Braga: dichterlijke mengelingen. 1843

[p. 69]

Jeremiade.

Op! rijmsmidsgezellen,

In 't dichtvuur gehard,

Die honderd kunt tellen

En 't rijm weet op smart!

Op, halfblankspoëeten!
De nagels gegeten,

De handen in 't hair!

Aan 't sjouwen, aan 't zweeten:

September is daar!

Nu stormen de brieven:

‘Och, stuurme wat versch!

Gij zult me gerieven:

Mijn prul moet ter pers'!’ -

Nu vallen er centen!
Wat martge, Scribenten?

Gij dubt? ben je mal!

Vraagt niet naar talenten:

De Durf is het al!

Nu woudtge wel vragen,

Wat kookseltjen best

De hongrige magen

Der lezeren mest?

De gapende nebjens
Verslinden de schepjens,

Niet proevende schier!

Maar wiltge receptjens,

Zoo volgen ze hier:

Maakt liedjens, sonnetjens,

Op kris en op kras,

Maakt lieve koepletjens,

Zoo nevlig als gaz.

Maakt Op-jens en Aan-tjens,

En Ochjens en Oos,

Een zeepzop van traantjens,
Met graven en maantjens

Uit Byronsche doos!

Geeft lierems en larems,

Geeft kermisgezang,

Geeft huilende harems,

Een alphabeth lang;

Maakt Keetjens en Kaatjens,
En Netjens en Naatjens!

Maakt apenmimiek!

Geknutsel bij plaatjens

Van vreemde fabriek.

Geeft Roovergefoeter,

Of Riddergezwets;

Geeft dolhuisgekoeter

Of keukengeklets.

Geeft neveldampzwaaiing,
Geeft levensverdraaiing,

Naar de Engelsche smaak,

Geeft logenuitkraaiing

En nonsensgebraak!

Zóó wil het Mode,

Die alles verplet!

Wie schrijft om den broode

Die volge haar wet!

De lier dan getokkeld!
De wansmaak gesmokkeld

Uit Seine of uit Theems.

Alle éénheid verbrokkeld!

En - leve 't Uitheemsch!

O spoorweg -, o stoomvaart -,

O almanaks - eeuw!

Hoe trektge alles stroomwaart

Met ganzengeschreeuw!

De Kunst ligt te slapen,
't Genot staat te gapen,

De Deernis wordt moê...

O Mannen, o Knapen,

Waar moet het naar toe??