Braga: dichterlijke mengelingen. 1843(1842-1843)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De redding. Mijn zoetelief bedankte mij, Dat maakte mij een vreugdehater. Toen liep ik naar een vlietend water, Het water liep mij snel voorbij. Daar stond ik nu, vertwijflend, stom, Mijn kloppend hoofd scheen zwijmeldronken - Vast ware ik in den stroom gezonken, De waereld draaide met mij om. Maar stil! - daar hoorde ik iets! daar riep Een stemmetjen zoo zilver teder; Ik keer mij om - daar klonk het weder: ‘Mijnheer, pas op - de sloot is diep!’ Nu liep er iets door al mijn bloed; 'k Zie op; het meisjen is een roosjen; Ik vraag haar: wel, hoe heetge? - ‘Koosjen.’ - O liefste Koosjen, gij zijt goed. Gij redt mij in mijn groene jeugd: Voor altijd dank ik u mijn leven; Maar, kind, dat is niet veel gegeven, Wees daarom ook mijn levensvreugd! - En daarop klaagde ik haar mijn nood; Zij sloeg heur oogjens blozend neder; Ik kuste haar, en zij mij weder; En nu - vooreerst niets van den dood! - (Göthe) Vorige Volgende