dautzenberg, Van Hasselt, Du Villers, Jules de Saint-Genois, Ronsse, David, Bormans, De Cuyper, Van Beers, Peeters, Verspreeuwen, Heremans, Darings, Van Peene, Ondereet, Rosseels, de schilders, beeldhouwers of bouwmeesters Gustaf Wappers, Venneman, De Block, Dujardin, Geefs, Dillens, De Hoy, Durlet; de toonkunstenaars Cartol, Poels, Volckerick, ens., ens. Niet lang geleden, heeft een boek van den seer geleerden heer Van den Hoven, getiteld: La langue flamande, son passé et son avenir, aanleiding gegeven tot het schryven van een twistschrift over vlaamsche saak. De Revue nationale, welk schrift door den gevoelvollen heer De Laet, in syn werkje | |
[pagina 370]
| |
De vlaemsche beweging, op eene soo krachtige als diepsiende wyse is beantwoord geworden. Met betrekking tot de taal, kan dit schrift van De Laet een meesterstuk genoemd worden: het levert ons een bewys op, dat de vlaamsche spraak tot de kunstmatige behandeling van allerlei onderwerpen geschikt is en diensvolgens tot orgaan en middel aan de klimmende beschaving der natie kan strekken. Als een behendig en dichterlyk begaafde schryver, heeft De Laet sich getoond in syn belangryk en aandachtboeijend roman: Het Huis van Wezembeke, een werk dat, met eenige afkortingen, ook in Duitschland sou gelukken. De levendige en vurige Muse van De Laet springt wel eens de enge grensen van de klassieke beperktheid te buiten. De achtbare schryver, die syn vaderland reeds soo vele opofferingen gedaan heeft, gaat hetselve nu met eene vertaling der werken van onsen grooten dichter Schiller beschenken. De Phantasus van Ludwig Tieck heeft hy reeds gedeeltelyk in het vlaamsch overgeset. Het vlaamsche werk, dat het meest door dichterlyke schoonheid uitblinkt, is de historische roman: De Leeuw van Vlaanderen, door Hendrik Conscience. Indien wy de Muse van dien hoogbegaafden schryver, soo als sy sich in het gemelde onverganglyk werk toont, moesten vergelyken, souden wy haar vergelyken aan eenen schoonen stroom, die in majesteitische rust henen vloeit, en nu de schoone, lachende beemden, dan de swarte, reusachtige onweêrswolken in synen klaren vloed bespiegelt. Het woord van Horatius “est modus in rebus” weet Conscience op eene, voor soo eenen jongen schryver verrassende wyse, in aandacht te houden. Op het gebied der scheppingen van den geest in Braband en Vlaanderen komt aan dit werk den segelauwer toe. Karl Andree arbeidt aan de duitsche vertaling des Leeuwen van Vlaenderen, en Duitschland sal daardoor gelegenheid hebben om den nederduitschen schryver, - die reeds door syne verhalen Flämisches Stillleben by ons soo feer is bemind geworden - langs eene grootschere syde te leeren kennen. Conscience schryft nu de geschiedenis syns vaderlands en sal deselve gewis op eene uitstekende wyse behandelen. Een der vruchtbaarste vlaamsche dichters en schryvers is Van Kerckhoven, die ook in den laatsten kampstryd in Antwerpen den eersten prys der dichtkunst behaalde. By sonder gelukkig is dese schryver - wiens schryftrant den stempel van natuurlykheid en eenvoudigheid draagt - in schilderingen uit het hedendaagsche leven, welker trouwe afbeelding sich als het doel van syn streven aanduidt. Dese gemoedvolle en beminnelyke schryver stelt sich met synen leser in de vertrouwelykste betrekking. Van syne werken noemen wy de volgende: Gozewyn, graef van Stryen, Oud Belgiën, Jaek of een arm huisgezin, De koopmansklerk, Daniel, Fernand de Zeerover en de Noordstar. Ph. Blommaert heeft, buiten syne eigene werken, waaronder Liederick de | |
[pagina 371]
| |
Buck en Iwein van Aelst, sich den dank syns vaderlands door de uitgave van oud-vlaamsche gedichten verworven; in welk losbaar streven hy den verdienstelyken Willems heeft gevolgd. Onder de kampers voor de vaderlandsche taal rekent Blommaert als een der gewigtigste, by sonderlyk omdat hy eene der eerste in den stryd verscheen. Het getal der vlaamsche dichters en schryvers is te groot, om ons toe te laten in 't by fonder van elk te spreken. De namen van velen derselve hebben wy reeds hierboven aangeteekend. Eenen nieuwen stap heeft de vlaamsche saak nu onlangs gedaan door het oprigten in Brussel der maatschappy de Vlaemsche verbroedering, waarvan aansienlyke mannen deelmaken. By sonder roepen wy hier de aandacht op een vlaamsch-duitsch tydschrift de Broederhand, uitgegeven door Wolf en door den onvermoeijelyken Van den Hove krachtdadig ondersteund; tydschrift dat de verstandelyke verbroedering der Vlamingen en Duitschen voor hoofddoel aangenomen heeft. Moge Duitschland voortaan, in volle kennis syner eigene belangen, de saak van eenen soo krachtvollen en moedigen germaanschen stam - op wiens toeneiging wy trotsch mogen syn - eene innigere belangstelling schenken. Opdat ons vaderland het later, na den loop der tydsomstandigheden, niet bitter te betreuren hebbe, sich geene titels tot de liefde en verkleefdheid van den broederstam die ons van Frankryk scheidt, verworven te hebben.’ Firmenich. *** Harde woorden voor Dumas. - Eenige dagbladen melden dat Alexandre Dumas, sonderling genoeg, sou hebben verklaard, de pen voor altoos te sullen nederleggen als hy het woordje ‘Einde’ onder syn vyf honderdste deel heeft geschreven. De fransche bladen rekenen nu uit, binnen hoe weinig tyds dat wel sou kunnen gebeuren. Volgens getuigenis van verschillende fransche uitgevers sou het dien veelschryver weinig moeite kosten om een gewoon deel in vier dagen te schryven. Nu heeft Dumas volgens sommigen reeds twee honderd-en-vyftig boekdeelen geschreven; maar nemen wy het sekere voor het onsekere en laat ons aannemen dat hy twee honderd deelen heeft geschreven, dan moet hy er nog drie honderd leveren; als wy hem nu vyf dagen geven voor een boekdeel, dus ses in de maand en twee-en-seventig in het jaar, dan kan hy binnen den tyd van drie-en-een-half jaar met syn allerlaatste deel gereed syn. Hoe betreurenswaardig het ook sy, dat sulk een schoon talent sich op die wyse afmat en bederft, is het toch van den anderen kant een bewonderenswaardige daadsaak, dat syne laatste romans nog altyd ryk syn aan eene vinding en kracht, die voor menig beginnend schryver benydenswaardig syn. Onlangs vroeg men aan Dumas: ‘Hoe komt het toch, dat gy van twaalf | |
[pagina 372]
| |
uren vier-en-twintig uren weet te maken?’ - ‘Ja, myne heeren,’ antwoordde hy; ‘als men niet snuift, als men niet rookt, als men niet langs straat en in de koffyhuisen loopt, als men talent heeft en als men onophoudelyk twaalf uren van de vier-en-twintig werkt, dan kan men gemakkelyk vier deelen in de maand schryven.’ Maar indien wy toch een oogenblik poosen by het verbasend aantal boekdeelen, door Dumas inderdaad geleverd, moeten wy byna gelooven aan Eugène de Mirecourt, als hy in syn ‘Fabrique de Romans; Maison Alexandre Dumas et Cie’ den veelschryver beschuldigt van het koopen van copiën, die hy met syn naam als de syne uitgeeft. Wy weten toch, dat het in Frankryk, en ook in Engeland moeijelyk is voor de schryvers sonder naam en vermogen, een uitgever te vinden voor hunne werken, en hoe ligt kunnen sy door hunne omstandigheden worden gedwongen, om de eerste vruchten en bloemen van hun arbeid aan dien geheimsinnigen man te verkoopen en sich in hun onspoed te vrede te stellen met het selfbewustsyn, van waarlyk een talent te syn en met de hoop, dat eenmaal beter dagen voor hen sullen aanbreken, als sy sich kunnen ontworstelen aan de yseren vuist van den demon, die hen drukt. Het is anders ongeloofelyk, hoe Eugène de Mirecourt sulk een stoute taal kan voeren en namen en saken aanwysen, al weten wy dat de regtbank hem op aanklagt van Dumas, heeft veroordeeld tot gevangenisstraf en boete - ‘Thans’ - segt hy onder anderen, in het bovengenoemde vlugschrift eenige fransche schryvers aansprekende, - ‘thans is het uwe beurt, Mallefllle, Paul Meurice, Hippolyte Augier, Auguste Maquet, Fiorentino en Couaillac, gy, die de voornaamste fabrikanten syt van Dumas, gy die de eerste syt in dien manufactuur-handel, gy die niet bloost als gy u tot medepligtige maakt van dien schaggeraar in letterkundig goed, gy, die hem uw siel verkoopt! Als de nood, als de behoefte of de harde eisschen der paryser wereld u tot die schande hebben gebragt, dan syt gy eer beklagenswaardig dan verachtelyk! Maar als gy, naar men beweert, uwe pennen hebt besoedeld en van allen letterkundigen roem afstand hebt gedaan, alleen maar om uwe inkomsten nog te vermeerderen; als uwe weelde of uwe lust, om uw grillen in te willigen u soo ver hebben vervoerd, dat gy een schandelyken koop hebt gesloten; indien gy in de ligtvaardigheid uws harten de banier der letterkunde hebt gesleurd in het slyk der swendelary..... op uw kniën dan, onwaardige krygers..... op uw kniën dan, van het verstand verdwaalden, buk het hoofd om van uw rang als letterheld geheel beroofd te worden. Maar neen! gy waart geen letterkundigen, die titel is een leugen; nimmer hebt gy de pligten der letterkunde gekend. ‘O, gy vaders sonder ingewanden, gy levert uwe kinderen uit aan een slavenhaalder en gy strekt de hand uit om van den verkoop te leven! Bloedt | |
[pagina 373]
| |
uwe siel niet, terwyl gy die schenddaad bedryft? Wordt uw binnenste niet met siddering geslagen? Wordt uw geweten niet door wroegingen verscheurd? Komen die kinderen uwer verbeelding, die gy soo laaghartig hebt prys gegeven, des nachts niet aan uwe sponde om u te storen in uwe droomen? - O, hoe deerniswaardig is het, sich alsoo te bederven voor een handvol goud... syn aandeel aan den roem der natie te werpen in den verslindenden muil van een ander.....afstand te doen van roem en eer! Syne ontsaggelyke inkomsten syn de vruchten van uw arbeid in de uren uwer nachten. Hebt gy se niet gebloed die regels, die in syn koffer vol gouden perels syn gevallen? Maar welligt syn wy te streng jegens u! Welligt werdt gy eerst schuldig, toen de honger sich aan uw deur vertoonde. Welnu, dan willen wy u de hand reiken als gevallen broeders. Verbreekt uw banden, verlaat uw diepen donkeren kerker en klapwiekt met uw vleugelen in de vrye, frissche lucht. Hebt den moed van het berouw. Kom, laat ons met elkander een paar woorden spreken! Gy, de vruchtbaarste en knapste van allen, Auguste Maquet, vrees niet te bekennen dat “Sylvandire” uw werk is, dat de “Chevalier d'Harmental” uit uwe pen is gevloeid en dat de “Trois Mousquetaires” u toebehooren. Paul Meurice meldt het aan de lesers van het feuilleton der “Presse” dat Alexandre Dumas geen regel heeft geschreven van den “Amaury.” Gy syt de auteur van dat boek. En gy, Fiorentino, gy, die sonder op Frankryks grondgebied te syn geboren, onse taal toch met soo veel smaak en suiverheid spreekt, gy die voor Dumas, den “Corricolo,” den “Speronare” en den “Monte-Chrislo” hebt gemaakt, neem dien letterkundigen rykdom terug! Aan u de eer, aan u de roem dier vier deelen, Mallefille! Aan u behoort “Georges.” Het is een meesterstuk! Hippolite Augier! “ Fernande” behoort u toe! - “La fille da Régent” is uwe dochter, Couaillac! Ja, gy hebt u laten bedriegen en verleiden, gy, die wy reeds hebben genoemd en die wy nog sullen noemen in Bourgeois, Laverdan, Vacquerie en Gérard de Nerval, wier aller styl origineel, frisch en bevallig is. Sult gy nog langer gedoogen dat men met uw schitterendste hoedanigheden pronkt? Sult gy 't nog langer verdragen dat sich een vampyr hecht aan de aderen van uw jeugdig talent, om er het warmste bloed uit te suigen! Dumas koopt handschriften, dat is nu eenmaal een bekende saak. De letterkundige wereld ergert sich daaraan. Nimmer nog heeft een lager koophandel den tempel der wetenschap bevlekt. Roept de schoonste namen der letterkunde in uw geheugen, klimt op tot vorige eeuwen, doorsoekt Rome en Griekenland, en segt ons of gy in die onmetelyke ruimte slechts één mensch | |
[pagina 374]
| |
kunt vinden, die op de gedachte is gekomen om slechts één bladsyde, een regel te onderteekenen, die hy niet heeft geschrevenGa naar voetnoot1. Dumas koopt handschriften, dit is nu eenmaal een bekende saak; maar gy kunt se doen strekken om het publiek te wreken op hem, die het soo dikwerf heeft bedrogen. Verkoopt hem een manuscript, maar lees het vooraf aan tien, twintig of meer getuigen. Gy moet allen eerst overtuigen, dat het uw werk is, en daarna moet gy het aan hem verkoopen, en het geld in handen stellen van een derde. Als hy dan onbeschaamd genoeg is om het aan te kondigen en uit te geven, neem dan het afschrift van uw handschrift, dat gy voor die plegtige gelegenheid hebt bewaard, plaats dan uw werk in een ander journal en schryf er dan onbebreesd uw naam onder. Na dit schandaal sal Dumas u voor den regter dagvaarden, doch daar sult gy hem syn geld in 't aangesigt werpen. Men sal u veroordeelen, want er is geen wet, die een schryver verbiedt syn handschrift te verkoopen. Maar die veroordeeling sal voor u eene overwinning worden, het publiek sal u erkennen en de eenmaal ontmaskerde Dumas sal niet meer bestaan!’ (De Tijd.) *** Men schryft ons uit Londen, 15 january: ‘Eenige weken geleden sond een liefhebber twee kleine schilderyen, die hy van eenen koopman in oudheden te Bury voor eenige shillings gekocht had, naar hier, om deselven te doen opkuischen. Men had er veel moeite, voor men de dikke schicht van vuil, welke er op lag, afvagen kon, toen dit echter gedaan was, vond men - dat het de originaal portretten van Karel den Eersten en syne gade Henrietta van van Dyks hand waren. Wel eene uur heb ik voor de twee peerlkens gestaan; ik geloof niet, dat de kweekeling van uwen Rubens schoonere portretten geschilderd heeft, als dese twee. Hoe benyd ik er de besitter, sir T. Cullam, om! Men heeft den gelukkigen reeds 500 guineen daarvoor aangeboden, maar - sy syn hem liever als geld.’ By kans te gelyk met desen brief ontvangen wy uit Duitschland de narigt, dat eene tot nu toe ongekende compositie van Mozart in Böhmen gevonden werd. Het is het wiegenlied ‘die Nase’ hetgene Mozart na de geboorte syns eersten soons Karel voor syne vrouw, Konstantia, dichtte en in mufiek stelde; een wonderlieflyk stukje, in dien onbereikbaar gemoedelyken humor geschreven, die Mozart soo seer kenschetst. Een beroemde musiekmeester, direktor Geissler, te Zschoppau vond er het originaal handschrift van toevallig by een syner kennissen. Het gaat in het Beethovens-Album verschynen, dat de hofraad Schilling te Stuttgard uitgeeft, en waartoe by kans alle nu levende | |
[pagina 375]
| |
toonkunstenaars en ‘meesters der europëisch-avondlandsche musiek’ bydragen hebben gegeven. Wy nemen dese gelegenheid te baat, onse vlaamsche kunstenaars aantemoedigen, ook hunne namen van eenen vaderlandschen sang vergeseld in dese heerlyke versameling te doen opnemen. *** Wy ontvangen goed nieuws uit Hamburg. Nadat de Denen, Sweden en Norwegers, welke daar bestendig of voor korten of langen tyd woonen, er over eenige jaren de ‘Skandinavische Gesellschaft,’ eene soort van brusselsche verbroedering, gesticht hadden, deden de Meklenburgers onlangs hetselve en nu volgen ook de Schleswig-Holstein-Lauenburgers dit voorbeeld. Die vereenigingen sullen dienen, schryft men ons, ter nadere aaneensluiting van tot nu toe elkander vreemd geblevene stamgenoten, ter wedersydsche uitwisseling van gedachten over alle hoogere belangen des vader- of geboortelands en ter vriendelyke onthaling van doorreisende landslieden, die sich in dese kringen aldra te huis moeten gevoelen; buitendien sal men trachten, de leden met alle letterkundige voortbrengsels, welke met de noordalbingische hertogdommen in betrekking staan, bekend te maken. Men hoopt en gelooft, dat die nieuwe vereeniging weldra soo talryk sal worden, als de ‘Skandinavische Gescllschaft’ is. *** Den 13 january jl. wierd het feest van 't Noorden van de studenten in Christiania gevierd. Meer dan 400 persoonen woonden hetselve by en men had niets gespaard om het soo grootsch, soo plegtig mogelyk te maken. De achtergrond der saal waarin het plaats had, verbeeldde eenen Asen-tempel, en in deses midden mogt men een op reusachtige grootte geschilderd figuur van Odin bewonderen. Dat er aan tafel soo min aan teugen en redevoeringen, als aan spysen gebrek was, spreekt van selfs. Alle dese teugen en redevoeringen stonden natuurlyk in betrekking met de eenheid van 't skandinaafschc Noorden, ter eere en ter bevordering van welke het feest is ingesteld. *S* Te Assche had over eenige dagen (22 febr.) een concert plaats ten voordeele der behoeftigen. De kooren, welke er gesongen werden, de programmas, de ingangskaarten, alles was vlaamsch. Wy verheugen ons soo veel te meer, dit te mogen mededeelen, als by eene soortgelyke gelegenheid, het hoogwy segemeentebestuur eener naburige gemeente, waar niemand anders dan vlaamsch spreekt, vond, dat het toch raadfamer was, de programmas en de kaarten in 't fransch te laten drukken. Willen die heeren misschien ook het kruis van het eerelegioen verdienen, gelyk mynheer Baron? *F* Wy vernemen, dat men te Brussel eene nieuwe vlaamsche sangmaatschappy sal stichten. Wy juichen die gedachte ten volste toe, daar het soo veel geroemde Gombertsgenootschap niets van sich laat hooren, noch sien en sedert lang gelyk dood schynt. *V* Het jaarfeest der antwerpsche rederykkamer ‘de Olyftak’ was ten | |
[pagina 376]
| |
uiterste glansryk. Verspreeuwen, Conscience, Vleeschouwer, Van Ryswyk en Van Kerkhoven (door Ed. Terbruggen) hebben er gesproken, de Scheldesonen heerlyke kooren gesongen. ‘Seshonderd dames syn bekeerd,’ schryft men ons (28 febr.) ‘de geestdrift duurt nu nog voort en saturdag deden viertien nieuwe leden sich in de rederykkamer voorstellen.’ Hoe lang sullen onse franschelaarkens nog de vlaamsche beweging kunnen onopgemerkt laten? Waartoe sal hun dit welhaast dienen? Och armen! *V* De dichter van den Leeuw van Vlaanderen is door syne majesteit, den koning van Pruissen tot ridder van het order des rooden adelaars benoemd. Op 26 van sebruaris ontving hy er de tyding van en op denselfden dag nog gaf de akademie, wier griffier Conscience is, hem een luidruchtig feest, waarby de sinnebeelden van Pruissen en Belgiën steeds verbonden en verbroederd voorkwamen. Adelaar en leeuw prykten er tesamen in menig sprekend beeld. Kanonen, illuminatie, vuurwerk, koorgesangen, ovaties, niets ontbrak er, en lang nog sal de erinnering aan dit schoone feest te Antwerpen blyven leven. |
|