Braga: dichterlijke mengelingen. 1843(1842-1843)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan een vliegjen in Oktober. Proeve van waarachtig zielsgevoel. Mijn hart rigt daar voor u in een vergeten dal Een zoden-outer op! Helmers. (Ingezonden.) Hoe! zweeft gij nog mijn kille kamer rond? Uw moeder en uw zusters zijn reeds henen, Zelfs de ooievaar is van mijn dak verdwenen, En koeler wordt de koele morgenstond. Uw vleuglenpaar, arm diertjen, schijnt verlamd; Mijn melkpot heeft voor u haar zoet verloren; Mijn suiker kan uw mond niet meer bekoren; De herfstkou heeft uw pootjens half verstramd. Bewaar mij God, dat 'k u den doodsteek geev'! Neen, vrees mij niet, mijn hand zal u niet dooden: 'k Wil liever door mijn warmte u tot mij nooden, Opdat uw kracht weêr door mijn ader leev'. [pagina 87] [p. 87] Zij weten 't niet die brassen aan den disch, En warm en wel rinkinken met bokalen, En zweven door den gloed der ruime zalen, Hoe tergend wreed dit voor een vliegjen is! Of zwijmt het niet den winter te gemoet? Oktober gunt het naauwlijks kracht ten leven, November ziet het niet meer opwaart zweven, December rooft zijn laatsten levensgloed. Uw sterfbed zij mijn holle hand; uw lijk, Zwart, mager, plat, zal zweven op de winden: Zoo moogt ge dan uw dierbren wedervinden, U voorgegaan in 't donker schimmenrijk! Vlieg dan tot mij met loome vlerkjens; gij, Bezwijkend voor des winters felle vlagen! Maar neen,..... ik zou 't gezicht niet kunnen dragen, Spaar mijn gevoel.... en zieltoog ver van mij! Vorige Volgende